Wat een mooi vak de mediëvistiek is, dat blijkt uit het essay dat Bram Caers schreef voor de bundel Spiegelingen die morgen verschijnt. De bundel is samengesteld en volgeschreven door prominenten uit het vak, ter gelegenheid van het afscheid van Frits van Oostrom aan de Universiteit Utrecht, maar het bevat geen rechtstreekse eerbetonen aan Van Oostrom, maar aan een keur van andere historici, letterkundigen, filologen en anderen die ons in de afgelopen eeuw inzicht hebben gegeven in die periode die we middeleeuwen noemen. Dit onder een door Van Oostrom gegeven motto (‘Good history leaves us reflecting about the present as well as about the past’). Wat hebben die oude specialisten over een nog oudere periode ons te vertellen over de eenentwintigste eeuw.
Aardig is dat er ook jongere onderzoekers aan het woord gelaten worden. Zoals Bram Caers dus, die een artikel schreef over Wim Gerritsen. ‘Verwondering als drijfveer’ heet dat hoofdstuk, en om die verwondering prijst Caers de oude meester terecht. De verwondering en
een houding van nederige nieuwsgierigheid, een open blik en een gelijkwaardig, onbevooroordeeld tegemoet treden van de ander, ook al rust die ander al meer dan zevenhonderd jaar in vrede
Caers vertelt het verhaal van Gerritsens onderzoek naar de locusta bij Jacob van Maerlant. Locusta betekent sprinkhaan, maar Maerlant maakt er op gezag van Augustinus een viervoetig dier van dat zo groot is als een konijn. Wat een onzin, zou de snelle lezer denken, maar Gerritsen laat door nauwkeurig lezen zien hoeveel geleerdheid en werk Maerlant stak in zijn beschouwing van dit beestje, en hoeveel we dus te winnen hebben bij het serieus nemen van de ander, hoe anders het vertrekpunt van die ander ook is geweest.
Constante in het vak
Gerritsen liet die methode overigens goed zien in zijn lezing in 2001 bij de opening van neerlandistiek.nl, de wetenschappelijke voorloper van het tijdschrift dat je nu leest, waarin hij de eerste zin van de uitnodiging (‘” ’t Tijdschrift gaat neerlandistiek.nl heten en wordt alleen elektronisch aangeboden”) aan deze methode van historisch lezen onderwerpt, door achtereenvolgens het lidwoord ’t, het hoofdlettergebruik en de historische achtergrond van de woorden elektronisch, tijdschrift en neerlandistiek te bespreken. De lezing is doordrenkt van ironie en tegelijkertijd ernstig.
Gerritsen richtte die aandacht niet alleen op dode beroemdheden of op zijn ‘eminente collega’s’, zegt Caers, maar ook op studenten, die in de voetnoot bij het artikel over locusta net zo goed bedankt worden. Gerritsen kreeg die aandacht ook terug – zijn studenten bedachten hem bij leven, en trouwens ook na zijn overlijden herhaaldelijk met mooie eerbewijzen. Op die manier wordt een continuïteit zichtbaar van mensen die elkaar serieus nemen: Augustinus – Maerlant – Gerritsen en Caers.
Die aandacht voor studenten en het belang van het onderwijs zat ook al in Van Oostroms afscheidslezing (waarvan we de tekst later vandaag op Neerlandistiek plaatsen). Zoals ook zijn nieuwe boek ruim aandacht besteedt aan eerdere geleerden die zich over de Reynaert bogen én andere leermeesters. Het is de constante in een vak dat nog niet is aangestoken door de koorts om voortdurend nieuwe ontdekkingen te moeten doen en zich daarom nog kan richten op het doorgeven van kennis.
Geleerde verwondering
Caers wijst erop dat we van deze geleerde houding veel kunnen leren, dat
de welwillendheid en de onbevooroordeelde, geduldig onderzoekende blik die met de verwondering samengaan ook de maatschappij ten goede kunnen komen. Het gesprek aangaan vanuit een welwillende gelijkwaardigheid is immers een gunst die we niet enkel de middeleeuwse auteurs kunnen verlenen, maar ook de buurman en elke ander, nabij of veraf, die ons pad kruist. Zeker in een polariserend maatschappelijk klimaat, waarin opinievorming zo ongenuanceerd en vluchtig verloopt, kan Gerritsens geduldige, verwonderde houding, wars van enig vooroordeel en als kiem van een wezenlijke interesse in wat anderen beweegt, ook in meer algemene zin tot voorbeeld strekken.
Caers laat zien dat de lijn waarvan Gerritsen zo’n vooraanstaande vertegenwoordiger was, nog lang niet is afgebroken, met zijn elegante proza en zijn vermogen om zulke fraaie karakteristieken te zien van een voorganger. (Dat blijkt trouwens ook uit alle andere artikelen in deze bundel, op de een of andere manier. Lees Spiegelingen!)
De toorts van de geleerde verwondering wordt voortgedragen. De mediëvistiek haalt de tweeëntwintigste eeuw wel.
Wim van Anrooij, Bart Besamusca, Dieuwke van der Poel, Frank Willaert. Spiegelingen. Mediëvisten voor de eenentwintigste eeuw. Amsterdam: Prometheus, 2023. Bestelinformatie bij de uitgever.
Een deskundiger bespreking van dit boek volgt hopelijk nog op Neerlandistiek.
Robert Kruzdlo zegt
De toorts van de geleerde verwondering wordt voortgedragen door in de spiegel te kijken, zelfkritiek en durfen naar onder te kijken, naar het gewone volk?. Mensen die geen deel uitmaken van een geselecteerd intellectuele groep worden nimmer bereikt. En dus schreef een tijd geleden Marc Kregting: Hoog tijd om echte literaire kritiek te beginnen en dus een ideologische strijd te laten losbarsten. Dan kom ik bij een partij die iets teweeg kan brengen: de neerlandistiek.
En wat is er tot nu toe gebeurd? Marc+ het blijft een aparte sterrendom.