In het begin van de achttiende eeuw organiseerde Lukas Rotgans (1653-1710) een heuse parade van boeren, om vervolgens samen met die opgetrommelde boeren getuige te zijn van dorps kermisvermaak. In 1352 versregels, in het gedicht Boerekermis, beschreef Rotgans die boerse entree in het dorp en de talloze smakeloze kermisattracties.
Boerekermis werd enkele keren herdrukt, onder meer in 1715 in de even schitterende als curieuze verzamelbundel Poëzy, een uitgave van François Halma, ‘Drukker der Ed. Mog. Heeren Staten van Frieslandt’. Die 1715-editie heeft een opdracht, ondertekend door A.H. Salengre Junior, en een voorbericht van de uitgever. In dat voorbericht beschrijft Halma onder meer het leven van Rotgans. Halma’s biografie is een van de belangrijkste teksten om nader tot Rotgans te komen.
De bundel beslaat behalve opdracht en voorbericht bijna 700 bladzijden en is verrijkt met heel veel gravures. Dat in die bundel Rotgans’ epos over Willem III ontbreekt, mag niet verbazen: vijf jaar ervoor had Halma, toen nog uitgever te Amsterdam, een tweede gecorrigeerde druk van het epos uitgegeven en vermoedelijk was die editie niet de winkels uitgevlogen. Wat Poëzy tot een wonderlijke bundel maakt, is dat de bevriende uitgever onder heel wat gedichten in cursief een soort vervolg of antwoord van eigen hand heeft toegevoegd. Halma heeft zich dus behalve met een voorbericht ook met allerlei ongevraagde supplementverzen in Rotgans’ bundel gedrongen.
De bundel Poëzy sluit af met ‘Boerekermis’. Halma heeft hier dan weer geen eigen versregels in gesmokkeld. De twee gravures met kermisbeelden, zoals die zeker in de 1708-editie te vinden waren, zijn ook te vinden in deze bundel. Na 1715 verschenen er herdrukken en navolgingen van Boerekermis, tot in de negentiende eeuw. In 1968 bezorgde L. (Leendert) Strengholt een geannoteerde editie van de tekst. Op de flaptekst van die editie stond te lezen dat het onbegrijpelijk was dat deze tekst ‘in de twintigste eeuw vrijwel in vergetelheid is geraakt’. Na de verschijning van deze editie lijken slechts leerlingen van de latere VU-hoogleraar Strengholt en Strengholt zelf in de weer te zijn geweest om die vergetelheid te bestrijden.
Met betrekkelijk weinig succes overigens. In het zo rijke Worm en donder van Inger Leemans en Gert Jan Johannes is van Boerekermis geen spoor te vinden. Op de site Literatuurgeschiedenis evenmin. René van Stipriaan memoreert in Het volle leven de tekst nog wel even. Het meeste over Boerekermis is te vinden in een recent artikel van Rietje van Vliet: ‘Spotheldendichten uit de achttiende eeuw. De Vlissingsche kermis (1765) van Jean Guépin’ (in: TNTL 138 (2022), p. 225-244) en dan in het bijzonder de paragraaf over de kermis als strijdtoneel. Een héle alinea, maar wel een uiterst informatieve alinea.
Voordat hij Boerekermis editeerde, had Strengholt een tweetal edities van Rotgans’ tragedies bezorgd en mij heugt dat het lezen van die tragedies heel hard werken was en niet bepaald nieuwsgierig maakte naar de schrijver en naar zijn ander werk. Boerekermis is echter andere koek, wél intrigerend, (dankzij de aantekeningen van Strengholt) goed te lezen en door neerlandici bepaald niet doodgeknuffeld.
Over de boeren van Rotgans, over zijn Boerekermis, over de opvallende positie in zijn Poëzy en over de betekenissen die aan de tekst toegekend kunnen worden, wil ik het in vervolgen hebben. Ook later meer over de navolgingen van de tekst, in het bijzonder die van de dichter-glasgraveur Frans Greenwood.
Dit stuk verscheen eerder op de website van de Stichting Jacob Campo Weyerman
Laat een reactie achter