De proloog van Van den vos Reynaerde herbeschouwd
Als Frits van Oostrom de uitdrukking ‘met alle respect’ of ‘respectabel’ gebruikt, wordt hij kritisch. Op pagina 480 van zijn nieuwe boek De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, is deze uitdrukking te lezen in de verantwoording van de nieuwe editie van het middeleeuwse verhaal, die hij samen met Ingrid Biesheuvel maakte. Daar bekritiseert hij de keuze van zijn voorgangers om zo strikt mogelijk het Comburgse handschrift te volgen. Dit typeert hij als weliswaar ‘verantwoord en veilig’, ‘een respectabele keuze’, maar ook als ‘een beetje een zwaktebod’ en dan herhaalt hij het pejoratieve woord ‘veilig’ voor de tweede keer om aan te geven dat dit een zouteloze aanpak is die de Reynaert ‘lafjes’ doet smaken. De vaststelling dat de Reynaertkopiisten redelijk (mijn cursivering) tekstvast zijn, rechtvaardigt om veel meer dan gebruikelijk het Comburgse handschrift te emenderen naar het Dyckse handschrift. Steeds proberen zij af te wegen wat de beste variant is.
Het is moeilijk om iets in te brengen tegen zoveel retorische krachtpatserij, maar ik geloof dat Comburg en Dyck twee verschillende versies van de Reynaert zijn. Uit een aantekening op het schutblad van Dyck weten we dat uit de Reynaert jonge edelen konden leren wat eer betekende. (p. 358) Een aantal van de varianten in Dyck zullen dan ook bewuste ingrepen geweest zijn om de tekst op maat te snijden voor jongeren die gewaarschuwd moesten worden voor de machinaties van de wereld van volwassen.
Vergeleken met hun directe voorganger, de uitgave van André Bouwman en Bart Besamusca uit 2002, hebben Van Oostrom en Biesheuvel fors ingegrepen. Hun editie volgt het Dyckse handschrift dat in hun opvatting een beter beeld van de oorspronkelijke proloog geeft. (p. 123, maar vergelijk p. 475). De emendaties naar Dyck die Van Oostrom en Biesheuvel toevoegen in de verzen 4-8 brengen de tekst echter niet dichter bij de oorspronkelijke tekst dan vorige editeurs deden, zo wil ik in het onderstaande duidelijk maken.
De editie van Bouwman en Besamusca is gelijk aan die van Frank Lulofs uit 1983, al verschilt de interpretatie van de verzen bij Bouwman en Besamusa van die van Lulofs door een wat andere theoretische insteek.
Lulofs vs 4-8 Bouwman en Besamusca vs 4-8 dat die avonture van Reynaerde in Dietsche onghemaket bleven -die Arnout niet hevet vulscreven – dat hi die vijte dede soucken | Van Oostrom en Biesheuvel vs 4-8 dater ene avonture van Reynaerde in Dietsche was onghemaket bleven -die Aernout niet en hadde bescreven– dat hi die vijte dede soucken |
De versie van Lulofs, die Comburg zo strikt mogelijk volgt, maakt door de pittiger stijl een meer authentieke indruk. In Dyck zijn de verzen wat omslachtiger geformuleerd wat duidt op een aanpassing. Bouwman en Besamusca lezen ‘onghemaket bleven’ als ‘ongemaakt bleven’. De meesterfiloloog Frank Lulofs leest het echter als ‘niet afgemaakt bleven’. In zijn editie legt Frank Lulofs nog uit dat het voorvoegsel ‘ghe-’ aangeeft of iets voltooid is. ‘Onghemaket’ is dus geen voltooid deelwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord. Van Oostrom en Biesheuvel volgen het Dyckse handschrift. Daar is door het toevoegen van het hulpwerkwoord ‘was’ het bijvoeglijk naamwoord ‘onghemaket’ veranderd in een moderner voltooid deelwoord. De betekenis verandert dan van ‘niet afgemaakt’ in ‘helemaal niet gemaakt’. Ook ‘hevet vulscreven’ klinkt pregnanter dan ‘hadde bescreven’. In het laatste geval is één avontuur niet geboekstaafd, terwijl volgens Comburg Arnout niet alle avonturen van Reynaert heeft opgeschreven.
