Onderzoek naar de Richthofenkolleksje (tien middeleeuwse rechtshandschriften, de collectie is eind vorig jaar opgenomen in het Nederlandse Unesco ‘Memory of the World’-register) is tot nu toe vaak gefocust geweest op de Oudfriese handschriften (R 1-6). De Middelnederduitse handschriften zijn minder vaak bestudeerd. Dit is opvallend, want de Richthofenkolleksje bevat zowel Oudfriese als Middelnederduitse handschriften die uit dezelfde regio afkomstig zijn, namelijk de Groninger Ommelanden.
Er zijn verschillende belangrijke studies gedaan naar de Ommelander handschriften, maar tot nu toe bleven de Middelnederduitse handschriften uit de Richthofenkolleksje echter buiten schot; tot dusver zijn ze zelfs onuitgegeven gebleven. Mijn onderzoek als Richthofen-Fellow had daarom een nieuw en innovatief doel. Het bestuderen van de inhoud van de Middelnederduitse rechtshandschriften R 7-9, alle drie afkomstig uit de Ommelander rechtstraditie en geschreven in de zestiende eeuw, en daarmee ook het onder de aandacht brengen van deze bronnen voor nieuw historisch en taalkundig onderzoek. Ik heb gespeurd naar Fries-Nedersaksisch taalcontact uit de tijd van de ontfriesing van de Ommelanden in de vijftiende en zestiende eeuw.
Hiervoor heb ik wellicht de meest beroemde en best onderzochte Oudfriese rechtstekst als studieonderwerp genomen: de Zeventien Keuren, een tekst die in vrijwel elk rechtshandschrift met Oudfries recht vertegenwoordigd is. Omdat deze tekst in alle handschriften uit de Richthofenkolleksje aanwezig is, zowel de Oudfriese als de Middelnederduitse handschriften, vormt hij een uitgelezen onderzoeksobject.
Kopiisten
Taalkundig verschaffen R 7, R 8 en R 9 een interessant inkijkje op de taalkundige vaardigheid van de verscheidene kopiisten. Het is opvallend dat we geregeld in de handschriften verklarende uitweidingen tegenkomen waarin Oudfriese terminologie wordt toegelicht of vertaald. Dankzij deze uitweidingen krijgen we een idee van het begrip van een Middelnederduits-spreker uit de zestiende eeuw van het Oudfriese voorbeeld dat hij als legger gebruikte. Welke dingen begreep de kopiist en welke niet? Zo werd het Oudfriese woord huslotha ‘huisbelasting’ in twee van de Middelnederduitse handschriften (R 8 en R 9) vertaald met huijsstede/huestede onder de veronderstelling dat het woord lotha gelijkgesteld kon worden met Middelnederduits lot ‘perceel’.
Soms werden Oudfriese termen aangepast of verkeerd begrepen in de Middelnederduitse vertaling van de Ommelander kopiist. Het is daarom verrassend dat dikwijls alsnog een correcte interpretatie van de term wordt gegeven. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Oudfriese term thredknia lawa ‘nalatenschap van verwanten in de derde graad’. In de Middelnederduitse handfschriften van R 8 en R 9 wordt deze term verklaard met tredia loue ind erfnisse,dat is ‘tredia nalatenschap en erfenis’.
Soms vinden we in de handschriften verkeerde lezingen waarvan we ons kunnen afvragen of de kopiist niet wist waar de inhoud van de tekst naar verwees. Zo wordt de Oudfriese zinssnede rethnathes slachta ‘muntslag van Rethnath’, waarin verwezen wordt naar een legendarische munter met de naam Rethnath, in de Middelnederduitse versies omgevormd tot Reduachtes munte (R 7), reyde wachtes munte (R 8) en redde nachtes munte (R 9). Desalniettemin werd slachta ‘muntslag’ wel correct vertaald met Middelnederduits munte ‘munt’, ondanks het feit dat de daaraan voorafgaande naam verkeerd gelezen werd.
Samenvattend kunnen we stellen dat de handschriften van de Richthofenkolleksje een uniek venster bieden op de taalkundige situatie van de Ommelanden rond in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw. De kopiisten lijken de Zeventien Keuren inhoudelijk goed begrepen te hebben wat blijkt uit het feit dat er weinig grote begripsproblemen in de uitweidingen en aantekeningen naar voren komen, maar wel af en toe losse woorden worden verklaard. Dit zou echter ook te maken kunnen hebben met het uiterst gespecialiseerde juridische lexicon.
Bovendien behoren de Zeventien Keuren tot de meest wijdverspreide en bekende tekst uit het vroegere Friestalige gebied, zodat het waarschijnlijk is dat iedere kopiist met een juridische achtergrond bekend was met de inhoud. In de toekomst wil ik daarom graag naar de minder wijdverspreide rechtsteksten uit de Richthofenkolleksje kijken. Hoe gaan kopiisten met zulke teksten om? Begrepen ze die net zo goed als de Zeventien Keuren of zien we daar dat hun taalkundige vaardigheid tekortschiet?
Laura Bruno is promovenda Historische taalkunde aan de Universiteit Gent en schrijft haar proefschrift over dative experiencers in het Oudfries en het Middelnederduits. Ze begon in maart als Richthofen-Fellow met een onderzoeksproject gericht op de Fries-Nedersaksische taalcontactsituatie van de Ommelanden rond de tijd van de ontfriesing.
Dit artikel is earder ferskynd yn Letterhoeke nûmer 2 fan 2023.
Laat een reactie achter