40 jaar tandeloos (een intermezzo)
“Elke schrijver die enige faam weet te verwerven,” schreef Gerard Raat in 1999, “wordt het onderwerp van publicaties over zijn leven en werk.” Ja, in 1999! Moet je nu, 25 jaar later nog eens komen. Er verschijnen schrijversbiografieën over morsdode schrijvers bij de vleet, maar boeken over iemands werk zijn inmiddels op de vingers van één hand te tellen. Raat vindt dat misschien niet eens erg, want de boeken die hij indertijd over Van der Heijden besprak, vond hij helemaal niks.
Dat gold met name voor Pakhuis De Tandeloze Tijd van Carel Peeters. In dat boekje verzamelde Peeters 10 stukken die hij voor Vrij Nederland had geschreven bij het verschijnen van Het hof van barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras. Raats oordeel was vernietigend: “Wat ik […] erg mis, is een duidelijke lijn.”
Ik heb juist wel sympathie voor het ontbreken van die duidelijke lijn. Peeters boekje is een echt essay in de klassieke betekenis van het woord, dat zichzelf voortdurend herneemt, en steeds tot andere inzichten komt. Ik weet ook eigenlijk niet of een duidelijke lijn een goed antwoord zou zijn op een labyrinthisch kunstwerk zoals De tandeloze tijd. (Mijn eigen poging, in deze reeks, heeft ook niet echt een duidelijke lijn.)
Ik heb Peeters’ boekje met plezier gelezen. Je komt aan de hand van iemand anders altijd weer tot nieuwe ideeën.
Een eigenaardig aspect van Peeters’ kijk op De tandeloze tijd is dat hij het beschouwt als een cyclus over Albert Egberts. Het deel Advocaat van de hanen negeert hij daarom bijna volkomen, net als Weerborstels, en alle passages uit vooral deel 3 die over andere personen gaan en vanuit andere personen geschreven zijn. Maar precies die blik levert verrassende inzichten op, een andere lezer ziet weer dingen die soms heel belangrijk zijn terwijl ik ze volkomen over het hoofd heb gezien.
Een belangrijk punt voor Peeters is dat van de vrijheid en onvrijheid. Hij laat zien dat Albert Egberts voortdurend heen en weer geslingerd wordt tussen een verlangen om vrij te zijn, en zich bijvoorbeeld los te maken van het ouderlijk huis, of van de drank en de drugs, of van de vrouwen, of van allerlei conventies, en tegelijkertijd een noodzaak om zich te laten gaan, zich te laten leiden door allerlei impulsen. De volkomen nodeloze impuls om zich tijdens de ‘Sneeuwnacht in september’ over te geven aan een heroïneverslaving, waarover ik me eerder in deze reeks verbaasde, kan zo bijvoorbeeld goed worden verklaard. Maar ook de impotentie – de onmacht om in te grijpen in de wereld – en het verlangen daarnaar, horen erbij.
Peeters laat zien dat uiteindelijk met dit alles de kwestie van de vrije wil in het geding is:
Albert voelt zich zo door het verleden in bezit genomen, dat hij met rebelse overmoed wel eens wil denken dat hij echt over een vrije wil beschikt. Ook al weet hij wel beter, hij wil het zozeer dat hij er anderen die bezig zijn hun leven te vergooien over gaat onderhouden, als een seculiere dominee.
Heb je als mens een vrije wil? Wordt niet alles bepaald door je jeugd, door je genen, door de omstandigheden waarin je toevallig bent neergeworpen? De vrije wil is zelf een illusie en daarom bestaat hij alleen in het domein van de fantasie en de poëzie.
Dat vind ik een interessante gedachte, die ook wel geknoopt kan worden aan zaken in De tandeloze tijd die Peeters in 1998 helemaal nog niet kon weten. (Met De tandeloze tijd wordt literatuurkritiek een empirische wetenschap: je doet voorspellingen die al dan niet waar blijken te zijn.) Dat geldt bijvoorbeeld voor het geschuif met nummers. Tot nu toe zijn de delen zoals bekend verschenen in de volgorde: proloog, 1, 2, intermezzo, 4, 3, 5, 6, 7, 8, 10. Waarom de delen niet nummeren in de volgorde waarin ze verschijnen? In een interessante lezing betoogde Arjan Peters in juni dat die wilde nummering de vrijheid is die de schrijver neemt, een manipulatie met de tijd. Dat past dus goed bij het idee van Peeters.
Ook in de latere delen speelt het concept van vrijheid en de vrije wil een belangrijke rol – het duidelijkst misschien nog wel in Kwaadschiks waarvan de hoofdpersoon geen enkele poging doet om het heft in handen te nemen en zich volkomen laat leiden door emoties, drank en drugs, terwijl hij wel voortdurend rationaliseringen bedenkt voor zijn eigen gedrag.
Fijn dat andere mensen soms dezelfde boeken lezen en daar dan wat over zeggen.
Laat een reactie achter