In vers 4 staat in het Comburgse handschrift ‘die avonture’ (mv) en in het Dyckse ‘ene aventure’. Uit de twee tekstvarianten kiezen Van Oostrom en Biesheuvel die uit het Dyckse. Hierin volgen zij de grote Reynaerdist J.W. Muller die in zijn Critische Commentaarminutieus alle verzen uit het Comburgse handschrift vergeleek met de andere handschriften. In vers 4 emendeert hij ‘die avonture van Reynaerde’, naar ‘eene avonture’, zoals in het Dyckse handschrift staat en wat aansluit bij ‘dese avontuere’ in vers 31. Die keuze verantwoordde hij met de redenering dat met ‘eene avonture’ een geschiedenis wordt bedoeld die verwijst naar de eerste branche Le Plaid van de Roman de Renart, die vervolgens schertsend aangeduid wordt als een heiligenleven, een ‘vite’. Deze interpretatie neemt Van Oostrom over: ‘het speet Willem zeer dat een (mijn cursivering) avontuur van Reynaert onverteld was gebleven, dat Arnout niet had beschreven’, vertaalt hij vrij. (p. 132). De opvatting van Muller dat de Reynaert een parodie zou zijn op de ridderroman, is nergens te vinden in het boek van Van Oostrom en Biesheuvel. De enige knipoog in de proloog zou het woordje ‘vite’ zijn. Van Oostrom noemt dat weer een goede grap. ‘Een heiligenleven van een galgenbrok!’ Het publiek kon zich verheugen op het tegendeel. (p. 145-146). Ik vermoed dat Van Oostrom en Biesheuvel hebben gekozen voor ‘ene avonture’ om zich af te zetten tegen de interpretatie van Bouwman.
In hun editie emenderen Bouwman en Besamusca ‘die avonture’ niet. Bouwman interpreteert dit meervoud als een verwijzing naar bij het Vlaamse publiek bekende Franse verhalen uit de Roman de Renart, wat Van Oostrom dan weer te avontuurlijk vindt (p. 384). Lulofs interpreteert ‘die avonture’ als ‘de verschillende verhalen bij elkaar, de geschiedenis van Reynaert’. ‘Vite’ interpreteert Lulofs als ‘heiligenleven’, terwijl Bouwman en Besamusca daar juist weer geen grap in zien. Zij vertalen ‘vite’ neutraal met ‘levensbeschrijving’. De woorden ‘avonture’ en ‘vite’ worden dus verschillend geïnterpreteerd door onderzoekers.
Bij zowel Muller als Bouwman en Besamusca is de keuze om ‘die avonture’ wel of niet te emenderen ingegeven door hun theoretisch perspectief. Muller las het verhaal als een parodie op de ridderroman, vaak ook omschreven als ‘een avonture’. In zijn ogen is de Reynaert een ‘groteske parodie: een transponeren uit den statig-epischen of hoofs-romantischen toonaard van het heldenepos of den ridderroman in de ironisch-comischen van het dierenepos.’ (p. 26. Ed. 1944) De keuze van Bouwman en Besamusca vloeit voort uit Bouwmans opvatting dat de Reynaert betekenis krijgt door het verhaal intertekstueel te lezen met ridderepiek en vooral ook de Roman de Renart. Dat laatste ontlokte bij Joost van Driel ooit de opmerking waarom de dichter dan niet in het Frans schreef. Bovendien relateerde het Vlaamse publiek waarschijnlijk ‘die avonture’ aan eerdere verhalen die ze al kenden en dat zal eerder een orale traditie geweest zijn dan Franse boekenwijsheid.
Of het nu in meervoud is of in enkelvoud, de betekenis van ‘avonture’ is volgens zowel Muller als Bouwman en Besamusca een verhaal over Reynaert. Deze duiding van ‘avonture’ is ook in andere edities terug te vinden en ook Van Oostrom en Biesheuvel conformeren zich hier stilzwijgend aan. (vgl ed. Lulofs en ed. Van Dis). Een minder specifieke interpretatie van het woord is echter heel wel mogelijk.
