Geachte collega’s,
Hoeveel talen hebt u vandaag gesproken? Ik hoop voor u dat het er in ieder geval meer zijn geweest dan twee.
Ja, ik weet wel: ik ben hoogleraar bij de afdeling Nederlands aan deze universiteit en velen zullen denken dat ik daarom hier sta als een strijder voor de moedertaal van de meeste mensen die hier geboren zijn. Dat ik dus wel heel tevreden zal zijn nu minister Dijkgraaf aanstuurt op meer Nederlandstalige bachelors. Dat ik misschien wel wens dat alle bachelors Nederlandstalig zijn. Tot op zekere hoogte is dat juist. Maar het is een misverstand om te denken dat die strijd tegelijkertijd een strijd moet zijn tegen andere talen.
Nederland is bovendien een meertalig land, en juist neerlandici zijn zich er steeds meer bewust van geworden dat het dit altijd is geweest. Toen de Germanen hier binnen kwamen vallen woonden hier al andere volkeren. En sindsdien is er altijd contact geweest met allerlei andere volkeren en onze literatuur is ondenkbaar zonder bijvoorbeeld de Duitse of de Franse, zoals ook onze taal tot in de vezels doortrokken is van dat contact met andere talen.
Functies
We weten dat de meerderheid van de mensen waarschijnlijk gedurende het grootste deel van de wereldgeschiedenis meertalig is geweest: op de markt spreken ze de ene taal, op school en andere, en thuis nog een derde. Voor zover we weten is meertaligheid in zulke samenlevingen niet voorbehouden aan enkele speciaal getalenteerde individuen. Het is dus mogelijk om een samenleving op deze manier in te richten, en dergelijke samenlevingen hebben vaak positieve eigenschappen, zoals dat ze betrekkelijk open zijn en veel mogelijkheden geven aan de burgers. Er is bovendien onderzoek, onder andere gedaan op onze campus, dat er voorzichtig op wijst dat ook het individu cognitieve voordelen heeft bij meertaligheid, bijvoorbeeld waar het gaat om concentratie, en – heel misschien – het vertragen van Alzheimer. Hoe dan ook verruimen andere talen natuurlijk je blik,
Het is nog steeds een beetje lastig voor te stellen, omdat we leven in een wereld waarin we sinds de negentiende eeuw zijn gaan geloven dat eentaligheid het ideaal is, dat het leren van meerdere talen is voorbehouden aan mensen met een bijzonder talent of een bijzondere interesse, dat aan meertaligheid de onrealistische eis moet worden gesteld dat je iedere taal voor alle mogelijke functies kunt gebruiken –alsof je er iets aan hebt dat je in een taal over geleerde onderwerpen kunt praten als je die taal alleen op de markt gebruikt.
Dat gedachtegoed is uiteindelijk dus niet alleen achterhaald, en geworteld in negentiende-eeuwse ideeën van één land met één taal, maar het is ook schadelijk. Leve daarom het land, het continent, de wereld die zijn meertaligheid koestert.
Het is daarom prettig dat we werken aan een universiteit waar je nog verschillende talen kunt studeren. Onze rector heeft een paar jaar geleden geopperd dat we eigenlijk naar een drietalige campus zouden toemoeten waar bijvoorbeeld informatiebordjes behalve in het Nederlands en het Engels ook in het Duits worden gegeven. Het is er nog niet van gekomen, maar ik hoop bij het afscheid toch op minstens een Van Krieken Pfad bij het Berchmannianum.
Verliezen
Nu wordt de meertaligheid van allerlei kanten bedreigd. Ik noem er nu even twee, als voorbeeld.
De eerste is de technologie. Systemen als Google Translate en DeepL worden steeds beter. Als ze eenmaal gecombineerd worden met spraaktechnologie, is de gedachte niet meer ver weg dat je in je oor een apparaatje kunt implementeren dat je influistert wat de ander zegt, met het stemgeluid van de ander, maar in jouw taal in plaats van de taal van de gebruiker. Die technologische vooruitgang zal het nog onaantrekkelijker maken om vreemde talen te leren – je letterlijke moedertaal volstaat. Te vrezen valt dat het feit dat deze technologische winst geboekt wordt, weleens een zware klap zou kunnen zijn van mensen om nog andere talen te willen leren, hoe gezond dit op zich ook is.
