Boerekermis (1708) van Lukas Rotgans (6)
In zijn Boerekermis trakteert Rotgans zijn lezers op heel wat gesprekken, in het bijzonder tussen het ‘heerschap’, de verteller en gids, en de kermisgangers of kermiskijkers die hem desgevraagd opheldering verschaffen. Zo verzamelt de tekst een bonte reeks van stemmen, al heeft het ‘heerschap’ natuurlijk het eerste en laatste woord.
Zo vertelt een oud man de ik-figuur desgevraagd over de rederijkers die op het punt staan te gaan spelen. De man doorspekt zijn zinnen met ‘verstaje wel’, een ander is geabonneerd op ‘let wel’. De ergernis van de ik-figuur is evident en om die reden snoert hij deze sprekers de mond.
Interessanter nog zijn de zelfcorrecties van de ik-figuur, waarbij de prekende moralist tot de orde wordt geroepen. Hier past echter geen ernst: wie gebreken wil hekelen of wil preken, moet de kansel zoeken, maar nu de vreugde niet bederven. Een paar keer trapt de ik-figuur in de val van het moraliseren. De eerste keer bij een scène op de kaatsbaan, aanleiding voor de ik-figuur om de vergelijking van de kaatsbaan met het leven te maken:
Maar weinig denkt de jeugdt, by ’t vliegen van den bal.
Hoe dat haar leven strekt een speeltuig van ’t geval,
Een kaatsbal van ’t geluk. (r. 127-129)
Dan klinkt onmiddellijk kritiek:
maar zangster staak uw preeken.
Een ander stoor’ de vreugdt, en geessel’ de gebreken. (r. 129-130)
Het plezier van de kermis kent hier twee vijanden: preken en satire. Die tegenstelling was ook al eerder, maar dan niet als correctie van voorafgaande regels, naar voren gebracht:
Zo werken ydle klap en potsen in ’t gemeen
Veel meer op ’t hart van ’t volk, dan welgezoute reên
En stichtent onderhoud: als Heeroom eertyds leerde,
Toen hy de kermisvreugdt verfoeide en ’t feest blameerde. (r. 129-132)
In deze regels treft behalve de genoemde tegenstelling tussen ernst en vreugde nog de publieksbepaling: betekent dat, dat ‘ydle klap’ van Boerekermis op het volk mikt? Of onderscheidt Boerekermis zich juist subtiel van potsen door de combinatie van ernst en boert?
Na de kaatsbaan is de dronkenschap aan de beurt. Na een schets van dierlijke drankzucht volgen algemene concluderende en kritische aanmerkingen:
Wat werkt de drank in ’t volk al kluchtige gebaarden!
Hoe kan een reedlyk hart door dronkenschap ontaarden! (r. 189-190)
En dat gaat nog even door, tot in regel 203 de ‘kermiszangster’ tot de orde wordt geroepen: ‘tree niet verder in ’t moraal’: ‘Die ernst voegt by geen boert’ (r. 204-205). Wie wil preken of hekelen, moet een ‘preekstoel’ of een ander podium kiezen. Wat opvalt, is dat satire andermaal in het kamp van de ernst wordt ondergebracht en ver verwijderd lijkt van boert.
In het tweede boek is er ook strijd tussen ernst en boert, maar het is veel minder een zelfstrijd. Toneel en ander openbaar vermaak bepalen de inhoud van dat tweede boek: een klucht van een rondreizend gezelschap, rederijkerstoneel met Jan Vos’ Aran en Titus en luidruchtig en ridicuul dichterschap. Veel van dat toneel wordt gekritiseerd, door toeschouwers en door de ik-figuur, totdat de ik-figuur zich plots realiseert dat hij de verkeerde toon heeft gekozen:
Maar zangster ’t gaat te hoog: uw toonen moeten daalen.
Ik merk dat gy u zelf en ’t boerekermiskleedt
By ’t blinkent klatergout van ’t Schoutoneel vergeet. (r. 1006-1008)
Zoals gezegd, verschilt het karakter van het tweede boek flink van dat van het eerste boek. In het tweede boek lijkt de kermis een vrijbrief om na te denken over de betekenis en de waarde van toneel, in zekere zin een apologie van serieus toneel, maar daarover een volgende keer.
Bij die boertige correcties van dreigende ernst rijst de vraag waartoe die dienen. Die prekerige uitweidingen verschaffen de boertige kermisvreugd voor alles perspectief: er zijn twee werelden, die van ernst en boert, van hoog en laag, van burgerij en boeren. Rotgans laat zien dat hij beide werelden kent, door soms bij vooropgezette vergissing aan het moraliseren te slaan en dan weer terug te keren naar de beloofde boert. Door die gelijktijdigheid van uitbarstingen van vreugde en kleine preekjes bewijst hij dat ernst en boert naast elkaar voorkomen, beide hun functie hebben.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Jacob Campo Weyerman
Laat een reactie achter