Inleiding bij LEES MEI 2023
Gorters gouden greep: debuteren met een groot gedicht over de bloeimaand. Elke lente weer actueel – toch?
Ook onze eeuw organiseert weer van alles rondom Gorter – meestal in mei. Tijdens de pandemie verschenen er vrijwel gelijktijdig twee (!) complete Engelse vertalingen, en dit jaar was al raak in april. In de seizoenenreeks van Das Mag publiceerde Ellen Deckwitz een essay waarin ze verrassend betoogt dat Mei feitelijk draait om the cruelest month. Aprils dood, stelt ze, doet Mei meteen haar eindigheid beseffen en opgroeien in de wetenschap niet cyclisch te zijn. Het leidt tot Deckwitz opdracht aan ons, 2023-ers, niet als Balder de ogen te sluiten voor de kapotte planeet door ons terug te trekken in klimaatontkenning dan wel -depressie – maar om, als Mei, te leven in protest en in genot. Samengevat: ‘Lekker weertje om een snelweg te bezetten!’
Dergelijke ecokritische lezingen doen Mei weer even meegaan. Gorters ‘ecologisch treurdicht’, zoals Jacob Groot het typeerde in een special van De Gids uit 2018, is news that stays new… en toch onherroepelijk verandert – zo laat Piet Gerbrandy in datzelfde nummer zien. Zijn essay ‘Nieuw luisteren’ tast een nieuwe lectuur af van Mei, nu haar cyclus is verstoord door de Grote Vervuiler, die de ooit eeuwige seizoenen heeft gedestabiliseerd. Onze ecosysteemcrisis maakt elke lente schrikbarend nieuw.
Luisteren dus, vandaag, wat Gorters oude debuut ons te zeggen heeft. Om het gehoor te scherpen, probeer ik iets nieuws te zeggen, minder vanuit eco-, dan vanuit neologisch perspectief – met speciale aandacht voor de audio.
Neo
‘Neologie’ noem ik de kunst en kunde van het nieuwe. Als geboren neofiel streefde Gorter zijn leven lang naar een nieuwe taal voor een nieuwe wereld (& een nieuwe mens). Zijn openingszin was manifest en liefdesverklaring ineen. Tot in de vorm, want het adjectief ‘nieuwe’ wordt weliswaar herhaald, maar niet zonder verschil. Zijn eerste zin presenteert direct de twee dominante theorieën binnen de neologie. Het nieuwe komt nooit uit het niets, maar is a) terugkeer van iets ouds dat is vergeten, of b) recombinatie van twee dingen die niet eerder met elkaar werden verbonden.
‘Een nieuwe lente’ is a): terugkeer van het oude, als nieuw. Cyclisch, dus niet onverwacht, maar elk jaar voor wie zicht heeft op groen toch weer shockingly new – zelfs zonder winterse winter en herfstige herfst. Het ‘nieuwe geluid’ uit de openingsregel echter, is een ander nieuwe. Is het b) recombinatie, en zo ja: van wat, eigenlijk?
Dat onze debutant het nieuwe nog inhoud moest geven, gaf hij ruiterlijk toe: ‘ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit, / dat ik vaak hoorde […] In een oud stadje’. Dus toch weer a) terugkeer van iets ouds. Kernwoord echter is hier, als in heel Mei, ‘als’ – combinatie-marker bij uitstek! Als een razende recombinator (5 x ‘als’ in de eerste 20 regels) vergelijkt Gorter zaken die niet per se bij elkaar horen, met als beruchtste geval: ‘Dan blies een jongen als een orgelpijp, / De klanken schudden in de lucht zoo rijp / Als jonge kersen.’
Droogstoppels keuren dit fout: kersen zijn onmogelijk rijp én jong. Een professor poneerde: het betreft hier de meikers. Als neoloog voeg ik toe: Gorter slaat de spijker op z’n kop door Mei te typeren in een gespleten notendop: een volgroeid debuut, rijp als een jonge kers, nieuw als een oud geluid.
Toegegeven: weinig hemelbestormende inzichten. Mei is dan ook geen poëzie om op te promoveren (wat evenwel vaak gebeurd is). Liever beschouw ik Mei als Gorters eigen proef-schrift. Niet in de Klassieke Talen (daarin promoveerde Gorter kort na voltooiing van Mei en volgens classicus Gerbrandy ‘buitengewoon slecht’) maar in de Hollandse Poëzie. Terwijl Mei inslaat als een bom, wil Gorter zelf vooral verder. Dra na voltooiing evalueert hij het ‘ding’ als iets ‘van niets dan schittering en zonschijn’: ‘Ik heb iets willen maken van heel veel licht en een mooie klank, verder niets.’ Wie dit leest als valse bescheidenheid, vergeet dat Gorter vals noch bescheiden was. Hij dacht groot en nieuw, en zette een ambitieus debuut op touw dat zijn kostje moest kopen in de actuele Nederlandse literatuur (Q.E.D.).
