Dit verhaal kent ook slechts één imitatie, maar hier is de reden vermoedelijk dat het hoffmannse verhaal een vreemde eend in de bijt is: het gaat immers niet over kinderen die iets misdoen maar over een volwassene die lik op stuk krijgt van zijn beoogde prooi. Waardoor het verhaal zich minder goed laat inpassen in de opvoedkundige bundels die de nabootsers en bewerkers samenstelden.
De dappere jager Theodoor – in De Struwwelpetertjes van Daan Hoeksema uit 1927 – gaat op everzwijn jagen, maar toch pakt het haasje zijn geweer, wat vreemd is, want de goddelijke vergelding wil dat het bejaagde dier hem moet afknallen. Het eindigt (na 24 regels) met de jager die in de waterput duikt – hier een put vol nat – waar een vrouw hem met de puthaak weer uittrekt.
’n Brave vrouw komt aangesneld
Zij grijpt een puthaak en ontsteld
Van ’t jammeren door den jagersman,
Redt zij den held zoo gauw zij kan.
Het haasje ‘heeft zijn zin’ volgens de bewerker en verdwijnt. Een gelukkige, ja saaie afloop, je kan het niet anders noemen.
Dit stuk verscheen eerder op AlledaagsVertaalProbleem.
Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.
Laat een reactie achter