Helge Bonset schrijft iedere maand over Nederlandstalige boeken die je zou moeten (her)lezen
1. “Man.
Vrouw.2. De man.
De vrouw.
Het kind.
En rondom.3. Kijken, de man.
Glimlachen, de vrouw.
Eten, het kind.
En rondom zitten. Kijken met drie.
Een: de man.
Twee: de vrouw.
Drie: het kind.4. En kijken, eten, glimlachen.
C. C. Krijgelmans, Homunculi. In: Homunculi (1967).
En praten, het kind. Ik heb honger, zeggen.
De man, Eet, alsjeblieft.
Dan: bewegen, lachen, praten.
Dan zeggen, de vrouw. Altijd hetzelfde met jou. Je bent een liefje.
En dan, het kind. Luid, Ik heb honger.
Ja, de vrouw, kijken.
Met drie samen praten.
Bewegen, bekijken, de man.
Eten, bekijken en praten.
De vrouw: praten, bekijken. Zeggen, Wanneer komt hij?”
Zo begint een van de merkwaardigste, maar ook intrigerendste teksten uit de Nederlandstalige literatuur. De auteur is de (in Nederland) vrij onbekende Vlaamse auteur C. C. Krijgelmans, die vorig jaar op 88-jarige leeftijd overleed. Mijn aandacht trok hij met zijn experimentele roman Messiah (1961), bestaande uit éen zin van 80 pagina’s. Daar kwam ik niet doorheen, maar toen ik eind jaren zestig zijn verhalenbundel Homunculi tegenkwam (tweedehands!) was ik nieuwsgierig genoeg om die te kopen. Ik raakte vooral gefascineerd door het gelijknamige titelverhaal, ook 80 pagina’s.
Dat verhaal is op het eerste gezicht alleen een stijloefening. Zie het consequente gebruik van de infinitief. Maar er is meer aan de hand: het is opgebouwd als een meetkundige reeks. Hoofdstuk 1 telt twee zinnen, hoofdstuk 2 vier, hoofdstuk 3 acht, hoofdstuk 4 zestien (zie hierboven) tot hoofdstuk 9 dat 512 zinnen telt. Dan is er een bijna blanco pagina waarop alleen het woord ‘dood’ staat (straks zal duidelijk worden waarom), waarna hetzelfde systeem wordt gevolgd in omgekeerde volgorde: het laatste hoofdstuk draagt ook weer het nummer 1 en is gelijk aan het eerste. Ik weet niet of ik dit allemaal zelf ontdekt zou hebben, maar Ivo Michiels, een andere (meer bekende) Vlaamse experimentele auteur, legt het uit in zijn voorwoord bij Homunculi.
Waar gaat het verhaal over? Het gaat kalm van start, zie boven. Maar de spanning neemt toe na de komst van een vierde persoon, de jongen, en de start van een groot aantal rituelen, die afhankelijk blijken van de stand van het licht.
En vlug gaan zitten, de jongen. Dan zeggen, Beginnen we maar alvast? Zeggen, de man, Even wachten nog. Wachten tot het licht hier zit. Met de vinger wijzen nu, Hier. Met de vinger naar beneden gericht. En wijzen, de man, zich bukken.
Het eerste ritueel heeft een goedmoedig karakter: het mikken van voorwerpen in een holte, een wedstrijd die wordt gewonnen door het kind. Maar dan volgt een ritueel dat als ‘het praatje’ wordt aangeduid.
En praten, de vrouw, met klare stem. Praten, en: zich naar de man toewenden.
Ik haat je, dwaas die je bent.
Je bent een onmachtig, aartsdom, stinkend dier.
Ik haat dat kreupele lijf van jou.
Ik haat die kromme leden van jou.
(……….)
En praten, zich naar het kind toewenden.
Je bent een klein, valsaardig monster.
Je bent het kind van een dier.
Je stinkt harder dan je vader nog.
Kijk, mijn buik schaamt zich over jou”.
(…………….)
En zeggen, de man, Kijk, ik begin. En praten, de man, met luide stem.
En nu de vrouw toespreken, luid, vlug.
Er was eens een stinkend wijf: jij.
