40 jaar tandeloos (27)
Wanneer je een gigantisch werk becommentarieert, zoals ik nu probeer te doen met De tandeloze tijd, is de verleiding groot om je te richten op de grote lijnen: de al dan niet filosofische gedachten, de thema’s die telkens weer terugkeren en verder worden uitgediept, de constructie van zo’n gigantisch, vele duizenden pagina’s omspannend taalbouwwerk (zo’n beetje het grootste samenhangende ding dat je in het Nederlands kunt bestuderen).
Eigenlijk mis je daarmee het punt. Ik denk dat de lezer uiteindelijk De tandeloze tijd niet leest om die grote lijnen, maar om de details. Op het macroniveau heeft het verhaal soms iets grotesks, en voor grote ideeën kun je ook de filosofen lezen. Het genoegen van De tandeloze tijd zit geloof ik vaak veel meer op het microniveau, en dan vooral in de verhalen, de eindeloze stroom taferelen. Er kan geen personage voorbij komen of er wordt wel een verhaal over hem opgedist, en ieder van die verhalen is een genoegen om bij stil te staan.
In Onder het plaveisel het moeras gaat Albert Egberts op stap om de fascist Arend-Jan Beertschaar te vermoorden en zo op een heroïsche manier in de gevangenis te komen. Onderweg gebeurt er op straat – onder heel veel meer – dit:
Ik zag een jonge, sjofele vader, met zijn kind in een stoeltje aan het stuur, op een fiets waaraan niet alleen de kettingkast ontbrak maar ook de ketting zelf. De man stepte – met zijn linkervoet; de andere rustte op de nutteloze pedaal. Hij stepte, het hoofd hoog geheven, met een waardigheid ongeëvenaard door de tegemoetkomende oudere heer op het deftige rijwiel. In dat trotse steppen, met achteloos zich wegwerpend been, was trots om het kind, dat nog nooit zo’n verrukkelijke snelheid had ervaren. De fiets hing een beetje schuin.
Nooit eerder zijn vader en kind langsgekomen, nooit eerder komen ze weer terug in het verhaal. Ook de ’tegemoetkomende oudere heer op het deftige rijwiel’ is letterlijk een voorbijganger. In de volgende alinea gaat het al over iets anders (‘Ik bleef staan kijken naar een tafereel voor het hotel: een oude boot werd door de rivierpolitie klem gevaren’).
Natuurlijk is ook dit detail, in lijn met Van der Heijdens verlangen een klassieke roman te schrijven waarin alles met alles te maken heeft, op allerlei manieren te verbinden met de rest van de cyclus. De relatie tussen vaders en kinderen doordrenkt iedere pagina van het oeuvre, en de lezer herinnert zich hier als vanzelf ook de scenes van Albert bij zijn vader op de fiets of de bromfiets – misschien even snel, maar veel minder veilig. Snelheid en traagheid zijn zo’n beetje de belangrijkste assen waarlangs het leven wordt gemeten in het boek.
Maar vooral is het hier toch het beeld dat hier even wordt opgeroepen van een vader die, om welke reden dan ook, heeft besloten zijn kind op een kapotte fiets te hijsen en dan ‘met het hoofd hoog geheven’ door de stad te steppen.
Misschien is het iets dat de schrijver ooit gezien heeft, of dat hij vóór zich zag, misschien is het iets dat hij ooit heeft gedaan, in ieder geval is het iets geweest dat hij de moeite van het vastleggen waard vond, inclusief op het oog zinsloze details zoals dat de vader stepte met zijn linkervoet, of dat hij ‘sjofel’ was tegenover de ‘deftige’ heer, die op een ‘rijwiel’ reed in plaats van de ‘fiets’ waar de vader op rijd.
Als de regels afgebroken waren, was het een gedicht geweest. Maar hier is het een detail, slechts een alinea op een pagina vol alinea’s in een boek vol pagina’s in een cyclus vol boeken. En weg stept de vader, met een verrukkelijke snelheid.
Robert Kruzdlo zegt
De schrijver verbreekt de ketting van het verhaal. (Tussenstukie.) Hij moet zijn andere bewustzijn volgen anders heeft hij niets omhanden op dat moment. Ken je het verhaal van de Gebroken ketting, het verhaal van het schrikbewind ’s Hertogenbosch 1886? (Een kind aan gevaar blootstellen is onvergeeflijk.) Een kater heeft de vader die zich verantwoordelijk voelt zijn kind per step naar school te brengen, en, een heer op een vélo hem het liefst naar het A.A. wil brengen. Och zo lees ik het. Je hebt gelijk, al is hij geen dichter: Als de regels afgebroken waren, was het een gedicht geweest.
Nu de schrijver heeft geen enkele feeling met poëzie. De schakels glippen hem tussen de aanslag toetsen van zijn typemachine weg. ( 200 aanslagen per minuut.) Steppen is het beste. Maar een kater heeft hij wel. Hoe sterk is een eenzame fietser?
https://youtu.be/-IDRdwUagWY