Nederlands, historische archeologie en Vergelegen, Universiteit van Kaapstad
Nadat ik mijn verrukkelijke baan als docente Nederlands op het Utrechts Stedelijk Gymnasium op had moeten geven en mee was getrokken naar Zuid-Afrika, kreeg ik werk aan de Universiteit van Kaapstad, University of Cape Town bij het Departement Afrikaans en Nederlands. Daar gaf ik Nederlandse grammatica en Historische Letterkunde, waarover later meer. Maar ik raakte ook als onderzoeker betrokken bij het Departement Historische Archeologie. Veel van de bronteksten in Zuid-Afrika zijn immers in het Nederlands geschreven dat er van 1652-1925 een officiële taal was. Over de opgravingen bij Vergelegen, een juweel van een landgoed in Somerset Wes schreef ik in mijn Kaapse Brief van 1997 (p. 16-21) een terugblik:
Vergelegen
Januari 1991. Ik zit op mijn werkkamer op de afdeling historische archeologie van de Universiteit van Kaapstad en kijk uit over de Kaapse vlakte. Aan de horizon staan de Hottentots-Hollandbergen imposant. Daar ligt Vergelegen, het prachtige landgoed dat door de Nederlandse goeverneur Willem Adriaan van der Stel binnen zeven jaar uit de grond gestampt werd met slaven, arbeiders, geld en materialen van de VOC. Vijftig kilometer van Kaapstad, toen een reis van 6 uur, nu van een half uur.
De universiteit ligt in de hangen van Tafelberg en de imponerende Duiwelspiek van Tafelberg weet ik steil achter mij. Maar vanochtend denk ik niet aan die berg. Nee, direct achter mijn rug voel ik iets vreemds, ik heb een onbehaaglijk gevoel. Op tafel staat namelijk een geelhouten lijkkist. Erin bevindt zich een geraamte. Het is een skelet dat onlangs op Vergelegen opgegraven is. Het is een paar eeuwen oud.
Om de rillingen op mijn rug niet wil voelen, begin ik een denkbeeldig gesprek. Weet je, als ik nu een beetje Statenbijbelnederlands praat, dan moet een gesprek mogelijk zijn. De lingua franca in de Kaap en dus ook op Vergelegen was immers vanaf 1652 Nederlands. Ik vuur een reeks vragen op het skelet af (voor jullie gewoon in ‘groot nieuws’ Nederlands):
Wie ben je? Waar kom je vandaan? Ja, ik weet het onder de vloer van het slavenhuis vandaan, maar ben je ook op Vergelegen geboren? Hoe komt het dat je zo begraven bent, zo in een geelhouten kist onder de vloer. Het slavenkerkhof was toch de open vlakte buiten de achthoekige muur? Was je dan geen slaaf?
Maar het skelet geeft geen antwoord. Het blijft doodstil. Pas nadat het overgebracht is naar het Groote Schuurziekenhuis in Kaapstad en er isotopisch onderzoek verricht is, blijkt dat het skelet van een vrouw is. Ze was eind vijftig toen ze stierf, ca. 1780 en ze was tamelijk gezond geweest. Ze was niet gewelddadig aan haar eind gekomen.Wel had ze veel last gehad van arthritis in haar handen, nek en rug. Aan haar tanden en botten kon men zien dat ze in een tropisch land geboren was. Ze had namelijk in haar jeugd veel tropisch graan gegeten. Later (met haar komst naar de Kaap) was haar stapelvoedsel vis geworden.
‘Flora’ noemen de arbeiders van Vergelegen haar. Ze identificeren zich heel erg met de slavin en eisen dat Flora terug komt naar Vergelegen om een ordentelike begrafenis te krijgen. Begin april ‘91 is Flora voor de tweede keer te ruste gelegd. Martha Maartens, op Vergelegen geboren en nu al bejaard, leidde de dienst. Een paar “hiempies’ is gesing en ….zand erover. Ook al weet men niet welk geloof Flora aanhing, haar gezicht keek naar het oosten (christelijk), maar de grond waarin ze begraven werd was ongewijd. Toch moet ze een vrouw van betekenis geweest zijn: apart begraven, in een geelhouten kist waarvoor de planken zelfs uit de zolder van het slavenhuis gesloopt werden. Flora, R.I.P.
