Waarom gedichten van Ruth Lasters lezen?
Zoals klassieke pianisten na hun concert een jazzcafé induiken om ook nog eens te kunnen genieten van muziek, zo leest de taalkundige gedichten. De hele dag ben je alles aan het rationaliseren en bedenken, dan wil je je aan de randen van de dag ook nog wel vertreden. En omdat taal in al haar veelvormigheid en rijkheid het enige is wat er werkelijk toe doet, het raadsel van de taal te groot is om alleen in het werkzame leven te kunnen omvatten, grijp je dan naar een dichtbundel waar het taalgevoel de vrije loop krijgt.
In het gedicht ‘Oor’ in haar nieuwe bundel Tijgerbrood fantaseert de ik over het moment dat ze dood is, en haar geliefde ook nog eens een oor breekt van haar favoriete theemok. Dat gedicht begint zo:
Oor
Hierbij alvast – je weet maar nooit – mijn condities
voor de transplantatie van een kopjesoor
naar mijn stukke, favoriete theemok.(…)
Dat deze condities gesteld worden aan een minnaar of minnares wordt pas later eerst duidelijk. Uit ‘zoals jij mij altijd volstaan hebt’ spreekt misschien liefde, heel vertrouwde liefde zelfs (want het lijkt ook iets te betekenen ‘je bent nu niet bepaald volmaakt, jij bent het simpele kopjesoor onder de mensen’), maar die zou ook nog aan een kind of een goede vriend gericht kunnen zijn – verderop is er echter sprake van ‘mijn buik tegen jouw rug’ en nog weer later van een “‘nieuwe’ – geloof je dat nou echt? – liefde”.
Maar wat ik heel fijn vind: dat vertrouwde zit al in één woord in de allereerste strofe. Stukke.
Meegenieten
Dat woord wordt voorafgegaan door wat plechtige woorden die doen denken aan het notariaat: ‘condities voor de transplantatie’. Hier schrijft iemand aan haar testament in een document dat voor altijd vast moet liggen. Woorden om voor te laten lezen door een grijze heer in een grijs pak.
Maar stuk is geen woord dat een grijze heer in een grijs pak zou verbuigen. Volgens Van Dale vinden we het ‘zelden anders dan in predicatief gebruik’. Je zegt wel ‘de mok is stuk’, maar niet ‘de stukke mok’. Of althans, mensen zeggen dat waarschijnlijk voortdurend, maar alleen in intieme kring.
Hoe dat kan, dat een verbuiging intimiteit voortbrengt, volgens mij is daar geen sluitende taalkundige verklaring voor.
Nog een nuance wordt vervolgens toegevoegd door het woord theemok. Ook dit zou de notaris waarschijnlijk zo niet gebruiken. Een mok is een mok, het verschil tussen een theemok en een koffiemok is alleen te zien voor wie de gebruiker kent – wie de gebruiker goed genoeg kent om te weten waar ze het liefst haar thee uit drinkt.
Door dit alles worden die woorden condities en transplantatie ineens ironisch. De ik praat duidelijk niet tegen de notaris, en die plechtstatige woorden zijn daarmee alleen maar een intiem grapje, waarvan waarschijnlijk alleen de aangesprokene de portee begrijpt, maar waar de lezer van mag meegenieten.
Laat een reactie achter