Het woord ‘avonture’ heeft verschillende in elkaar overlopende betekenissen. Volgens het MNW heeft het woord ‘avonture’ twee hoofdbetekenissen: ‘de gebeurde zaak’, ‘het lotgeval’ én ‘het verhaal van het gebeurde’. Bij die laatste wordt verhaal gedacht aan ridderverhalen. Het lijkt me niet noodzakelijk dat ‘die avonture’ naar ridderverhalen verwijst. In Reinaerts historie is voor ‘avonture’ de variant ‘geeste’ gebruikt, dat ‘daden’ betekent en ontleend lijkt te zijn aan het meervoud ‘avonture’. De wederwaardigheden van Reynaert zijn in zijn levensbeschrijving terug te vinden. Het woord ‘lotgevallen’ legt meer de nadruk op de moeilijkheden waarin de vos geraakt en hoe hij die weet te overwinnen. De ‘lotgevallen’ van Reynaert lijkt mij hier, ook door de combinatie met ‘vite’, de beste vertaling.
Het woord ‘vite’ in het Middelnederlands had namelijk zeker niet de exclusieve betekenis van heiligenleven. En dat gold ook voor het Latijnse equivalent. ‘Vita’ kreeg die specifieke betekenis pas in de negentiende eeuw. ‘Die vite’ betekent niet meer dan ‘het leven’ of ‘de levensbeschrijving’. Het woord kan betrekking hebben op het leven, de levenswijze of levensbeschrijving van om het even welke persoon, zelfs van hypocrieten, blijkt uit bestudering van het woord ‘vite’ in Middelnederlandse teksten. Opvallend is dat het woord gebruikt wordt als er verwezen wordt naar de Roman de Renart alseen tekst met betrouwbare, ware informatie. (hier) Dat is een merkwaardige kwalificatie voor een tekst die niet in het Latijn is en bovendien duidelijk fictie is. De reden zal zijn dat de teksten in de Roman de Renart als superieur beschouwd werden aan de mondeling circulerende verhalen die het publiek al kende.
De verzen van Comburg passen in de overgang van een mondelinge naar een schriftelijke receptie van de Reynaertverhalen. Juist in het midden van de dertiende eeuw werden die verhalen die mondeling circuleerden in een literaire vorm vastgelegd. De Roman van Walewein is een bekend voorbeeld. Volgens de proloog werden er vele verhalen over koning Arthur verteld en heeft de dichter er een geboekstaafd. Hetzelfde is het geval in Van den vos Reynaerde. Aan het mondeling circuleren van Reynaertverhalen twijfelt Van Oostrom niet (p. 136-139). Aangenomen mag worden dat het geïntendeerde publiek al de ‘avonturen’ van Reynaert kende. Het is zelfs zeer wel mogelijk dat het verhaal van de vos die voor het gerecht moest komen bij het publiek al in mondelinge vorm bekend was. We weten dat die verhalen op de actualiteit werden betrokken. (Van Oostrom, p. 162, p. 196-197 en hier)
De verbeten toon van de proloog (vgl. Van Oostrom p. 146) zou wel eens veroorzaakt kunnen zijn doordat het verhaal de concurrentie aan moest gaan met andere Reynaertverhalen die een heel andere strekking hadden. De dichter Willem gaat een bij het publiek uit de orale traditie bekend verhaal vertellen naar de veel betere schriftelijke versie die wel in overeenstemming is met de hoofse waarden van zijn publiek.
De tekst in Dyck daarentegen verwijst niet naar mondeling circulerende Reynaertverhalen. De dichter kent een Reynaertverhaal in een Frans boek dat niet in het Nederlands is vertaald en dat hij nu aan het publiek gaat vertellen. De wijziging van ‘die avonture’ naar ‘ene avonture’ benadrukt veel sterker dan het origineel dat de dichter een bestaand mooi Frans, maar voor zijn middeleeuwse publiek nog onbekend verhaal in het Diets bewerkt heeft. Een dergelijke strategie passen tegenwoordig kinderboekenschrijvers toe die de Reynaert introduceren als een beroemd verhaal dat iedereen moet kennen. Ook de aangepaste verzen 4-8 in Dyck hebben een dergelijke schoolmeestertoon. En de tekst is er niet beter op geworden. Kortom, we kunnen beter vasthouden aan de lezing in Comburg: In Reynaerts levenbeschrijving (‘vite’) worden zijn ‘avonturen’ verhaald.
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
Hugi Soly zegt
Heel doordachte en overtuigende kritische beschouwing. Felicitaties!