De tweede is het Engels. We leven in een periode waarin één taal een ongekende opmars doormaakt. Ongekend omdat er nog nooit een taal is geweest die zo wereldwijd verbreid raakte. Zelfs als Donald Trump opnieuw president wordt van Amerika en zelfs als de Brexit Groot-Brittanië nog verder in het verderf stort, is het onwaarschijnlijk dat die taal binnen een paar decennia verdwijnt van het wereldtoneel. En ook ongekend omdat het een taal is die aantrekkelijk is voor zo’n beetje alle lagen van de samenleving, van de ‘hoge’ wetenschap tot de ‘lage’ amusementscultuur. Talen als het Latijn en het Frans kenden geografisch een veel beperktere spreiding en waren bovendien eigenlijk alleen elitetalen. Waar het naartoe gaat met deze opmars valt dan ook helemaal niet te extrapoleren uit de huidige stand van zaken.
Nu hebben grote talen altijd de neiging om andere talen op te eten – vooral in een omgeving waarin wordt gedacht dat je eigenlijk beter niet al te veel talen kunt spreken en je moet concentreren op één taal. Dat gebeurt momenteel duidelijk in Nederland. Het eerste slachtoffer is daarbij niet zozeer het Nederlands, maar onze kennis van andere talen. Waar Nederland ooit trots was op het feit dat de gemiddelde persoon die school had gegaan, een mondje Frans, Duits én Engels sprak, zijn we die trots razendsnel aan het verliezen.
Pinkerfeest
U hebt het mogelijk al in de krant gelezen: het gaat niet goed met Frans en Duits in Nederland. Onder andere doordat in de eenentwintigste eeuw te weinig scholieren ervoor kozen om die talen te studeren aan de universiteit, is er nu een schreeuwend lerarentekort. Dat heeft betekend dat op hun beurt nog minder scholieren naar de universiteiten gekomen zijn, zodat de huidige opleidingen al schrikbarend klein zijn. Er is in heel Nederland nog maar één (1) hoogleraar Franse literatuur – gelukkig, zou ik zeggen, hier in Nijmegen. En dat terwijl er in de loop der eeuwen geen cultuur zoveel invloed op ons heeft gehad als de Franse!
De collega’s bij Frans en Duits doen er – heus niet alleen aan onze universiteit – alles aan om het tij te keren, maar vooralsnog krijgen ze niet heel veel steun, al moet ik daarbij zeggen dat de bestuurders van onze eigen universiteit, niet alleen Han van Krieken, wel degelijk voor de talen in lijken te willen staan. Ik wil die steun hier aan hun uitspreken. Het is vreselijk belangrijk dat we banden blijven houden, diepe, warme, intieme banden met de voor ons zo belangrijke gebieden in Europa en de rest van de wereld waar deze talen gesproken worden – economisch, politiek én cultureel. En dat kan niet alleen maar via Google Translate of het Engels. We hebben een stevige basis nodig van expertise in deze talen, ik zou zeggen aan álle universiteiten, maar zeker aan de onze.
Ik heb me de afgelopen jaren van harte ingezet voor het schoolvak en de universitaire opleiding Nederlands, en ik zal dat blijven doen, maar de schoolvakken Frans en Duits baren misschien nog wel meer zorgen. Er zijn al schoolbesturen die deze vakken niet meer aanbieden
Maar ik wil dit niet tot een politieke toespraak maken, dit is een vrolijke avond, ik ben hier vooral uitgenodigd om u tussen twee gangen te onderhouden. Mijn bedoeling is vooral om u een idee aan de hand te doen om de avond nog genoeglijker te maken: stof vanavond uw vreemdetalenkennis af! Voer uw gesprekjes zodadelijk niet in het Nederlands of het Engels, maar in een andere taal. Dat kunnen het Frans of het Duits zijn, maar ook het Limburgs of het Turks, het Grieks of het Oekraïens, een taal die u voor uw vakantie hebt geleerd of wie weet die van een oude liefde. Wie weet welke talen u allemaal deelt met uw tafelgenoten!
Laat de rest van dit diner een genoeglijk Babel zijn, een vroeg Pinksterfeest, een viering van de vele talen die er op de wereld zijn, die er ook op onze campus zijn, maar waarin we vaak zwijgen.
Dit is een schriftelijke weergave van een toespraakje dat ik gisteren hield tijdens het Hooglerarendiner van de Radboud Universiteit.
Robbert-Jan Henkes zegt
Zeer mooie toespraak! Met ontknoping!
E.van der Smit zegt
Exact, sta zo achter dit betoog, we waren trots een talig land te zijn als enige in Europa mogen we stellen en laten we vechten omdat te behouden.
Het is, was het visitekaartje van de Hollander.
Het Nederlands moet daarvoor uiteraard ook op niveau zijn, blijven en niet op de schop.
Laten we ons er sterk voor maak, samen.
Frans Daems zegt
Is Nederland het enige ’talige land’ in Europa? Wat met andere landen als België/Vlaanderen?
Robert Kruzdlo zegt
Mooi gezegd en geschreven. Nu nog de verkleinwoorden die de Nederlander gebruikt aanwijzen: biertje terwijl ik een groot glas bier wil, koffietje, enzovoorts. Nederland is een klein taalland maar de Nederlander moet zichzelf niet klein maken.
