40 jaar tandeloos (44)
Zoals in alle andere delen van De tandeloze tijd speelt de ruimte een belangrijke rol in Advocaat van de hanen. In de oorspronkelijke trilogie is een van de delen De gevarendriehoek genoemd naar het geografische platte vlak (er wordt een stukje Geldrop mee aangeduid dat ongeveer een driehoek is op de kaart) en de andere dimensie, hoog-laag, wordt benoemd in de titel Vallende ouders.
Advocaat van de hanen heeft die dimensies niet in de titel, maar ze duiken wel steeds weer op. Allereerst wordt de tweedimensionele structuur (de plattegrond) van de stad Amsterdam ingekaderd in een aantal verschillende figuren: vingerafdrukken en ‘complexe meetkundige figuren’ zoals driehoeken en vijfhoeken:
De structuur van Amsterdam was die van een vingerafdruk, even labyrintisch en even onverwisselbaar. Eens per jaar raakte Quispel zielsgelukkig verdwaald in wat hij beschouwde als de vingerafdruk van God zelf.
Een ontoegankelijk labyrint bleef de stad niet. In de loop van de eerste week ontstonden verspreid over Amsterdam steeds meer en steeds complexer meetkundige figuren, waarvan de hoekpunten door cafés en andere etablissementen werden gevormd, en een enkele keer door de woning van een meisje.
Het begon bij voorbeeld met een driehoek, te trekken tussen De Doffer, De Pels en een café aan de tussenliggende Keizersgracht. Of een die gevormd werd door twee grote hotels aan de Nieuwe Doelenstraat en hotel Schiller aan het Rembrandtsplein. Later kwam daar een vijfhoek rondom het Leidseplein bij, met alle denkbare diagonalen en hun snijpunten, waar ook weer kroegen te vinden waren.
Het zijn allemaal figuren waarin de figuur Quispel zich beweegt, hij sluit zich als het ware op binnen de vingerafdruk of binnen een vijfhoek. Het is voor personages van Van der Heijden belangrijk dat ze coördinaten hebben, dat ze ergens geplaatst zijn op de kaart. Ze zijn geen abstract denkende wezens, maar lichamen die zich in de ruimte begeven.
Met een paar uitzonderingen worden de meeste plaatsen waar een en ander zich afspeelt ook bij name genoemd. Slechts een heel enkele keer wordt een naam veranderd (het Betuwe-dorp Bemmel heet Lummel), en in Advocaat van de hanen wordt één plaats waar een scene zich afspeelt niet bij name genoemd, hoewel het voor de meeste lezers herkenbaar zal zijn: Schiermonnikoog, waar Ernst Quispel als een soort uitloper van zijn gewoonlijke dronkenschap nog een paar dagen Pinksteren viert.
Hij raakt op dat eiland uiteindelijk letterlijk aan de grond, zoals hij in de roman een paar keer op de grond ligt, altijd in een staat van ellende. Op Schiermonnikoog ligt hij op het strand in het zand na een dronken nacht en kijkt omhoog:
Ernst opende zijn ogen. Het eerste wat hij van de nieuwe dag te zien kreeg, was van het lieflijkst denkbare blauw, al kon hij niet meteen zien wat het voorstelde: er zat een troebel vlies over zijn ogen. Voorlopig had hij aan de kleur van die vormeloze vlek dicht bij zijn gezicht genoeg. Het gaf hem een kinderlijk blij gevoel. Een kleine explosie van vreugde in de hartstreek. Het moest precies het blauw zijn van iets uit zijn kinderjaren. Een stuk speelgoed, of het jurkje van zijn zusje.
Het volgende moment beet het kind dat hij zich heel even gewaand had letterlijk in het stof. Zijn mond zat vol zand.
Op optimistischer momenten begeeft Ernst zich juist de hoogte in. Hij koopt bijvoorbeeld een eigenlijk veel te dure loft, met uitzicht over een groot deel van de binnenstad. Dat is een stap vooruit nadat hij eerder in een souterrain heeft gewoond met zijn bovenbuurman als huisbaas. Advocaat van de hanen bevat ook een massascene (betrekkelijk uniek in het werk van Van der Heijden), waarin Albert en Ernst bovenop een gebouw staan te kijken naar de strijd tussen mobiele eenheid en krakers:
Ze stonden een tijdje zwijgend naast elkaar in de diepte te kijken. De demonstranten en krakers en sympathisanten – of ‘relschoppers’, zoals ze vanavond ongetwijfeld in de krant zouden heten – waren kennelijk ver genoeg weggejaagd: nadat hun achtervolgers, van wie sommige gehavend, naar de busjes midden op het plein hadden kunnen terugkeren, werd ook de Cornelis Krusemanstraat door een vers peloton dubbel afgegrendeld. Aan de kant van de kerk werd, door weer een ander peloton, de laatste groep met de bezetters sympathiserende krakers omsingeld en in elkaar geslagen. Albert knikte grimmig, alsof hij het allemaal wel wist, alsof hij het allemaal al gezien had.
Wie laag is, op de grond, heeft geen overzicht, maar krijgt zand in zijn mond – de enige vreugde komt dan van naar boven kijken. Maar wie boven staat, of boven woont, kan uitkijken en heeft macht, hij ziet de plattegrond waarop de andere mensen zich bewegen.
Het zijn heel elementaire metaforen in het menselijk bestaan – Van der Heijden zet ze in De tandeloze tijd steeds effectief in.
Met dank aan Hans Broekhuis voor zijn opmerkingen over de ruimtelijke structuur van de Advocaat.
Laat een reactie achter