Kom je nu naar Vergelegen op Somerset-West dan treft de stilte je. Slechts het geruis van de Lourensrivier, de wind in de bladeren van de driehonderdjaar oude kamferbomen, of het kraken van het bamboebosje zijn er te horen. Alles zeer idyllisch. Je kunt er dwalen in de rozentuin, de Engelse tuin binnen de achthoekige muur, of rustig iets eten en drinken in het restaurant en de wijnkelder.
Dat was in het begin (1700) wel anders. Het geloei van koeien, het geblaat van schapen en het gemekker van geiten die in stallen tussen de dubbele muren van de achthoek bivakkeerden, moet niet van de lucht geweest zijn. Tel daarbij het getimmer aan de vele gebouwen. Willem Adriaan liet een herenhuis, een slavenhuis, een molen-annex paardenstal, een wijnkelder, een smederij en een pietjieshok, een graanschuur en een volmolen plus een huis voor de opzichter binnen luttele jaren bouwen. Zijn tegenstanders klaagden dat hij een stad bouwde zo groot als Muiden!
Toen Willem Adriaan van der Stel (1679-1749 ), zoon van gouverneur Simon van der Stel, in 1699 als opvolger van zijn vader benoemd werd, had hij als rasechte Amsterdammer behoefte aan een buitenplaats, gewoon zoiets als hij gewend was als Amsterdams regent. Met een mooie symmetrische tuin. Niets bijzonders in Nederland aan het einde van de 17de eeuw, begin achttiende eeuw, maar wel in de Kaap. Daar was het officieel verboden dat ambtenaren in dienst van de VOC grond en bijbaantjes als boer hadden.
Direct de dag na aankomst in 1699 begon Willem Adriaan met het boomplanten van 12.000 jonge eiken in Stellenbosch (nu nog steeds de Eikestad genoemd) en 8000 in Drakenstein. In 1700 kreeg hij toch officieel 400 morgen grond toegewezen bij de Hottentotsholland-bergen vlakbij de visrijke Valsbaai. Vanaf de Schaapheuvel kon hij binnenkomende schepen in Tafelbaai zien aankomen. Hij zag zijn winst al binnen zeilen.
Binnen enkele jaren bouwde hij een monopolie van vlees, wol, graan en wijn op en haalde daardoor de gramschap van de rijke Kaapse Vrijburgers op de hals. Willem Adriaan was een ontwikkelde, autocratisch regent uit Amsterdam die zijn ideeën meenam naar de Kaap. Hij plantte kamfer- en eikenbomen, legde wijngaarden aan, zette veestapels op, zaaide tarwe en bouwde een symmetrische buitenplaats die nu nog een wau-gevoel oproept.
Helaas werd Willem teruggeroepen naar Amsterdam op grond van klachten van grootschaalse corruptie. Terug in Amsterdam schreef hij een Deductio om aan te tonen dat hij onschuldig was. Dolgraag wilde hij terug, maar hij heeft de Kaap nooit weer gezien. Zijn prent van Vergelegen die in de Deductio was opgenomen laat een buitenplaats zien die eruit ziet als een eenvoudige boerenhuis dat omringd wordt door leeuwen en luipaarden vanaf het omringende gebergte. Hottentotten liepen over de gronden. De woestheid op zijn prent was is in overeensteming met de werkelijkheid. Want in Mei 1694 werd in Drakenstein nog een burger door een luipaard gedood en bij Stellenbosch iemand door een leeuw. En in 1702 was er nog een olifant doodgeschoten op de Kaapse Vlakte. Maar zijn voorstelling van zijn plaas was misleidend.
De Vrijburgers schreven een Contra-Deductio waarin nauwkeurige plattegronden en prenten van Vergelegen zijn opgenomen. In de tekst staan de afmetingen die de bouw- en timmerlieden onder ede verschaft hebben. Plus de namen van al het volk dat op Vergelegen gewerkt had. Wat de namen en afmetingen betreft, gaven de archeologen de vrijburgers gelijk.