En verlept je borsten, verschrompeld je huid.
Ik walg van je huid, jij, wijf.
En scheel staan je ogen, jij, wijf.”
Als alle vier de personen elkaar op deze wijze hebben toegesproken, volgt een tegenovergesteld ritueel.
Zeggen, de vrouw, Je bent een schattig kind. Ik hou van je omdat je schattig bent. Ik hou van je, gewoon, zoals van allen. Ik hou van jullie, mensen, lieve broeders. Dan onder het praten de tranen laten komen. Moeite doen om de tranen te weerhouden dan. Dapper het gelaat vertrekken, pogen om te glimlachen. Het kind bekijken, vredig met het hoofd knikken. En, Tranen van geluk, zeggen, even glimlachen dan. Lieve man, zeggen, hem bekijken en moedig lachen.
De jongen blijkt gekomen te zijn in afwachting van de komst van ‘het meisje’, een tweede kind van de man en de vrouw, met wie hij wil trouwen.
Lieve mensen, ik hou van je dochter, zeggen. Zij is mooi, zeggen, de jongen, En lief. Zij houdt van mij zoals van de anderen. Wat is zoeter dan deze liefde, kijkt nu. Met de rechterhand naar de onderbuik wijzen dan. Het hoofd bukken en met een ruk, zo. De buik naar voren duwen, schouders meteen achteruit. Dan met de rechterhand stevig de penis omsluiten. Zeggen, Kijk hoe hij hard en rechtop staat. Dit gebeurt telkens wanneer ik aan haar denk.
En kijken, de man, de vrouw, het kind. Even lachen met drie, kijken en bewegen nu.
En zeggen, de man, Je bent te benijden.
Na nog twee uitgebreide rituelen rondom ‘de zorg voor het lichaam’ arriveert het meisje. Maar op de vraag van de jongen: “Gaan we samen heen straks?” antwoordt het meisje dat ze anders heeft beslist.
En zeggen het meisje, Het gaat om mijn leven. En zeggen, het meisje, Het gaat om mijn dood. Luid zeggen, het meisje, Welnu, ik heb het gezegd.
Dan volgt een geheimzinnig ritueel waarbij de vrouw een mens tekent op de bodem van de ruimte en alle vijf de aanwezigen, onder het uitspreken van verwensingen, op de getekende mens springen, spuwen, wateren, trappen en wat dies meer zij, waarna de mens weer wordt uitgeveegd. Het moment breekt aan waarop het meisje haar voornemen om haar leven te beëindigen in daden gaat omzetten, wat door de anderen rustig en als vanzelfsprekend wordt geaccepteerd.
Wanneer heb je het besluit genomen?, zeggen, de man. Je bent een kranig meisje, zeggen, Ik bemin je. Heb je een bijzondere reden?, zeggen, Wat niet hoeft. En dan zeggen, het meisje, Niet zolang geleden toch. En gewoon, zeggen. Omdat ik het zo goed vind.
(………….)-
En zeggen, het kind, het meisje aankijken, even bewegen. Zeggen, Hoe ga je het doen, zeg, hoe toch? En zich omkeren, het meisje, daarheen rondom gaan zitten. Opstaan weer, dan het groepje rondom langdurig blijven bekijken. De man, de vrouw, de jongen, het kind bekijken. Kijkt, zeggen, de handen heffen, hoog boven het hoofd. Vlug de polsen draaien. Kijkt, zeggen en glimlachen dan.
(…………..)
Om ervan te genieten, het meisje vlug zeggen. Om er tot op het laatst van te genieten. Is het niet zo?, zeggen, en het kind bekijken.
Ja, het kind, en , Ja, de man en, Ja.
(………………..)
Langdurig het bloed om de rechterpols bekijken, het meisje. Langdurig het bloed om de linkerpols en de rechterpols bekijken.
En kijken: de man, vrouw, de jongen en kind.
En zeggen, de vrouw dan, Hoe voelt het aan?
En zeggen, het meisje, Vreemd, en, Ongewoon toch, zeggen. Eigenaardig, zeggen dan, Dit weet je nooit op voorhand. De handen vouwen, de ellebogen op de knieën plaatsen. Het kind bekijken, de vrouw, de man, de jongen.
