40 jaar tandeloos (52)
De schrijver A.F.Th. van der Heijden heeft weleens gezegd dat hij bewust digibeet is. Hij schrijft zijn boeken niet op de computer, maar op een typemachine – een elektrische typemachine weliswaar, maar dat is het enige compromis aan de moderne tijd. Ik ben onvoldoende doorgedrongen in de Van der Heijdenologie om te kunnen verklaren waarom de schrijver vasthoudt aan deze status (dit is de plaats om toe te geven dat ik zijn werk momenteel voor zover mogelijk op een e-reader lees, hoezeer ik ook vrees dat dit niet juist is in de ogen van de schrijver).
Het lijkt me meestal ook geen probleem, dat digibetisme, maar zodra een boek zich in de eenentwintigste eeuw afspeelt, zoals Kwaadschiks (verschenen in 2016 en een dag beschrijvend in 2008) levert het toch wel een paar vreemde zinnen op. Want de beschreven personages zijn niet per se even digibeet als hun geestelijk vader.
Aan het begin van Kwaadschiks kijken Nico Dorlas en de crimineel Ernst Quispel live via internet naar een begrafenis. Εr is commentaar bij de uitzending, en de commentator zegt:
Ik weet niet of het voor de bezoeker van de site zichtbaar is, maar de zon schijnt pal in de fontein, en veroorzaakt zowaar een kleine regenboog.
Volgens mij heeft in de hele geschiedenis van het internet nog nooit het publiek mondeling aangesproken als ‘de bezoeker van de site’, want als bezoeker van een site kijk je naar een filmpje dat ingebed zit op die site. Ook in 2008 was dat zo. (In het algemeen zegt iemand ook op de televisie volgens mij niet ‘de kijker naar deze zender’, maar spreekt die kijker rechtstreeks aan: u, jullie).
Ook anderszins doet internetbezoek in Kwaadschiks eerder denken aan Wim Kok (al stamde diens beroemde geklungel met een muis van 10 jaar eerder, dus uit 1998) dan aan het vanzelfsprekende gebruik van internet dat de auteur vermoedelijk heeft willen suggereren. In het volgende fragment googlet Dorlas en voert daartoe ‘op de computer zijn naam in’, waarna hij ‘clicks op zijn naam’ vindt:
Dorlas voerde op de computer zijn naam in. Hij werd doorverwezen naar de site van Battjes & Partners, waar hij keurig als tweede man, meteen onder Gerard Battjes, in de hiërarchie vermeld stond. Aan zijn onberispelijke cv had geen grappenmaker een zogenaamde veroordeling uit het verleden toegevoegd.
Er waren nog een paar clicks op zijn naam, maar die werd nergens met een oude zedenzaak in verband gebracht, evenmin met boetes wegens (te hard) rijden onder invloed.
Maar de wonderlijkste passages gaan over café-houder Staf, die in zijn kroeg een 27mc-bakkie heeft staan waarmee hij de politie afluistert. Nu zijn 27mc-bakkies nog steeds te koop, al waren hun hoogtijdagen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, de periode van de eerste delen van De tandeloze tijd. Maar belangrijker: sinds de hulpdiensten in Nederland in oktober 2007 overstapten op het systeem C2000 zijn ze niet meer af te luisteren met zo’n bakkie. Het gekke is dat die term C2000 wel een aantal keer wordt gebruikt in de roman, maar nooit heeft iemand uitgezocht – primeur voor Neerlandistiek! – of dit detail wel klopte. Maar ook al werkte C2000 in 2008 nog niet naar behoren, zoals wordt gesuggereerd, afluisteren met een 27mc-bakkie, dat kon echt niet meer.
“Misschien is er te veel techniek”, zegt Albert Egberts in Kwaadschiks als hij ziet hoe de politie met Dorlas communiceert. “Zie maar eens wijs te worden uit die spaghettikluwens.”
Robbert-Jan Henkes zegt
Hai Marc, ik lees jouw serie als één lange grote veelomvattende facetrijke diepgravende uitputtende gehaktmaking van het werk van de auteur. Dat machismo, die tenenkrommende dialogen, die kronkelende spaaklopende zinnen, dat ellendige Roomse wereldbeeld (“God”! Notabene!), dat gebrek aan echte personages, de afwezigheid van enig leven dat niet op het ego van de auteur betrekking heeft, en nu weer de wereldvreemdheid en het gebruik van een resem verkeerde begrippen, warmee hij duidelijk maakt dat hij van de hoed noch de rand weet, en ertussendoor het alomtegenwoordige aplomb, letterlijk en figuurlijk, van dat alles. Helder! Heel goed gedaan! Sjapo!
Marc van Oostendorp zegt
Misschien moet ik toch ook nog iets schrijven over de openingszinnen van Vallende ouders!
Robbert-Jan Henkes zegt
Je kent je klassiekers!
Robert Kruzdlo zegt
Je kunt ook afvragen om oprecht uit de doeken te doen wat hij onder de woorden van de personages voelt. Zijn dialogen zijn ouderwets gezwets, een stijl met heel veel woorden en nooit helder wat hij als schrijver voelt. Hij moet eens terugkeren naar zichzelf als schrijver en niet als een machine maar doorratelen. Echte dialogen schrijven en beginnen met jezelf. Marc, het ziet er veelbelovend uit.
Ronaldo zegt
Politie afluisteren met een bakkie heeft nooit gekund. Bakkies hadden 22 (tegenwoordig 40, en nu in duitsland 80) kanalen rond de 27 MHz, de politie zat rond de 88 MHz (met irritant bliepende stoorzenders om afluisteren onaangenaam te maken). Politie en/of hulpdiensten afluisteren deed je met een SCANNER, niet met een bakkie