Een zomer vrij van nut (9)
Tot nu toe in Een zomer vrij van nut: Het zit de jonge universitair docente Sanne de Bree niet mee, aan het begin van 2027. Studenten weigeren nog naar college te komen als al hun werkstukken toch door kunstmatige intelligentie kan worden geschreven. En haar favoriete schrijfster Niña Weijers wil niet dat er op basis van haar werk nieuw werk wordt gemaakt door de computer.
De volgende dag werd Sanne gewekt door de stem in haar oor. “Je moet nu echt opstaan. Anders ben je te laat!”
“Te laat voor wat?” bromde Sanne, zonder haar ogen open te doen.
“Voor de stafvergadering!”
“Eerst maar eens koffie”, zei Sanne.
“Ik heb slecht nieuws”, zei de stem. “Je koffieapparaat is kapot. Wel heb ik alvast voor je besteld bij het tentje hier om de hoek.”
Meteen was Sanne klaarwakker. Eerst wassen en aankleden, dan pas koffie! Ze wist niet hoe ze zo een dag zou moeten beginnen.
En toch lukte het haar. Met een beker van tweedehandsplastic gevuld met warme melk en een beetje koffie (‘extra sterke cappuccino’) stapte ze, net op tijd, de vergaderruimte binnen. Er zaten zes collega’s, de meesten van hen kende Sanne eigenlijk al wel. Zo groot was de wereld van de Nederlandse Taal en Cultuur niet.
Arjan Bergen, een wat morsige taalbeheerser en de coördinator van de opleiding, opende de vergadering. “Traditioneel eerst wat klachten over het management”, zei hij. “Ik moet zeggen dat ik steeds meer ontmoedigd raak door de manier waarop dingen hier worden geregeld. Ten eerste lijkt het alsof het management volledig losstaat van de werkelijke behoeften van docenten en studenten. Er worden beslissingen genomen zonder enige raadpleging van de faculteit, waardoor we vaak overvallen worden door ondoordachte veranderingen.” Hij legde niet uit wat voor beslissingen of veranderingen het hier betrof, en niemand vroeg ernaar. “Kortom, het universitair management lijkt de verbinding met de kern van ons werk te hebben verloren. Het is tijd dat er serieus geluisterd wordt naar de stem van de faculteit en dat er meer aandacht wordt besteed aan de behoeften van docenten en studenten.”
Het leek een ritueel te betreffen zonder duidelijke betekenis. De andere aanwezigen zaten ondertussen op hun tablet te kijken, of luisterden duidelijk naar de stem in hun oor. Arjan zei nog een heleboel meer, maar ook Sanne luisterde al niet meer, totdat haar stem zei dat ze nu toch even moest opletten.
“Ik wil even iets zeggen”, zei Jet. “Die administratieve verplichtingen, die vallen toch wel mee, tegenwoordig? Ik laat ze allemaal door kunstmatige intelligentie invullen. Die volgt me de hele dag, weet precies hoeveel tijd ik waaraan besteed. Maar wat belangrijker is: ze is op mijn hand en weet óók welke punten moeten worden aangedikt om goed te staan in de rapporten. Bovendien is de stem in mijn oor nogal goed met die van de decaan.”
“Dat is fraude!” zei Arjan. “We moeten zelf met menselijke hand al onze formulieren invullen. Dat staat hier duidelijk. Hij wees op zijn tablet.”
“Pagina 7”, legde Sannes stem uit. “Derde regel van boven.” De tablet scrollde automatisch naar die pagina. Er stond inderdaad iets over de verplichting van de staf om zelf de administratie te doen. “Zo nodig gebruiken we antifraude-software”, stond er ook nog bij.
“Oh,” zei Jet. “Ik vul het wel zelf in. Maar hier staat niet dat ik daarbij niet om advies mag vragen.”
Geef wat obligate klachten over het universitaire management in de vorm van een monoloog door een hoogleraar:
“Goedemiddag collega’s, ik wil graag even mijn frustraties delen over het universitair management. Ik moet zeggen dat ik steeds meer ontmoedigd raak door de manier waarop dingen hier worden geregeld. Ten eerste lijkt het alsof het management volledig losstaat van de werkelijke behoeften van docenten en studenten. Er worden beslissingen genomen zonder enige raadpleging van de faculteit, waardoor we vaak overvallen worden door ondoordachte veranderingen.
Een ander punt van ergernis is het gebrek aan transparantie in het besluitvormingsproces. We worden vaak geconfronteerd met nieuwe regels en richtlijnen zonder dat we de achterliggende redenering begrijpen. Als hoogleraren worden we geacht de academische normen hoog te houden, maar het lijkt erop dat het management vaak de prioriteit geeft aan financiële overwegingen boven de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek.
Bovendien is de bureaucratie ongelooflijk verstikkend. Het kost ons als docenten zoveel tijd en energie om aan de administratieve verplichtingen te voldoen dat we steeds minder tijd hebben om ons te concentreren op het onderwijs en het begeleiden van studenten. Er worden steeds meer rapportages en evaluaties gevraagd, waardoor we het gevoel hebben dat we continu verantwoording moeten afleggen, in plaats van ons vak goed uit te kunnen oefenen.
En laten we het onderwerp van budgetten niet vergeten. Het lijkt erop dat we altijd te maken hebben met beperkte middelen, terwijl het management vaak buitensporige salarissen en bonussen toekent aan bepaalde leden van het bestuur. Het voelt alsof we worden uitgebuit en dat onze inspanningen niet echt gewaardeerd worden.
Als klap op de vuurpijl is er ook nog de communicatieproblematiek. Beslissingen worden genomen zonder dat de betrokkenen goed geïnformeerd worden. Er is een gebrek aan openheid en dialoog, waardoor we het gevoel hebben dat we slechts pionnen zijn in het grote spel van het universitaire bestuur.
Kortom, het universitair management lijkt de verbinding met de kern van ons werk te hebben verloren. Het is tijd dat er serieus geluisterd wordt naar de stem van de faculteit en dat er meer aandacht wordt besteed aan de behoeften van docenten en studenten. Alleen op die manier kunnen we samen bouwen aan een universiteit die echt excelleert in onderwijs en onderzoek.”
Laat een reactie achter