Talen worden op een andere manier door onze breinen verwerkt dan sommige andere zaken, ook al lijken die in de verte soms op taal – zoals wiskunde of muziek. Doordat we met verschillende technieken in de hersenen kunnen kijken, hebben we daar een vrij precies beeld van, en hoewel er zowel over wiskunde als over muziek wordt gedacht dat het vaardigheden zijn die van het menselijk taalvermogen zijn afgeleid (het lijken in essentie allebei vormen van taal zonder woorden, met alleen maar structuren), kun je laten zien dat onze hersenen er op een heel andere manier mee omgaan.
Hoe zit dat nu, dacht een groep Amerikaanse onderzoekers, met kunsttalen? Talen die bedacht zijn voor internationale communicatie, zoals Esperanto, of, misschien nog wel interessanter, talen die bedacht zijn voor films, om daar gesproken te worden door vreemde volkeren die soms weinig menselijks hebben en van wie de taal dus ook ontworpen is om niet al te menselijk te zijn? Sommige van die films hebben een schare fans ontwikkeld zodat sommige van die talen ook geleerd en gebruikt worden door een groep mensen, zoals Klingon (van Star Trek) of Dothraki (van Game of Thrones).
Zulke talen zijn in een aantal opzichten echt anders. Het Esperanto is de oudste en heeft de grootste gemeenschap, maar dat betekent nog steeds: slechts 135 jaar oud (een oogwenk voor een taal) en volgens de onderzoekers zo’n 50.000 sprekers. De onderzochte fictietalen stammen allemaal uit de 21e-eeuw en hebben slechts tientallen sprekers. Die talen hebben dus zich nauwelijks vrij kunnen ontwikkelen, de sprekers hebben vrijwel geen ruimte gehad om subtiele aanpassingen te doen om ze echt geschikt te maken voor de hersenen.
Het blijkt weinig verschil te maken. Goede sprekers van al die talen blijken de taalinfrastructuur van hun hersenen te gebruiken om te spreken. Er waren weliswaar kleine verschillen – het Esperanto lijkt het meest op een taal – maar zelfs die hadden volgens de onderzoekers misschien eerder te maken met het feit dat ze meer vloeiende sprekers van het Esperanto vonden dan van die andere talen, en niet met enig kenmerk van die talen zelf.
Het blijkt dus mogelijk om achter je tekentafel iets te maken dat op taal lijkt. Sterker nog, als je zoiets maakt dan komt er, zelfs als je je best doet het zo onmenselijk mogelijk te maken, vermoedelijk iets uit dat als mensen het leren toch gebruik lijkt te maken van de structuren van menselijke taal.
Berthold van Maris zegt
Welke (serieuze) wetenschapper denkt of dacht dat onze muzikaliteit een afgeleide is van ons taalvermogen? Ik ben dat idee nog nooit tegengekomen.
Gertjan Postma zegt
“Ik ben dat idee nooit tegengekomen”. Dat geloof ik graag! Wat je “tegengekomen bent” hangt van je eruditie af! Begin maar eens met Jackendoff & Lerdahl, zou ik zeggen. Daarna wil ik wel een leeslijstje voor je samenstellen. (Wie weet gaan beide systemen op eenzelfde onderliggende recursieve module terug, ipv de een op de ander)