(………………)
Zeggen, het meisje, Week voelt het, het hoofd bukken. Zo is het, zeggen. Het gaat langzaam aan nu. De handen uit elkaar nu, op de knieën plaatsen. Ik heb voor alles gezorgd, zeggen, de vrouw bekijken.
(………………..)
In de richting van het meisje stappen, halt houden. Met de linkerhand de schouder van het meisje aanraken. En zich bukken, het kind, dan vlug zeggen, Dood.
Hiermee zijn we op exact de helft van het verhaal, tegelijkertijd de climax. In de tweede helft komen twee mannen het lichaam van het meisje ophalen.
Neerbuigen, een man, het lijk bij het hoofd grijpen. Neerbuigen, een man, het lijk bij de voeten grijpen. Zich samen gelijktijdig oprichten, een man en een man. Even wachten, de mannen, en elkaar vlug bekijken dan. Samen gelijktijdig het groepje bekijken en, In orde, zeggen. Het zit fijn, zeggen, en Wij gaan nu, zeggen. Samen en gelijktijdig en langzaam voorwaarts stappen, de mannen.
Daarna hebben nog vele rituelen plaats, die ik niet meer ga beschrijven. Want het is tijd voor de vraag: wat lezen we hier eigenlijk, in deze tekst die realistisch en filmisch is en tegelijk duister en onbestemd? Ivo Michiels suggereert twee mogelijkheden: “Dient Homunculi begrepen als een archaïsch verhaal over primitieve grotbewoners? Of is het een projectie van de mens in een ver, vooralsnog niet te meten verschiet?” Volgens hem vertolkt de tweede interpretatie het zuiverst de bedoelingen van de auteur, maar zal de lezer het liefst de eerste interpretatie kiezen, omdat hij een toekomstbeeld zoals Krijgelmans hem voorhoudt, spontaan afwijst: “de wreedheid van een wereld zonder wreedheid, d.w.z. zonder morele kwellingen”.
Michiels gaat niet in op de voornaamste betekenis van het woord Homunculus: ‘een lichaam zonder de ziel.’ Als Krijgelmans die betekenis voor ogen heeft gehad, verklaart dat inderdaad de onbekommerde omgang van zijn personages met Eros en Thanatos, “zonder morele kwellingen.” Het verhaal geeft echter geen aanwijzingen dat het hier gaat om een toekomstbeeld van dé mens. Het zou ook een weergave kunnen zijn van het leven van homunculi: mensjes zonder ziel, waarvan alchemisten aannamen dat ze buiten het menselijk lichaam gekweekt konden worden (De Natura Rerum, 1538). Maar misschien wist Michiels op grond van gesprekken met zijn collega-schrijver en vriend Krijgelmans, dat deze wel degelijk doelde op een “projectie van de mens in een ver, vooralsnog niet te meten verschiet.”
Homunculi zou prachtig zijn op het toneel, of op (video)film, of liefst nog als performance. (Met een solo-voordracht van fragmenten eruit wist ik als jong docent mijn leerlingen enorm te boeien, hoewel er aanwijzingen zijn dat ze na afloop worstelden met de vraag wie er nu gestoorder was, Bonset of Krijgelmans.) Maar de kans op vertoning is helaas nihil. Dus koop dat boek (nog maar 2 exemplaren op boekwinkeltjes.nl, haast je). En maak kennis met Krijgelmans’ experimenten met stijl (zie ook het verhaal Jericho) en moraliteit (ook het verhaal Petit Lapin).
Berthold van Maris zegt
Taalkundig is dit een heel interessant experiment, vanwege al die infinitieven en de afwijkende plaats van het onderwerp. De infinitief kan in alledaags Nederlands gebruikt worden als een infinitief, een imperatief (Doorlopen!), een indicatief (En zij maar lachen.), en ook als het naamwoordelijk deel van een naamwoordelijk gezegde (Dat was lachen! ). Bij deze tekst vrrag je je af op de lezer daarop teruggrijpt bij het lezen van al deze infinitieven, of dat er al lezende een nieuwe grammaticale regel ontstaat. Of een combinatie van beide.
Ontzettend leuk.