Senseo
Het nieuwe ontstaat uit het oude. Elk nieuwe wordt oud. En brengt nieuw nieuwe voort. Zie ook Mei. In Boek III is de maand bijna passé – ze wordt palliatief verzorgd door de dichter, die intussen zint op iets nieuws. Langzaamaan voelt hij zichzelf veranderen, niet cyclisch of lineair, maar sensorisch: ‘duizelde / Mijn hart niet zoo in mij en suizelden / Mijn ooren niet en sloten mijne oogen / Niet bijna toe. Ik dacht niet, er bewogen / Nieuwe zinnen in mij’. Deze ‘nieuwe zinnen’ wijzen op een revolte van de zintuigen. De aanzienlijkste, zicht & gehoor, staan traditioneel gezien boven reuk, smaak en tast, omdat het meer tijd neemt voordat de ratio ze verwerkt, wat leidt tot contemplatie. Vertraging. Reflectie. Gorters nieuwe zinnen echter ambiëren een sneller, directer, intenser en sensorischer taal. De tast der nieuwe poëzie is fast.
Mei als duurzaam fastfood?
‘Een nieuwe lente, ambiguïteit’ – aldus de Mei van onze eeuw: N30 van Jeroen Mettes, een enorm prozagedicht met als ondertitel Nieuwe zinnen, dat de teloorgang van het nieuwe bezingt. Een neologisch treurdicht!
De afstand tussen Mei en ons is groot: aan deze zijde van de 20e eeuw verlangen wij tevergeefs terug naar het ongerept cyclisch nieuwe van de lente, terwijl Gorter aan zijn zijde juist een breuk wilde forceren met de wetten der natuur. De doem van het Antropoceen is dat wij niet terug kúnnen. Het nieuwe is ons lot. Na Mei brak Gorter door naar een radicaal lyrical present (‘o nieuw getijde dat is nu’) – maar wat beginnen wij, nu? Terug naar Mei, of toch door, naar…?
Audio
Ja, waarom zijn wij hier vandaag bijeen? Ik ben nieuwsgierig en benieuwd naar ieders antwoord. Zelf kan ik daarover nog twee dingen zeggen. Eerst iets over hoe Gorter zelf voorgelezen moet hebben. Want voordat Mei verscheen in boekvorm en werd voorgepubliceerd in De Nieuwe Gids, ging Gorter er de boer mee op. Daar zijn getuigenissen van: oor-getuigenissen.
Eerst was Mei nog geheim. Had hij een stuk af, dan las hij dat voor aan Alphons Diepenbrock, de componist. Die kon het niet voor zich houden, zo blijkt uit een herinnering van Jacobus van Looy, de schilder:
Eens kwam ik hem [Diepenbock] tegen, jonkheerlijk als hij was, in de Utrechtsche straat en hij liep wat met mij op of ik met hem. En plotseling, met die stem eens dichters die de woorden zoo lief heeft, zei hij: ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid, hoe vindt je dat?’ Wij wandelden en gingen om met ‘Mei’, het toen nog onbekend gedicht van zijn vriend en studie-genoot, Herman Gorter en als gevolg er van kwam Gorter in mijn werkplaats het mij voorlezen, drie avonden lang. Wat mij daarvan niet het minste is bijgebleven, is, dat de dichter der Mei zijn heldere verzen bijna voorlas of het proza was.
Toen het af was, ging Gorter langs bij de belangrijkste poëziemannen van toen: eerst Willem Kloos en daarna Albert Verwey. Een paladijn van Kloos, Hein Boeken, luistervinkte:
Toen ik thuis kwam vond ik daar Kloos en Gorter aan het koffiedrinken en Gorter aan het voorlezen van zijn gedicht. Ik heb het ook voor gedeelten gehoord maar het is moeielijk hem te volgen. Hij leest zeer eentónig.
Tot slot ging het naar de salon van de Van Eedens. Daarover schrijft Gorter in een brief:
Ik kon mijn eigen stem in de kamer gedempt hooren worden. Soms dacht ik dat er een begon te huilen, mevr. v.E., maar het was niet zoo.
Om de cirkel rond te maken, brieft Diepenbrock dit weer door aan zijn ouders:
Gorter schreef mij dat hij het bij van Eeden had voorgelezen, en dat hij daar ieder oogenblik op het kleine stoeltje, waar hij op zat, moest denken onder ’t lezen, aan het kleine kamertje op de Heerengracht, waar wij samen die heerlijke Saterdagavonden hebben doorgebracht, toen hij het vers voorlas, iedere week een nieuw stuk, en van tijd tot tijd een pause maakte om een stukje grijs roggenbrood te eten’.
Wat leert ons dit? Ten eerste dat Mei is gemaakt om te horen. Het nieuwe geluid betreft ook letterlijk de stem van de dichter, die voorlas op een nieuwe manier: als een lentewind, snel – of ’t proza was. Voor classici als Boeken te eentonig – of toch te nieuw?