Frank Stevens zegt
In Maastricht (hoofdstad Euregio) staat net een nieuw museum op stapel. Het management is er trots op, dat de beschrijving van de collectie straks in het Nederlands, Engels en het Maastrichts aangeboden wordt.
Dat Maastrichts is mooi. Een novum.
Toch is het m.i. merkwaardig, dat uitgerekend híer geen Frans en Duits aangeboden worden. Dit is toch de ‘Euregio’?
De verantwoordelijke museummanager reageert op LinkedIn met de opmerking, dat ook Fransen en Duitsers Engels lezen en ziet het punt niet zo.
Ten eerste klopt dat antwoord niet. Het Engels is in Wallonië en Frankrijk niet geliefd. Ten tweede liggen Luik en Aken op een steenworp afstand; een talige handreiking naar Fransen en Duitsers zou zoveel betekenen. Wat kost zo’n extra bordje nou helemaal …
Deze reactie is m.i. kenmerkend. Er is een soort Randstadmentaliteit, die zelfs hier de boventoon voert. De Randstad is tevreden met zichzelf en kijkt alleen naar het VK en de VS. We hebben niet voor niets eenzelfde neoliberale politiek.
De werkelijke tol van deze eenzijdige taalkennis is m.i. culturele verarming. Elke taal is een wereld. Fransen en Duitsers dénken anders. Ook economisch, ook politiek. De voorrang van het Engels zorgt ook voor de promotie van een bepaalde mentaliteit, van een manier van denken.
Het gebruik van ‘Wereldengels’ is een paard van Troje. Voor Nederland is de blindheid voor Frans en Duits op termijn een nationale ramp. Niet alleen economisch.
Marc van Oostendorp zegt
Daar ben ik het mee eens, maar ik denk niet dat het hier gaat om Randstadmentaliteit, tenzij je in de hele wereld één grote Randstad wil zien. In Franstalig België is het Engels misschien niet geliefd, toch kiezen steeds meer scholieren er voor Engels in plaats van Nederlands. En ik sprak een paar jaar geleden een toenmalige rector van een Vlaamse universiteit die beweerde dat je Frankrijk ook best kon leren kennen uit Engelstalige boeken. Dat was weliswaar waarschijnlijk bedoeld als provocatie, maar die kwam natuurlijk niet uit het niets.
Robert Kruzdlo zegt
Met randstadmentaliteit heeft het niets te maken. Toen ik op de mergelweg, op St. Pieter woonde, rond 1954, waren er nog genoeg gegoede families die Frans spraken. O.a. tijdens de lunch. Frans was toen heel normaal. Het Duits had door de oorlog een flinke deuk opgelopen, maar ik leerde toen al de eerste woordjes. Wat was de reden dat dit beeld verdwenen is¿ De oorzaak denk ik – denk ik – was de opkomst van het socialisme. PvdA werd gedoogd al was dat niet van harte. Sjiek Maastricht trok zich terug. De rijke koffiehuizen en cafe’s verdwenen – Hotel DuCasque bijvoorbeeld – en uit de randstad kwamen de rijke die de oude hoerenkasten opkochten. Dit en meer werd het drie-talige Maastricht, door het Mastreechs verdrongen en kon het volk van boven de revieren zich laven. Zelfs als ik een wandeling maakte van een paar kilometer, de brug bij Near Canne overstak moest men Frans spreken. Dit is nu allemaal verdwenen door de taalstrijd van de Voerstreek. En, meer dan het socialisme heeft het Nederlands en Engels bij het sluiten van de kolenmijnen zich kunnen vestigen. En, door de universiteit Maastricht werd het nog erger. En zo is het ongeveer gegaan. Nu nog kun je naar een stevige wandeling van St. Pieter naar de Voerstreek de plotselinge taalgrenzen beleven. Het is nog niet gedaan met…het Frans en het Duits. Drielandenpunt zegt genoeg. En nu het museum nog eens benaderen, maar dan aan gene zijde….(…)
Weia Reinboud zegt
En hoe verliepen de tafelgesprekken na je lezing?
Linda de Veer zegt
Meertaligheid is op het eiland Bonaire overal te merken. Men spreekt hier Papiaments, Engels, Nederlands, Spaans. Mijn zus en ik schrijven elkaar over welke woorden, zinnen en uitdrukkingen in deze talen opvallen. Er is zelfs een vijfde taal die we meenemen en dat is gebarentaal voor doven. Mocht je hier meer over willen weten? Lees onze 25-delige serie columns op platform Bonaire.nu. Je vindt het onder de titel Hé zus, jij hebt makkelijk praten. Ook te beluisteren als podcast op Spotify.