40 jaar tandeloos (45)
Hoewel er dertien jaar verstreken waren na het verschijnen van het vorige deel van De tandeloze tijd, keerden veel van de thema’s en motieven terug in De helleveeg, schoenen bijvoorbeeld, speeksel, honden en incest. Zelfs Italië komt in deze verder door en door Nederlandse roman heel even langs – de huwelijksreis van titelpersonage Tiny zou naar Lugano voeren, al gaat dat op het laatst niet door.
Er zijn ook dingen anders geworden: aan het eind van De helleveeg is Albert Egberts niet alleen een toneelschrijver, maar een internationaal gevierd toneelschrijver, en heeft hij behalve de aangenomen dochter Cynthia ook een eigen zoon, Thjum. Dat wordt meer het materiaal van latere delen.
Een belangrijk verschil is dat er voor het eerst een vrouw een hoofdpersoon is – al staat verteller Albert Egberts af en toe nog behoorlijk in haar licht. In Stemvorken komt pas echt een vrouwelijke verteller aan het woord, en wat dat betreft zit er een duidelijke ontwikkeling in de cyclus: de stem van vrouwen klinkt steeds helderder.
In de eerdere delen gedragen de hoofdpersonen Albert en Ernst zich onaangenaam tegen vrouwen. Beiden beoordelen hen vaak op hun uiterlijk en zelfs het object van beider liefde, Zwanet Vrauwdeunt, nemen ze nauwelijks serieus. Zij komt ook niet echt aan het woord, spreekt als ze spreekt vooral in clichés, wordt door de heren ook belachelijk gemaakt om die clichés, en in het algemeen heb ik niet de indruk dat enig vroeg deel van De tandeloze tijd de Bechdel-toets zou doorstaan. Die behelst dat er minstens twee vrouwelijke bij naam genoemde personages met elkaar spreken over iets anders dan een man.
Dat ze zakken voor die toets komt doordat ze vrijwel uitsluitend verteld worden vanuit de mannelijke hoofdpersonen, die dan weer hun mannelijke gender te danken hebben aan het feit dat ze afsplitsingen zijn van de auteur. Maar De helleveeg doorstaat Bechdel in ieder geval glansrijk. Vrouwen spreken regelmatig met elkaar en die gesprekken zijn niet mals:
‘Ik heb het geweten,’ riep Tiny. ‘Ik heb aan den lijve ondervonden wat het betekent een oudere zus als moeder te hebben. Het maakt je kapot.’
‘Ik weet echt niet waar je het over hebt,’ zei mijn moeder. ‘Ik heb gewoon gedaan wat me opgedragen werd. En later, toen ik getrouwd was, heb ik je met raad en daad bijgestaan. Inderdaad als een oudere en misschien wat wijzere zus.’
‘Raad en daad, zeg dat wel,’ mekkerde Tiny. ‘Goede raad en slechte daad. Denk daar maar eens goed over na, Hanny. Ik kan die dingen hier nu niet hardop uitspreken, want het is feest en er zijn kinderen bij. Ik hoop dat je zelf je conclusies trekt.’
‘Ben ik dan zo’n slechte moeder geweest?’ zei oma met een bibberstemmetje. ‘Ik heb er vijf grootgebracht.’
‘Je bent helemaal geen moeder voor me geweest,’ snauwde Tiny.
Die vrouwen worden wel allemaal nog steeds noodzakelijkerwijs bezien door een man, want Albert Egberts is de verteller van dit deel. Kwalificaties als mekkerde, bibberstemmetje en snauwde komen dan ook allemaal van hem.
Het boek beschrijft een periode van ongeveer 50 jaar, en zeker in de eerste periode is Albert de man die we kennen uit de eerdere delen. Als student reist hij een keer speciaal naar Breda om seks te hebben met zijn tante Tiny, Tientje Poets, de ‘helleveeg’ uit de titel. Het avontuurtje eindigt overigens in een fiasco.
Maar ook in de in De helleveeg beschreven latere jaren zit er iets neerbuigends in Alberts manier van kijken naar zijn tante Tiny. Regelmatig noemt hij haar gedrag ‘kinderlijk’ en karakteriseert hij haar zelf als ‘meisje’ of als ‘bakvis’. Het woord ‘helleveeg’ is zelf natuurlijk al een weinig vleiende benaming voor een vrouw die opkomt voor zichzelf, en die mannen tegenspreekt.
Het interessante van De helleveeg is in de eerste plaats dat je als lezer ondanks die verteller wel sympathie voor de vrouw ontwikkelt (dit is overigens nog sterker het geval in de verfilming die er is gemaakt, waarin Albert nog wel voorkomt, maar hij niet meer degene is van wie uit alles wordt gezien). Tiny is een vrouw die als jong meisje geknakt is, door misbruik en bijna nog meer door de hypocriete wijze waarop vervolgens iedereen met dat misbruik is omgegaan; geen wonder dat ze zich teweer is gaan stellen, en als vrouw van haar generatie zat er dan misschien niet veel anders op dan een ‘helleveeg’ te worden. Tenzij ze, zoals Alberts moeder (de veel oudere zus van Tientje) had besloten een leven in lijdzaamheid te leven, en alle schuld voor alles altijd zelf op zich te nemen.
Een letterlijke betekenis van helleveeg – en bij Van der Heijden mag je denk ik altijd denken aan iedere betekenis van de gebruikte woorden, ook de letterlijke – is natuurlijk: iemand die de hel schoonmaakt. Zowel in de eerste als de laatste zin wordt haar ‘helgele’ stofdoek gememoreerd.
Ook Albert zelf lijkt langzaam tot dat inzicht te komen, al is dat voor hem psychologisch lastig: Tiny beschuldigde immers ook zijn moeder, die als oudere zus ervoor verantwoordelijk zou zijn geweest dat Tiny op zo’n armoedige manier illegaal abortus onderging dat ze onvruchtbaar zou blijven. Het boek eindigt ermee dat Albert een toespraak houdt op Tiny’s begrafenis:
Tijdens mijn toespraak bleef het doodstil, op het zacht verende geklik van Thjums toestel na. Pas toen ik, aan het slot, de overledene opvoerde als Tientje Poets met haar bliksemsnelle gele stofdoek, werd er gepast gegniffeld.
yoshiyahu zegt
“… en in het algemeen heb ik de indruk dat enig vroeg deel van De tandeloze tijd de Bechdel-toets zou doorstaan.”
Bedoeld zal zijn: … heb ik niet de indruk …