U, bewonderaar van Betje Wolff en Aagje Deken, die in maart 1975 de twee miniatuurportretjes van Betje Wolff en Aagje Deken gestolen heeft uit het Betje Wolff Museum in Middenbeemster, kom er nu eens mee voor de dag!
Ik begrijp u wel. Hoe vaak kom ikzelf niet in een museum waar de dingen niet zo heel keurig liggen, zo voor het grijpen, onbeschermd, waar ze misschien niet het juiste licht krijgen, waar maar weinig mensen komen, en dan denk je wel eens: dit zou bij mij echt wel een betere plek krijgen. In 1975 was het Betje Wolff Museum nog niet zo keurig en aantrekkelijk bijgehouden als nu.
Ik heb zelf wel eens gedacht in het Literatuurmuseum, toen daar nog portretten van afschuwelijke makelij naast opzienbarend mooie kunstwerken hingen, sommige zelfs op kniehoogte: ik haal die mooie Isaac Israels, die Jan Kruseman weg, zo ga je toch niet om met schoonheid.
Maar nee, vingers mogen best jeuken, maar ik doe zulke dingen niet. Ik ben zelfs van het soort dat bij veilingen van mooie dingen eerst informeert of er een openbare collectie is die er belangstelling voor heeft. Ik bied niet als ik weet dat de Leidse of Amsterdamse Universiteitsbibliotheek ze wil hebben. Het is toch beter als ze voor iedereen zijn.
Dus ik neem maar aan dat u een bewonderaar bent van het schrijversduo en echt uit compassie die twee portretjes meegenomen heeft. U koestert ze, kijkt er elke avond even naar voordat u gaat slapen. En dan denkt u: eigenlijk…. eigenlijk…
Die twee gestolen portretjes zijn gekleurde olieverfschilderijtjes op ivoor. Ze kunnen niet groter zijn dan een ansichtkaart of een pakje boter. Een tijdgenote schreef erover dat het ‘bijzonder levendig gelaat en [de] vurig tintelende oogen’ van Betje Wolff en de ‘natuurlijke zachtheid en veel betekenende ernst’ van Aagje Deken er beter in weergegeven waren dan ooit iemand had gekund. De schilder was Pieter Groenia, die ze in 1798 in Leeuwarden maakte, hij was toen dertig jaar. De schrijfsters waren toen in armoedige omstandigheden en voelden zich bejaard. Er bestaat één oude foto van de miniaturen in zwart-wit, en er zijn enkele gravures naar Groenia gemaakt.
De foto’s naar foto’s in Schrijvers prentenboek 20
Toen ik anderhalf jaar geleden Piet Buijnsters, de grote Wolff&Deken-kenner, bezocht, vertelde hij op een veiling een portret van een meisje gekocht te hebben dat hij beschouwde als een portret van Betje Wolff. Het is een ongesigneerde aquarel, heel mooi. Ze hing bij hem op een prominente plek en hij liet me haar zien. Nu bijna precies een jaar geleden (17 november 2022) is hij gestorven. Hij wilde mij een aandenken geven, en zijn erfgenamen hebben besloten dat portret waaraan hij zo gehecht was aan mij te geven. Ik koester het portretje, vooral vanwege de herinnering aan de voorbeeldige geleerde die Piet Buijnsters was. Nu ga ik u, DIEF, iets beloven.
Als u die twee miniatuurportretjes teruggeeft, geef ik míjn Buijnsters-portretje aan het Betje Wolff Museum. En natuurlijk komen die twee van u dan ook weer in dat Museum, maar dan wel in een inbraakvrije vitrine.
Stel nu dat u ze wel heeft, maar dat uw vader, uw moeder, uw tante ze gestolen heeft, en u schaamt zich daar eigenlijk een beetje voor. Of u ziet nu pas dat het Wolff&Deken zijn, u wist het niet, u dacht dat het gewoon twee anonieme achttiende-eeuwse dames zijn. Weet u wat: bezorg ze dan in een anonieme envelop bij mij thuis. Mijn brievenbus is groot genoeg. Nicolaas Maesstraat 7, Amsterdam, makkelijk te bereiken met openbaar vervoer (lijn 12).
De gravures, gemaakt naar de miniaturen
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Marita Mathijsen
Ronald V. zegt
Ik heb de genoemde portretjes niet. Niet dat ik zo gewetensvol ben om ze niet te ontvreemden. Ik ben echter te laf om iets wederrechtelijk mee te nemen.
De bezitter van die portretjes zou ze ook kunnen overhandigen aan Arthur Brand, bekend als gewetensvolle kunstdetective. Misschien wordt er dan een mooi tv-programma over gemaakt.
Dit brengt me op het volgend idee. U zou contact kunnen opnemen met een tv-omroep om een intelligent en liefdevol programma te vervaardigen over Wolff en Deken met als klapstuk hun vermiste portretjes. Dit heeft als voordeel dat uw oproep meer publiek genereert en dat wellicht antiquairs, professionele en amateur, in hun spulletjes op zoek gaan naar de vermiste portretjes. Je weet maar nooit.
In uw brief aan de omroep kunt u vermelden dat u zowat de deskundige bij uitstek bent op het gebied van Wolff en Deken en dat velen die de Neerlandistiek een warm hart toedragen, u steunen in uw speurtocht naar de verdwenen portretjes.
Ik lees gaarne over uw beslommeringen met de dames Wolff en Deken.
Met vriendelijke groet