Elk jaar starten in het Vlaamse en Nederlandse onderwijs duizenden nieuwkomers aan hun schoolloopbaan – en daarmee ook aan hun taalverwervingsproces in het Nederlands. Leerlingen tussen 12 en 18 jaar komen daarbij in specifieke klassen voor nieuwkomers terecht. In Vlaanderen is dat het OKAN-onderwijs, waarbij OKAN staat voor ‘Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers’, terwijl nieuwkomers in Nederland in een ‘Internationale Schakelklas’ (ISK) starten. Daarna stromen leerlingen door naar een vorm van vervolgonderwijs. Die overstap is echter vaak niet evident, en gaat gepaard met heel wat drempels en uitdagingen. Voor het nieuwkomers- en het vervolgonderwijs is het dan ook een gedeelde opdracht om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op die stap.
Hoe kan de doorstroom van nieuwkomersonderwijs naar vervolgonderwijs nog beter verlopen voor nieuwkomers? Dat was de kernvraag waarover een groep Nederlandse en Vlaamse deskundigen zich de afgelopen tijd heeft gebogen, onder begeleiding van de Taalunie. De werkgroep, waarvan ik ook deel mocht uitmaken, ging daarvoor niet enkel samen rond de tafel zitten, maar bezocht ook tal van nieuwkomers- en vervolgscholen in Nederland en Vlaanderen. Uit die bezoeken en gesprekken volgde de nota OKAN/ISK en daarna, met zes concrete aanbevelingen:
- Zorg voor gedeelde verantwoordelijkheid en tweerichtingsverkeer. Nu ligt de verantwoordelijkheid vaak nog bij het nieuwkomersonderwijs, maar de beslissingskracht grotendeels bij het vervolgonderwijs (denk maar aan de toelatingsklassenraad die in Vlaanderen al na 35 kalenderdagen beslist over het al dan toelaten van leerlingen in het vervolgonderwijs). Er is echter nood aan meer tweerichtingsverkeer, structurele samenwerking en duidelijke aanspreekpunten.
- Zet in op ontwikkelgerichte beeldvorming en doorlopende monitoring. Het is van belang om een gedetailleerd dossier op te bouwen van een leerling, waarbij breed wordt gekeken naar de competenties, de interesses en de persoonlijkheid van de leerling. Ook het toekomstperspectief, de mogelijkheden en de ambities van de leerling moeten daar een plaats in krijgen. Die informatie gaat dan mee naar de vervolgschool, waar verder vanuit een groeigerichte mindset moet worden ingezet op het versterken van de (taal)competenties van de leerling, doorheen diens hele onderwijsloopbaan.
- Veranker de criteria voor een warme overdracht. Er is al veel aandacht voor de overdracht van leerlingen van nieuwkomers- naar vervolgonderwijs, maar er zit nog veel verschil in hoe dat op verschillende plaatsen verloopt. Door meer uniformiteit te creëren in de doorstroomdossiers, de wederzijdse verwachtingen tussen nieuwkomers- en vervolgscholen te expliciteren en nog meer in te zetten op gesprekken en ‘snuffelstages’, worden de drempels voor een overstap nog lager.
- Bied maatwerk in het vervolgonderwijs. De twee vorige aanbevelingen – brede beeldvorming en een warme overdracht – kunnen al een grote stap betekenen in het op maat begeleiden van leerlingen. Maar het vergt ook afspraken over brede basisondersteuning, extra maatregelen, flexibele trajecten of aanpassingen in de evaluatie. De overheid laat op dat vlak al veel toe, maar daar zijn scholen zich nog niet altijd even sterk van bewust. Het is ook van belang om maatregelen tijdig weer af te bouwen, op het moment dat de leerling ze niet meer nodig heeft.
- Professionaliseer elke leraar op het gebied van tweedetaalverwerving en taalontwikkelend lesgeven. Hoe kun je meertalige leerlingen het best ondersteunen? Hoe kun je taalontwikkelend lesgeven? Die informatie en vaardigheden moeten nog nadrukkelijker deel uitmaken van de lerarenopleiding én van professionalisering voor in-service leraren. Kennis over (tweede)taalverwerving, omgaan met meertaligheid en taalontwikkelend lesgeven komt immers élke leerling ten goede, niet enkel de nieuwkomer. In Vlaanderen spelen vervolgschoolcoaches hier een belangrijke rol in richting schoolteams.
- Zet in op meer onderzoek naar en ondersteuning voor nieuwkomers in het vervolgonderwijs. Als we een sterk onderbouwd beleid willen uittekenen rond nieuwkomersonderwijs, dan hebben we nood aan bijkomend onderzoek. We missen op dit moment vooral nog longitudinaal onderzoek naar de schoolloopbanen van nieuwkomers: hoe loopt die van begin tot einde en waar komen ze uiteindelijk terecht? Daarnaast is er ook bijkomend onderzoek nodig naar de effectiviteit van verschillende vormen van taalondersteuning en van de huidige organisatie van het nieuwkomersonderwijs. Inzichten op dat vlak kunnen helpen om de ontwikkelingsdoelen in het OKAN-onderwijs, die intussen al ruim 15 jaar oud zijn, te herformuleren. Meer ondersteuning vanuit de overheid, niet alleen inhoudelijk maar zeker ook financieel, is dus wenselijk.
Laat een reactie achter