Als als
Het zo nadrukkelijk als gedicht geschreven Mei, was, eenmaal af, voor de dichter ervan geen klassieke poëzie meer maar ritmische flow – nieuwe zinnen. Het rijm, ogenschijnlijk zo prominent, dankte hij bij het voorlezen ervan af. Tijdens het maakproces was het rijm de motor geweest om uptempo door te schrijven, als generator van recombinatie, vergelijkbaar met het woord ‘(zoo)als’ – als als.
In neoauditieve zin is Mei één groot optisch bedrog. Het ziet eruit als poëzie as we knew it, maar doordat de taal ervan veeleer de zin dan de versregel volgt, kun je het gedicht niet lezen op de oude, poëtische wijze. Laat staan voor-lezen.
Mei leent zich slecht voor declamatie: de retorische, 19e-eeuwse voordracht van een poëzie die gericht was op heldere communicatie met een burgerlijk publiek. Mei leent zich evenmin voor een artistieke voordracht: de toen nieuwe, impressionistische techniek van de voordrachtskunstenaar, die het lyrische gevoel laat primeren op de betekenis van de expressieve poëzie. De oorgetuigen van Gorters leessessies vertellen ons dat Mei draait op en om zijn hoge tempo, als een wél, een bron van taal, allesbehalve zuinig, on-Hollands. En tegelijkertijd, (o nieuw getijde dat is ambigu) ín-Hollands, onbeschaamd overdadig, als een miljonair die toch gewoon gebleven is. Zie Mei als demonstratie van wealth, weelde, Gorters onvalse, onbescheiden sollicitatie voor Neerlands voorhoede – een militante literaire dienstplicht, waarvan hij, zodra hij zich bewezen had, weer áf wilde. Zoals je van een proefschrift af wil.
Twee tips
1. Lees Mei dus alsof ’t proza was. Als nieuwe zinnen van punt naar punt. Vergeet de eeuwoude poëzie die het is. Ter illustratie: toen LEES MEI door de pandemie op pauze stond, kwam er toch een verzoek om Mei te doen – online. Ik heb toen geprobeerd mijn stuk (160 regels) zo snel mogelijk voor te lezen. Na veel oefenen redde ik het binnen 8 minuten – 20 regels per minuut. Toevallig direct na mij las mijn leermeester in de neologie. Over zijn stuk van dezelfde lengte deed hij 12 minuten, wat neerkomt op 13 regels per minuut – een derde langzamer. Zou zijn hele Mei 5,5 uur hebben geduurd, in prozatempo moet het kunnen in 3,5 uur. Een blik op het programma van vandaag leert: 100 lezers van 3 minuten = 5 uur zuivere leestijd. Een stuk langer dan Gorter, denk ik. Anderzijds: hij nam er drie avonden voor. En deed het op stukjes grijs roggebrood.
2: LEES MEI, lees ook eens Pan. Afgelopen 1 mei – het in Nederland niet gevierde Arbeidsfeest – kwam er reactie op Deckwitz’ essay vanuit Jacobin Nederland, een nieuw, links geluid met opvallend veel dichters in de redactie (eerder De Nieuwe Tijd dan De Nieuwe Gids). Men promootte er het epos Pan (1916)– lichtjaren na Mei geschreven – als Gorters ware, internationale meesterwerk. Ik ben het daarmee eens en val de Jacobijnen bij, niet door hun fragment te re-citeren, want dat komt uit de tweede Zang van Pan, een afdaling in de proletarische hel, maar voor de gelegenheid af te sluiten met een passage uit de derde Zang, een neologische hemelvaart, waarin het nieuwe wordt uitgezongen als nooit ervoor of erna. Deze passage loopt uit op een voordracht zoals, stel ik me voor, Gorter (alias Pan) die kon geven nadat hij het menschengeluk had gevonden in zijn nieuwe liefde:
Pan trad op in den tijd die Nu is Nu.
De donkerblauwe nacht werd licht, en ’t licht
Ging over in een zacht en hemelsch blauw,
En het was Mei, volle klare gouden Mei.En het Heelal werd blauw van propaganda.
Pan trad in de stralende zonsopgang.
En de Arbeiders stroomde’ in den morgen samen.
Zooals de bloemen in de lente stroomen
Door de Kracht van de Zon en van hen zelve
Over de aarde, die door hen zacht lacht,
Zoo waren de Arbeiders saamgestroomd
Op een hoogvlakte, duizenden en millioenen.
Zooals het rozerood is van de rozen
In een rozentuin op een Junimorgen,
Zacht komt het aangestroomd uit iedren hoek,
Vermengd met goud en goudpurper oranje,
Zoo was daar het Geslacht der Arbeiders.
En daar hield eene Man eene rede,
Een man zooals een God of als een Zon.
Hij trad daar als verschijnend in het licht,
En zijne rede stroomde uit hem, alleen.
En zijne rede was om hem het licht.
Deze tekst werd, licht anders, uitgesproken ter inleiding van de manifestatie LEES MEI, op Hemelvaartsdag 2023 door Poëziecentrum Nederland georganiseerd in Dat Bolwerck, Zutphen.
Laat een reactie achter