Toen ik aangesteld werd bij het eerdergenoemde departement, groeven de archeologen in de grond van Vergelegen en ik in de geschreven bronnen. Deze teksten in het Nederlands waren nog nooit geraadpleegd, hoewel het Vergelegen-project toen al een jaar aan de gang was. Aangezien noch de directeur noch de projectleider de moeite namen om Nederlands te leren lezen en ze met de zeer weinig in het Engels vertaalde teksten (die ook nog eens onvolledig vertaald waren), werkten, sloegen ze de plank vaak mis. Een gevolg van de gewone snobopvatting dat men met Engels overal komt. Door de gegevens die ik in de Contra-Deductio vond, waren de archeologen onder andere in staat om een diagonaal van het nog bestaande fundament van het slavenhuis te trekken. Precies volgens de afmetingen in de tekst zijn ze toen gaan graven en vonden onder andere de oorspronkelijke wijnkelder.
Na de opgravingen werd er een Interpretive Centre op Vergelegen opgericht. Daar kwam veel weerstand tegen, maar nog steeds is het niet aangepast. Niet alleen zijn de Engelse onderschriften teksten slechts gedeeltelijk in het Afrikaans vertaald, ook wemelt het van de fouten in de tekstborden. Hing er bijvoorbeeld een indrukwekken-de lijst van slaven die Willem Adriaan gehad zou hebben. Dina van de Caab, Achilles van Bengalen, etc. Buiten op het bordje bij het slavenhuis stond dat ie er meer dan 200 gehad had. Ga je de namen op de lijst tellen kom je niet verder dan 149. Etc.
Ook hadden ze het veel levendiger kunnen maken door de stories die er over Willem Adriaan van der Stel de ronde deden, op te hangen. De Contra-Deductie staat er namelijk vol mee. Zo vertelden de timmerlui en de metselaars (altijd onder ede) dat ze een geheim badkamertje hadden moeten timmeren. Het was mooi betegeld en had lopend warm en koud water. Aan het plafond was een spiegel bevestigd zodat de “daarin badende en wasschende menschen sich van onderen tot boven konden besien en bespiegelen”.
Dat badkamertje had Willem nodig want het gerucht ging ‘ Dat een Venus-dochter hem uit Holland volgde welke men hem in een groote geslote mande toezond. Deze nimf had wel een kort verblijf alhier omdat de voortreffelijke Maatschappij bericht daarvan bekomen en bevolen had om zulke contrabande goederen weder met zich na Holland te brengen.’ Het ‘Venusdier’ uit Amsterdam dat hem in een mand bezorgd werd, zou de oorzaak geweest zijn van de diepe depressie van de gouverneurs vrouw. ‘Men vertelt my heeden als dat des Gouverneurs vrou uyt mismoedigheid zig zelf heeft willen verdrinken.’
Natuurlijk ontzagen de vrijburgers zich ook niet om ook een verdacht licht te laten schijnen op de godsdienstige overtuiging van Willem Adriaan. Hij zou de Koran uit het Arabisch hebben laten vertalen en zou in de Moederkerk van Stellenbosch niet meer opstaan als de Tien Geboden voorgelezen werden. Etc. Etc.
Willem Adriaan wilde ondanks deze verhalen helemaal niet weg uit de Kaap en heeft zijn verblijf zo lang mogelijk gerekt. Dat deed hij door andere te wijzen op de wijnoogst die te wachten stond. Dat hielp een jaar. Men wist dat zijn wijnkelder weer vol kwam te staan met brandewijn, ‘roode muscadel’ ‘steen’ en ‘groene druif’ en toen al stelde men de wijnen van Vergelegen hoog op prijs. Maar uiteindelijk moest hij met hangende pootjes terug naar het vaderland waar hij zich op een landgoed te Lisse nestelde.
Dit (ietwat uitgebreidere) verhaal vertelde ik tijdens een gastcollege aan de Universiteit van Amsterdam, op de laatste vrijdag voor Kerst 1995. Het was al donker, het was vier uur en het miezerde. De zonovergoten dia’s (de strakblauwe hemel boven eeuwenoude, groene kamferbomen) waarmee ik het verhaal van Vergelegen illustreerde, hadden een adembenemend effect. Heel wat studenten zijn toen daarna op het vliegtuig gestapt om zelf een kijkje op Vergelegen te nemen.
Willem Adriaan van der Stel, ‘den Tiran van Neêrlants Africa?’ Kom en bekijk Vergelegen zelf. ‘Dan komt in ‘t end de waarheid in het licht.’
Laat een reactie achter