Wie dagelijks deel uitmaakt van het Vlaamse universiteitsleven, als student of lesgever, heeft wellicht al eens gehoord van de Confessionspagina’s op Facebook. Er is een pagina voor elke universiteit waar studenten hun gekste en gênantste belevenissen posten, en soms ook hun frustraties, al dan niet over proffen, andere studenten of de universiteit zelf. Onlangs kwam ik ook nog eens terecht op de pagina van UAntwerpen. Daar las ik een confession die meteen mijn aandacht trok:
Vrouwen met donkere wenkbrauwen… Ik heb daar bang van.
Hoewel het best intrigerend is waarom deze persoon zich zo geïntimideerd voelt door wenkbrauwen, was het vooral de tweede zin die mijn blik trok, en dan in het bijzonder het gebruik van “bang hebben van”. Dat is een voorbeeld van wat we in de normatieve taalkunde een “idiomatische contaminatie” noemen, oftewel een samentrekking van twee bestaande vaste uitdrukkingen in dezelfde taal. In het voorbeeld hierboven komt “bang hebben van” voort uit enerzijds “bang zijn van/voor” en anderzijds “angst hebben voor” (standaardtaal in het hele Nederlandse taalgebied) of “schrik hebben van” (standaardtaal in België).
Grammaticaboeken en erkende websites zoals taaladvies.net definiëren contaminaties als een stijlfout, wat duidelijk wordt uit negatieve benamingen zoals “onjuiste samentrekking” en zelfs “verhaspeling”. Het woord “contaminatie” zelf doet denken aan een soort besmetting van taal, een negatieve invloed van de ene uitdrukking op de andere. Dat sommige mensen wel degelijk over contaminaties struikelen, blijkt uit de reacties op bovenstaande confession: bovenaan de commentsectie vinden we de gefrustreerde opmerkingen van enkele lezers die de student wijzen op diens gebruik van “bang hebben van”.
Vanuit taalkundig opzicht zou je kunnen zeggen dat contaminaties best vreemde (of beter: interessante) constructies zijn. Dus laten we even bekijken hoe die samentrekkingen dan in onze taalproductie terecht zouden komen.
Keuzestress
Om een boodschap over te brengen in taal, heeft je brein twee zaken nodig: betekenis (wat wil je zeggen?) en structuur (hoe wil je het zeggen?). Eerst activeert het geheugen alle woorden en uitdrukkingen met een betekenis die aansluit bij je boodschap; hoe beter een woord of uitdrukking de betekenis uitdrukt die je voor ogen hebt, hoe sterker dat woord of die uitdrukking geactiveerd wordt. Het woord of de uitdrukking met de sterkste activatie krijgt vervolgens voorrang in je taalproductie en wordt samengevoegd met andere woorden en uitdrukkingen om je zin of boodschap te vervolledigen.
Lexicale of idiomatische contaminaties kunnen zo ontstaan door conceptual blending: taalgebruikers vormen, al dan niet bewust, associaties tussen twee woorden of uitdrukkingen op basis van overlap in hun betekenis, uitspraak en/of syntactische structuur. In het geval van “bang hebben van” is er bijvoorbeeld sprake van synonymie: als je bang bent van iets, dan heb je daar angst voor (of schrik van). Er zijn dus sterke betekenisassociaties tussen beide uitdrukkingen die mogelijk leiden tot een sterke dubbele activatie. Bovendien hebben “bang zijn van” en “angst hebben voor” een soortgelijke structuur: een adjectief of zelfstandig naamwoord gevolgd door een werkwoord en een voorzetsel. Die overlap in syntactische structuur kan maken dat de uitdrukkingen verwisselbaar zijn en dus op dezelfde manier ingepast kunnen worden in een zin zonder dat de zinsstructuur hierdoor verandert. In “Ik ben bang van donkere wenkbrauwen” en “Ik heb angst voor donkere wenkbrauwen” nemen “Ik”, de constructie met “bang”/“angst” en “donkere wenkbrauwen” telkens dezelfde posities in.
Die overlap kan ertoe leiden dat er een soort kortsluiting ontstaat in je brein en twee uitdrukkingen als het ware in elkaar klappen. Vooral in spontaan, gesproken taalgebruik is het zaak dat sprekers snel een grote hoeveelheid informatie kunnen overbrengen. De hersenen moeten dan snelle beslissingen maken over de vorm en betekenis van je boodschap, wat het risico op versprekingen en vermengingen vergroot.
