Ik vervolg mijn beschouwing van de verkiezingsprogramma’s in het licht van het taalbeleid. Traditioneel hebben de christelijke partijen de meeste aandacht voor taalpolitiek. Dat is ook dit jaar zo. Het wil natuurlijk niet zeggen dat je over een van de partijen kunt zeggen dat ze taalbeleid tot inzet van de verkiezingen maken, maar over het algemeen wordt bij deze partijen het woord duidelijk het meest serieus genomen.
CDA
Wie zijn stem enkel en alleen laat bepalen door de belangen van de neerlandistiek (maar dat doet eerlijk gezegd vermoedelijk niemand), moet ook deze keer weer op het CDA stemmen. Zeker waar het gaat over de activiteiten van Kamerleden. Met name de Kamerleden Harry van der Molen en René Peters hebben door scherpe vragen te stellen en op het juiste moment succesvolle moties in te dienen veel voor het vak gedaan: zij zijn de hoofdverantwoordelijken voor de zogeheten neerlandistiekgelden (die de opleidingen in den lande het mogelijk maakte te werken aan verbreding), de extra gelden voor de internationale neerlandistiek én het feit dat recentelijk uiteindelijk de opleidingen Nederlands toch niet gedwongen zullen worden een gezamenlijk programma aan te bieden. (Als amateurlobbyist voor de neerlandistiek moet ik ook zeggen dat het CDA altijd het best lijkt te begrijpen wat er in ons vak leeft.)
Helaas is Van der Molen een tijdje geleden uit de Kamer vertrokken en keert ook Peters na de verkiezingen niet terug. Het CDA-programma wijkt niet erg af van wat de meeste andere partijen lijken te willen, al is het wel erg ferm over nieuwkomers van wie ‘geëist’ moet worden dat ze het Nederlands beheersen. Niet gespecificeerd wordt wie die nieuwkomers zijn. Van EU-migranten kán het niet geëist worden, van vluchtelingen zul je het ook niet willen eisen. Die strengheid strekt zich ook niet uit tot alle domeinen. Als voorbeeld noemt het programma ‘passende ondersteuning bij en informatie over anticonceptie voor niet-Nederlandstaligen en laaggeletterden’. De partij stelt verder voor dat de NPO (‘in zijn dagprogrammering’) ook ruimte voor nieuwkomers moet maken.
De partij sluit zich aan bij de nieuwe consensus waar het gaat over universitaire opleidingen: bachelor-programma’s die zich primair richten op de Nederlandse arbeidsmarkt moeten in het Nederlands worden aangeboden. Een haakje hierbij is wel dat bachelor-programma’s aan de universiteit van oudsher helemaal niet zo rechtstreeks opleiden voor de arbeidsmarkt. Het zijn wetenschappelijke opleidingen die geacht worden mensen te leren op een academisch niveau te denken.
Een ander opvallend (en nieuw) punt van consensus is dat de bibliotheken een belangrijke rol moeten spelen in het verbeteren van het lezen in onze samenleving:
In samenwerking met bibliotheken komt er een onderwijsbreed leesoffensief om achterstanden weg te werken en de ‘lol in lezen’ terug te krijgen. Laaggeletterdheid en digitale geletterdheid verdienen structurele aandacht.
Tot slot lijkt ook steeds sterker tot de Tweede Kamer door te dringen dat er in Nederland meer talen gesproken worden dan alleen Nederlands. Al noemt (ook) het CDA daarbij alleen inheemse talen:
Een sterke stedelijke of regionale identiteit verrijkt het gevoel dat je ergens thuishoort. Gemeenschapsgevoel is belangrijk en daarom ondersteunen wij regionale taal, zowel het Frysk als andere streektalen en dialecten.
Ook migrantentalen verrijken natuurlijk het gemeenschapsgevoel, maar daarbij gaat het kennelijk niet over de gemeenschappen waar het CDA naar streeft. (Terzijde, het gebruik van Frysk voor Fries is ook een trend in de verkiezingsprogramma’s.)
ChristenUnie
Zoals het CDA het actiefst is in de Kamer, zo komt de ChristenUnie traditioneel met het meest uitgewerkte ideeëngoed over taal- en letterenbeleid in het verkiezingsprogramma. Het is bijvoorbeeld de enige partij die ideeën heeft over hoe het talenprobleem in de zorg zou moeten worden opgelost:
Ook komt er één tolkenvoorziening voor alle zorgdomeinen. Op die manier krijgen alle zorgverleners eenvoudig toegang tot een tolkenvoorziening voor mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn.
