Waarom Alara Adilow lezen?
.Als Alara Adilow niet een aantal belangrijke poëzieprijzen had gekregen, had ik haar misschien niet ontdekt. Haar bundel Mythen en stoplichten moet je als bundel lezen. Er staan een paar goeie gedichten in, zoals het onderstaande, maar pas als je de bundel als geheel leest, ontdek je wat voor dichter Adilow is – iemand die je een nieuw leven invoert.
In isolatie las ik dit gedicht als iemand die min of meer in de lijn van Delphine Lecompte staat – een schilderes van groteske taferelen. Vooral de ‘slechtziende engel’ lijkt rechtstreeks uit Lecomptes oeuvre gestapt, waarin het wemelt van de hautaine managemadammen en oude boogschutters:
Novemberavond
Een sopraan staart naar de chrysanten, anjelieren en crocosmia
over het roomkleurige vloerkleed verspreid. Ze streelt de bloembladranden.
De vlammen in de haard knabbelen aan de kou. De tafelklok is gebroken.De sopraan staart naar de oranje vlammen
ruikt aan de chrysanten en luistert naar het popliedje op de radio:
Been an awful good girl, Santa baby.Een slechtziende engel met kromme vingers brengt haar champagne
en toastjes met visseneitjes en bladgoud.
Hij gaat in de versleten fauteuil zitten, moppert over het weer.Herfst bloedt plechtig een halsketting, een enkelbandje, een paar oorbellen
nacht raapt ze op en schenkt ze de maan.Kinderen met capuchons op en wanten aan
stromen langs het raam met hun lampions.
De kinderen zingen: ’k Heb een lichtje in mijn hand
wat de hele avond brandt voor de gelakte deuren
De vreemde stem van iemand die er niet bij hoort (waar niet bij? er niet bij), klinkt ook in Mythen en stoplichten, maar toch treed je hier weer een andere wereld in, misschien wel een wereld waarin mensen er nog radicaler niet bij horen, levens hebben die niet beschreven kunnen worden in de gebruikelijke termen en die daarom op zoek moeten naar nieuwe taal. In sommige gedichten heeft de ik zowel een penis als borsten – in sommige gedichten gaat het over moslims in de Lage Landen.
Ik kan alleen maar zeggen dat het lang geleden is dat ik – wit, cis gender man, middelbare leeftijd, noem maar op – met zoveel opwinding een nieuwe wereld ben ingestapt. Want in deze poëzie worden dingen existentieel gekanteld zoals alleen poëzie dat kan. Een autobiografisch verhaal of een essay zouden niet die ervaring kunnen laten delen: de schrijver stelt zich dan toch onherroepelijk kaders die nu net de ervaring niet beschrijven dat die kaders er helemaal niet zijn, dat je op een takkenbos bent gestapt waaronder een lange diepe gang zit waardoor je eindeloos kunt vallen.
De gedichten gaan ook niet over hoe geweldig het is om queer te zijn, of hoe vreselijk het is om queer te zijn, Ze gaan erover hoe het is om queer te zijn en ze maken daarmee ook de cis gender man (enz.) onherroepelijk een beetje queer. Dat is wat literatuur kan doen: de wereld van de lezer onherroepelijk een beetje veranderen.
En dit is waarom dat prettig is, waarom mensen gedichten lezen: omdat je die ervaring zoekt dat alles eigenlijk helemaal anders is.
Gert de Jager zegt
Ik vind dat er een groot en principieel probleem zit in je argumentatie en in de gronden die je aanvoert om Adilows poëzie te waarderen. De ervaring dat alles anders is, is een ervaring die gekoppeld is aan een specifieke lezer en als die ervaring breed gedeeld wordt aan een specifieke groep. Wat kenmerken van die groep zijn, geef je aan: “wit, cis gender man, middelbare leeftijd, noem maar op”. In het vervolg van je redenering wordt die specifieke lezer ‘je’ en zelfs ‘de lezer’.
Het probleem is dat de waardering van het ‘andere’ tegelijkertijd de dominantie van die specifieke groep bevestigt: dat ‘andere’ is alleen maar anders voor wie het ook echt anders is. Ik ken een lezer die sinds zijn puberteit met de nodige aspecten van Adilows werkelijkheid heeft kennisgemaakt en van die werkelijkheid niet zo erg opkijkt. Die lezer ziet niet alleen invloeden van Lecompte in Adilows poëzie en verder heel wat clichés. Schoolkrantpoëzie: over ‘de vlammen in de haard knabbelen aan de kou’ heb ik op Facebook al mijn verbazing uitgesproken. Die lezer is blijkbaar niet ‘de lezer’. Mag hij wel meedoen?
Het andere waarderen alleen maar omdat het anders is, is een toeristisch argument. Verbaasd en opgewonden kijkt de reiziger naar die vreemde volkeren. Op klompen neemt hij een selfie, of in een luipaardvel en met een speer in zijn hand. ‘De’ reiziger heeft iets te vertellen en is een ervaring rijker.
