40 jaar tandeloos (48)
Alle delen van De tandeloze tijd hebben natuurlijk alles te maken met alle andere delen. De verleiding is groot om de eerste vier delen centraal te stellen, als de delen waar alles uit is voortgekomen: deel 5, De helleveeg, biedt een nieuwe kijk op de familie van Albert Egberts en deel 6, Kwaadschiks, laat zien hoe de wereld van Ernst Quispel er ruim twintig jaar later uitziet.
Maar de latere delen spiegelen natuurlijk ook elkaar.
Dat gebeurt in ieder geval vaak in details. Nylons en panties komen in de hele cyclus regelmatig terug, maar zowel in De helleveeg als in Kwaadschiks zoemen ze, doordat vrouwen hun benen over elkaar slaan. In De helleveeg is de protagoniste de zoemster:
Tiny zat zijdelings tegen de tafelrand aan, zodat haar benen vrij spel hadden. Ze sloeg ze keer op keer over elkaar. Rechtsom, linksom. Haar nylons zoemden.
In Kwaadschiks is het de vriendin Desy van de hoofdpersoon Nico Dorlas die het effect teweeg brengt:
Als Desy haar ene been over het andere smeet, en meteen erna het andere weer over het ene, en zo door en zo verder, dan was er iets goed mis, daar kon je donder op zeggen. In de koude en koele periodes van het jaar, wanneer ze een panty droeg, leidde dat tot een hoog, ritmisch gezoem, soms eindigend in statisch geknetter.
Mij is dat nooit opgevallen, dat benen zoemen, en ik ken geen mensen die vaak panty’s dragen en wie ik durf te vragen om het eens voor te doen.
In allebei de verhalen speelt abortus een centrale rol. Waar in eerdere delen Gesù Porporà baby’s geboren laat worden om ze illegaal ter adoptie aan te bieden of ze te laten vermoorden om hun lijkjes te gebruiken voor drugssmokkel, worstelen zowel Tiny als Desy – toevallig de vrouwen met zoemende benen, maar dat zal wel toeval zijn. In beide boeken wordt in dat kader – zij het op heel verschillende manieren – de schijnheilige katholieke moraal gehekeld op dit punt. In De helleveeg doet Tiny dat expliciet. Geen enkel personage neemt zo vaak het woord katholiek in de mond, en altijd is dat veroordelend: ‘katholieke hypocrisie’, ”laffe katholieke honden’, ‘schijnheilige katholieken’, … het woord wordt geen enkele keer gebruikt zonder zo’n kwalificatie.
In Kwaadschiks gebeurt het wat indirecter. De abortuskliniek aan de Amsterdamse Sarphatistraat waar Desy zich zou laten behandelen heet in het boek Teresa van Avila, naar een van de belangrijkste vrouwelijke katholieke heiligen (in Stemvorken heet ook de begraafplaats aan de Spaarndammerdijk naar haar). Dorlas die in al zijn dronkenschap en uit puur egocentrisme probeert de abortus te voorkomen – omdat hij denkt dat het dan alsnog allemaal goed zal komen met Desy – gebruikt daarvoor bepaald hypocriete argumenten uit de katholieke traditie:
Uit die onmogelijke, almaar sterieler wordende verhouding was een godswonder voortgekomen. Het kon niet anders dan een teken zijn: dit moest gekoesterd en tot schoppende voldragenheid gebracht worden. Abortus werd door een groeiende meerderheid geaccepteerd (niet door Dorlas), maar het afdrijven van deze vrucht, dit schier onmogelijke leven, diende door iedereen als een misstap te worden beschouwd – als een regelrechte zonde tegen het heilige bestaan en tegen de geheiligde liefde.
Er zijn ook overeenkomsten die ik niet goed kan plaatsen. De psychopaat Dorlas in Kwaadschiks heet Nico, en er wordt daarmee expliciet verwezen naar Johannes 3: 1. In Johannes 3 stelt Nicodemus een aantal in mijn ogen volkomen redelijke vragen aan Jezus over de doop, maar wordt door die laatste daarom uitgekafferd omdat Hij blindelings op Zijn woord geloofd wil worden.
In zekere zin is Nico ook de patroonheilige van de hypocrisie. Calvijn had grote bezwaren tegen zijn optreden, dat hij nicodemisme noemde: Nicodemus bezocht Jezus namelijk volgens de Bijbel ‘in de nacht’, dat wil zeggen: stiekem, maar bleef ondertussen wel lid van het religieuze (joodse) establishment. In de katholieke kerk is hij wel een heilige.
Het is mij al niet helemaal duidelijk waarom de collega’s van Nico Dorlas deze passage gebruiken om hem te belasteren en te verwijzen naar eerdere schandalen van huiselijk geweld. Ja, in 3:1 wordt Nicodemus een ‘farizeeër’ genoemd, en er is dus in de volgende versregel (het nachtelijk bezoek komt aan de orde in Johannes 3:2) sprake van dat hij een typisch katholieke hypocriet is.
Maar nog wonderlijker is dat de misbruikpleger in De helleveeg Nico van Dartel heet. Ook Van Dartel kun je zien als een voorbeeld van de katholieke hypocrisie, maar ook de achternamen Dorlas en Van Dartel liggen wel heel dicht bij elkaar, terwijl het in veel opzichten toch wel heel verschillende figuren zijn. Wat moeten we dan met die gelijkenis in namen?
Jaap van den Born zegt
In Johannes 3 discussieert Nikodemus niet over de doop, dat is in het daarop volgende gedeelte met een andere Jood.
Johannes is later geschreven, door een Jood, mogelijk uit Alexandrië, waar Joodse filosofen het Joodse geloof -en christelijke het christelijk evangelie- aan de Griekse filosofie wilde koppelen (“In den beginne was de Logos en de Logos was God”) volgens Platoonse ideeën en zo onder dit rare verhaal een filosofische onderbouw wilde geven.
Johannes de Dope twijfelt hier geen moment dat hijzelf de wegbereider is van de Messias en dat dat Jezus is: hij ziet de Geest nederdalen op Hem en verkondigt dit luidkeels.
In volkomen tegenspraak hiermee is de beschrijving in het oudere evangekie Lukas waar Johannes de Doper in gevangenschap zijn volgelingen aan Jezus laat vragen of hij de messias is en hem blijkbaar alleen kende van verhalen. Ook word hier gesproken over een farizeeëer die openlijk aanhanger is van Jezus en hem thuis uitnodigt voor de maaltijd.
Interessant is ook dat hier een omschrijving van Jezus’; levensstijl wordt gegeven en in oudere vertalingen eeuwenlang woorden dat hij een vreetzak en zuiplap was verdoezelden, Vraag is of Van der Heyden dit ook wist.
https://www.biblegateway.com/passage/?search=Lukas%207%3A18-35&version=HTB