Taalcontact
Hoe groter je taalrepertoire, hoe groter ook de kans dat je brein associaties kan maken tussen verschillende woorden en uitdrukkingen. Dus ook het aantal talen dat je kent, kan een rol spelen in de productie van contaminaties: hoe vaker je in contact komt met een bepaalde taal, hoe sterker je mentale representatie van die taal. In taalproductie kunnen semantisch verwante uitdrukkingen in een vreemde taal dan sterk geactiveerd worden naast de Nederlandse equivalenten, zeker wanneer ze qua structuur probleemloos passen in een Nederlandse zin. Eline Zenner schreef hier eerder al een stukje over, toegepast op het Engels.
“Bang hebben van” is bijvoorbeeld een mogelijke leenvertaling van het Franse avoir peur. Het Frans speelde vooral in het verleden een prominente rol in Vlaanderen, waardoor ook meer mensen aan de taal blootgesteld werden. Dit kan vervolgens een boost gegeven hebben aan het ontstaan en de verspreiding van constructies zoals “bang hebben van”, omdat het Franse alternatief automatisch mee geactiveerd werd in het geheugen naast de Nederlandse uitdrukkingen.
Verspreiding
Het blijft niet altijd bij een eenmalige verspreking: soms gaan contaminaties zich verspreiden en worden ze deel van de woordenschat van bijvoorbeeld lokale dialecten. Ook in het Standaardnederlands vind je enkele voorbeelden (bv. “met zich meebrengen” uit “met zich brengen” en “meebrengen”). Soms neem je een contaminatie over in je eigen taalproductie, bijvoorbeeld omdat een gesprekspartner de uitdrukking net gebruikt heeft en die nog actief in het geheugen zit. Die reproductie versterkt de mentale representatie van de contaminatie bij jezelf en bij je gesprekspartners, waardoor de uitdrukking opnieuw sneller gereproduceerd wordt, enzovoort.
“Bang hebben van” is dan ook geen unieke constructie: een snelle zoektocht op Google levert tal van voorbeelden op waarin de contaminatie wordt gebruikt (meer dan 4000 hits). Elke keer dat we “bang hebben van” lezen, zeker op korte termijn, vergroot de kans dat we de uitdrukking zelf reproduceren, mogelijk tot het punt waarop het niet langer opvalt.
Kortom, hoewel de grammaticale voorschriften het gebruik van contaminaties afraden, vloeien zulke samentrekkingen in feite op natuurlijke wijze voort uit taalgebruik. Niks om bang van te hebben, dus.
Referenties
Devos, M. & De Tier, V. (1999). Slordig en overhaast tewerk gaan: Klein lexicon van Vlaamse dialectwoorden. Oost-Vlaamse Zanten, 74(2).
Fromkin, V. A. (1971). The Non-Anomalous Nature of Anomalous Utterances. Language, 47(1): 27-52.
Galle, M. (1977). Voor wie haar soms geweld aandoet. Deel 1. Hasselt: Heideland-Orbis NV.
Lavrova, N. (2010). Contamination: An Apt Linguistic Term or a Misnomer? International Journal of Arts and Sciences, 3(16): 148-53.
Renkema, J. (2020). Schrijfwijzer. Amsterdam: Boom.
Van der Wouden, T. (2007). Bouwstenen van het Nederlands. Een pleidooi voor (nog) meer aandacht voor de idiomaticiteit van het Nederlands. Colloquium Neerlandicum, 16: 287-98.
Meer lezen?
- Voor een concrete toepassing van contaminaties op processen van woordvorming kan je terecht in Lavrova, N. A. (2010). Linguistic Contamination: Word-building Peculiarities and Stylistic Functions. International Journal of Arts and Sciences, 3(14): 223-30.
- Een diepgaande blik op de relatie tussen taalcontact en woordspelingen via conceptual blending vind je in Knospe, S. (2018). A Cognitive Model for Bilingual Puns. In A. Zirker & E. Winter-Froemel (Eds.), Wordplay and Metalinguistic / Metadiscursive Reflection (pp. 161-94). Berlin: De Gruyter.
- Ten slotte, geïnteresseerden die meer willen weten over gebruiksgebaseerde taalkunde en het effect van woordfrequentie op taalperceptie en -productie nemen het best een kijkje in Pierrehumbert, J. B. (2001). Exemplar dynamics: Word frequency, lenition and contrast. In J. Bybee & P. Hopper (Eds.), Frequency effects and emergent grammar (pp. 137-157). Amsterdam: John Benjamins.
Robert Kruzdlo zegt
‘ Om een boodschap over te brengen in taal, heeft je brein twee zaken nodig: betekenis (wat wil je zeggen?) en structuur (hoe wil je het zeggen?).’