Maar ‘de lezer’ neemt Adilow past echt serieus als dichter wanneer diens poëzie net zo kritisch en technisch en existentieel wordt gelezen als de poëzie van welke dichter ook.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat de kwestie zit in het woord ‘argument’. Ik zou niet zeggen dat wat ik aanvoer een argument is. Het beschrijft een ervaring, en wel mijn ervaring; dat geldt trouwens voor alle afleveringen in deze reeks. Je kunt mijn ervaring afkeuren of ontkennen of afdoen als toeristisch, allemaal tot je dienst, maar ik denk dat het onderdeel is van de aantrekkingskracht van poëzie, in ieder geval voor mij. Dat geldt niet alleen voor de specifieke vorm van de werkelijkheid beleven van Adilow, maar iedere vorm die mij vreemd is. Niet zozeer om me daar tijdelijk in te verplaatsen (toerisme), maar om mijn beeld van de wereld te laten kantelen. Ik vind weinig dingen prettiger dan het gevoel dat mijn wereldbeeld kantelt.
Wat het technische betreft: ik meen dat ik – ook al op Facebook – erop heb gewezen dat er andere regels zijn die wat mij betreft dat geknabbel aan de kou meer dan goed maken. Het is een beetje flauw om dan een discussie te beginnen over de vraag of een lezer die een ander oordeel heeft ‘wel mag meedoen’. Natuurlijk mag iedereen meedoen, er staat echt nergens geschreven dat je alleen mag meedoen als je het met mij eens bent. Hoe meer mensen meedoen, hoe beter.
Overigens denk ik dat de ervaring van het lezen van Adilow wel degelijk existentieel is, en dat ik precies dat beschrijf: de ervaring dat je een heel andere wereld binnentreedt dan gebruikelijk is dan in de poëzie. Natuurlijk is die ervaring niet beperkt tot Adilow, maar andere mensen met soortgelijke ervaringen hebben bij mijn weten niet dit soort gedichten geschreven die voor mij – niet alleen als cisgender, enz., maar ook als iemand die de Nederlandse poëzie een beetje volgt – een nieuw perspectief opent.
Wat jij feitelijk zegt is dat je poëzie alleen op technische aspecten moet beoordelen, maar ik denk dat literatuur wel degelijk ook op zijn grootste momenten het effect heeft dat het werelden openbreekt, dat wil zeggen ze integreert in een groter geheel van wereldbeelden dat we de literatuur noemen, of de cultuur.
Gert de Jager zegt
Alleen technisch, dat zeg ik toch niet? Maar wat ik las van Adilow vind ik technisch zo beperkt, dat haar wereld niet voor me opengaat, laat staan werelden. Wat je duidelijk maakt, is dat deze poëzie – ‘een paar goeie gedichten’ – het vooral moet hebben van de ervaring van het andere die ze oproept in de bundel als geheel. Ik vraag me af wat er voor jou van deze poëzie over zou blijven wanneer het andere niet zo anders was. Mijn punt is verder dat die categorisering als ‘anders’ een opvatting over normaliteit veronderstelt. Zo’n opvatting veronderstelt een opvatting van een dominante groep die door een vertoog over andersheid onvermijdelijk wordt bevestigd. Echte superieure poëzie van Adilow zou die tweedeling opheffen en dan word ik als lezer werkelijk geconfronteerd met iets groots dat invloed kan uitoefenen op mijn wereldbeeld.
Je beschrijft een ervaring, maar die ervaring gaat wel degelijk werken als een argumentatie wanneer je conclusies trekt als ‘Dat is wat literatuur kan doen.’ Wanneer je waardeoordelen velt, en dat doe je vaak in deze reeks, fungeert alles voor een lezer als een argument. Ik denk zelfs dat ‘de’ literaire kritiek zo werkt: beschrijvingen van feitelijke waarnemingen en verwoordingen van ervaringen sturen een lezer een bepaalde kant op. Er zijn goede kritieken die alleen maar daaruit bestaan.
Marc van Oostendorp zegt
Ik wil niet beweren dat Adilow de Dante Alighieri is van de nieuwe wereld.
De materie is ingewikkeld, we hoeven het verschil tussen wat jij zegt en wat ik zeg niet op de spits te drijven om dat te zien. Ik weet niet zeker of gedichten meteen technisch ‘superieur’ moeten zijn om te mogen morrelen aan mijn wereldbeeld, maar natuurlijk is het ook weer niet zo dat de dagboekaantekeningen van willekeurig wie met een andere beleving van de werkelijkheid meteen door mij gelezen moeten worden.
Aan de andere kant vind ik de meeste poëzierecensies vaak nauwelijks leesbaar omdat ze alleen maar een soort minianalyses bieden: dit of dat heeft de dichter willen doen, en wel op die en die manier.Het gedicht is nog altijd een ding, de recensent laat zien hoe het in elkaar zit (en dat dan vaak ook nog alleen maar langs bepaalde parameters).
Ik denk dat de reden om kunst tot je te nemen nu ook weer niet is dat het zo knap in elkaar zit. Het is óók het ‘Du mußt Dein Leven ändern’ van de volkomen kapotte archaïsche torso van Apollo.
Natuurlijk kun je alle beweringen die ik doe lezen als ‘argumenten’ om wel of niet de bundel in kwestie te lezen. Maar zover het argumenten zijn, zijn ze dat eerder in de discussie over de vraag: ‘Waarom gedichten lezen?’ Het gesprek dat wij nu hebben hoort ook bij die discussie, los van of je nu wel of niet Adilow moet lezen.