Over taalvariatie heeft de Christenunie een soortgelijke opvatting als het CDA (en ook hier gaat het over Frysk):
De ChristenUnie heeft aandacht voor het Frysk als tweede Rijkstaal en beschermt regionale streektalen en dialecten. Deze geven uiting aan culturele verbondenheid en gemeenschapszin.
Ook nu kun je weer denken dat culturele verbondenheid en gemeenschapszin natuurlijk ook gedragen kunnen worden door Turks of Jiddisch (de laatste taal is net als het Romani een volgens het Europees Handvest erkende minderheidstaal). Maar op één andere plaats worden in ieder geval wel twee andere talen genoemd:
Veranker Nederlands, Fries en Gebarentaal in de grondwet. De Nederlandse en Friese taal, evenals de Nederlandse Gebarentaal, worden grondwettelijk verankerd. Op gelijke wijze wordt in het Caribisch deel van Nederland recht gedaan aan de overige talen in het Koninkrijk; Papiaments en Engels.
De wens om het Nederlands (en in de slipstream daarvan een aantal andere talen) in de grondwet te ‘verankeren’ leeft al heel lang in de ChristenUnie. Het stamt zelfs al uit de tijd van het GPV, een van de partijen die in 2000 in de ChristenUnie is opgegaan. Er zijn ook wel serieuze pogingen gedaan om het te verwerkelijken, maar bij mijn weten niet recent meer. Het lijkt ook vrij kansloos omdat de meeste andere partijen er niet veel in zien.
Overigens is het ChristenUnie veel liberaler in de opvattingen over taal in het hoger onderwijs dan het CDA en vermoedelijk zelfs de meeste andere partijen:
Het aanbieden van Nederlandstalig onderwijs is in principe uitgangspunt. Universiteiten beslissen wel zelf welk deel van hun opleidingen Engelstalig is.
SGP
De SGP heeft de meest neerlandistische titel voor een verkiezingsprogramma: ‘Woord houden’. Toch heeft het over taal en letteren uiteindelijk minder te zeggen (wat overigens óók te maken heeft met het feit dat het verkiezingsprogramma sowieso veel compacter is dan van veel andere partijen, en zeker dan van de andere christelijke partijen.) Deze partij is juist een van de strengste waar het gaat over het taalbeleid in het hoger onderwijs. Het programma stelt dat
de handhaving van het Nederlands als voertaal serieus moet worden opgepakt, zeker bij bacheloropleidingen
Een ander punt waarop de overheid volgens de SGP strenger moet optreden is in het ‘bevorderen’ van ‘fatsoenlijk taalgebruik’, al maakt de partij helaas niet duidelijk hoe we dit voor ons moeten zien. De partij licht wel een tipje van de sluier op over wat het beschouwt als onfatsoenlijk taalgebruik: “Schelden, toeteren, bedreigingen en grof
taalgebruik”. Opvallend aan dat lijstje is de aanwezigheid van toeteren (is dat ook een vorm van taalgebruik?) en de afwezigheid van vloeken.
Wat tot slot ook nog opvalt aan dit programma is dat het zo ongeveer het enige is dat woorden als geletterdheid of lezen niet noemt.
Robert Kruzdlo zegt
Wat ze beter kunnen doen, is hun, de politicus, (rk mijn tussenvoegsel) de algemene taalvaardigheid en expressievermogen verbeteren door serieuze langdurige cursussen te volgen in de eerste jaren van hun politieke bestaan. Want het is wel degelijk mogelijk om via een veel grotere taalbeheersing tot taalvorming te komen, die beter dan nu de verschillende oren tegelijk kan bedienen. Ideaal zal het nooit worden, maar het kan wel beter.
Nederland is een polderland, met een poldereconomie en polderbestuur en poldertaal. En voor mij is poldertaal de politieke taal in ons land. Wijd, vlak, saai, en vooral gericht op consensus. (Volgens Mr. H.A.F.M.O. van Mierlo.)
Weia Reinboud zegt
Dat het CDA de anticonceptie noemt, vroeger stond de C toch voor conceptie?!