Het brein werkt niet alleen wat de wil wil, die kan willen wat het wil. Het brein heeft geen zaken nodig om…, het brein is instaat zonder al dat willen ook zijn eigen zaken af te handelen. Het brein, zoals Marc ergens zegt, is een blackbox, die zonder taal – en dat zeg ik – ook een beleving heeft. Laat je taal weg, dan nog zal het brein met zijn zaken komen. Wat is het toch, dat taalwetenschappers niet verder kijken dan de zinnen lang zijn.
Peter Debrabandere zegt
In dit artikel wordt volgens mij te gemakkelijk uitgegaan van het idee dat “bang hebben” het gevolg is van een contaminatie. Als het echt om een contaminatie zou gaan, dan zou je die contaminatie toch mogen zien opduiken in alle delen van het Nederlandse taalgebied, want overal komen de uitdrukkingen “angst hebben” en “bang zijn” voor. Die verwarring van twee synonieme uitdrukkingen moet overal mogelijk zijn. Ik vrees dat de enige echte verklaring voor het voorkomen van “bang hebben” te vinden is in de Franse uitdrukking “avoir peur”. In Nederland zegt (bij mijn weten) niemand “bang hebben”. “Bang hebben” komt alleen in Vlaanderen voor (en dan ook niet overal in Vlaanderen). Ik associeer “bang hebben” alleen met Brabants gekleurde tussentaal of Brabants gekleurde geïntendeerde standaardtaal. (Overigens bestaat in informele Noord-Duitse spreektaal ook “Bange haben”, maar dat geheel terzijde, want invloed op “bang hebben” is wellicht wat vergezocht. Als er al invloed van het Duitse “Bange haben” zou moeten bestaan, dan zou je “bang hebben” juist in Nederland moeten kunnen vinden.)
Het Woordenboek van belgicismen (Constant Peeters, 1930) vermeldt al de Belgisch-Nederlandse ‘afwijking’ “bang hebben” en Peeters verklaart die door Franse invloed (“avoir peur”).
Ik zie nog een mogelijk benadering. In België komt ook “benauwd hebben” voor in dezelfde betekenis als “bang hebben” (= bang zijn). Het zou me niet verbazen als ook hier de combinatie van “benauwd” met “hebben” te verklaren is door invloed van het Franse “avoir”. Daarnaast bestaat natuurlijk ook (in het hele Nederlandse taalgebied) “het benauwd hebben”. Op die manier bekeken kan “benauwd hebben” ook verklaard worden door het weglaten van “het” onder invloed van het Frans. Vlamingen zeggen namelijk ook wel eens “koud hebben” i.p.v. “het koud hebben”, “warm hebben” i.p.v. “het warm hebben” onder invloed van het Frans: “avoir froid”, “avoir chaud”. Het verband tussen “bang” en “benauwd” is overigens niet zo ver te zoeken. “Bang” = “be” + “eng” – “Benauwd” = “be” + “nauw” + “d”. “Eng” en “nauw” zijn synoniem, ongeveer toch. “Benauwd hebben” bestaat als uitdrukking in West-Vlaanderen, “bang hebben” in Brabants taalgebied in België.
Robbert-Jan Henkes zegt
Curieus. Aangezien de Belgische taalgidsjes ABC van het Nederlands van J.J. Tavernier (1944-3) en het ABN woordenboek van H. Heidbuchel (1962) “bang hebben” niet noemen. In eerstgenoemde mag je alleen niet zeggen “bang zijn van iemand” maar moet dat zijn “bang zijn voor iemand”, en tweedstgenoemde somt onder “bang” weliswaar een aantal te vermijden Zuidnederlandsismen op – t.w. bange lucht, hij heeft (gene) bang, bang zijn van (is een anglicisme volgens Heidbuchel), ik ben bang dat het niet gaat (moet zijn: het spijt me maar het gaat niet) – maar “bang hebben” zit er niet bij. Ik zou de mogelijkheid van een contaminatie, al dan niet opzettelijk (voor de leuk), niet uitsluiten.
Jan Uyttendaele zegt
‘Bang hebben’ staat wél in de ABN-gids van Paardekooper( ‘geen bang hebben’ moet zijn: ‘niet bang zijn’) en in het Woordenboek voor correct taalgebruik van Theissen e.a. (‘hij heeft geen bang’ moet zijn: ‘hij is niet bang’). Ik denk dat Peter gelijk heeft. Dit is geen contaminatie, maar een letterlijke vertaling uit het Frans.
Inigo987 zegt
Mij lijkt dit een typisch Vaamse ‘contaminatie’. Of eigenlijk beter gezegd een ‘gallicisme’, zo typisch voor het Vlaams. Zoals: nood hebben aan (nodig zijn), het is geweten (het is bekend), inkom (entree), solden(uitverkoop), etc. Bij woorden als ‘artikels’ (artikelen) en ‘leraars’ )leraren) vermoed ik ook de invloed van het Frans.