40 jaar tandeloos (72)
De roman Stemvorken gaat over mensen die iemand anders willen zijn: Pijkel wil een tijger zijn, en is misschien wel een tijger, Tibbolt Satink wil een ander zijn (een Rotterdammer) zodat die ander met zijn dood zit opgezadeld, de heteroseksuele Corinne en Zwanet willen een lesbisch koppel vormen, en de schrijver van Stemvorken, A.F.Th. van der Heijden, stelt zich voor dat hij een vrouw is.
In de laatste regels van het boek, wordt gesproken over een clown in Pijkels circus die altijd geschminkt was en die spoorloos uit het circus verdween op de dag nadat Pijkel zelf uit het circus verdween. (Dit stukje bevat een spoiler voor wie het boek nog nooit gelezen heeft. Ga door naar het volgende als je niet van spoilers houdt.)
Hij is na de tragedie niet bij ons teruggekeerd. Hij liet het dezelfde avond al afweten, zonder de directie in te lichten. We hebben hem nooit meer gezien… ook niet om zijn spullen op te halen. Zijn laatste loon staat nog op onze rekening. We hebben niet eens een nummer om het te storten. Het oude bleek opgeheven. Een clown die nooit zijn ware gezicht laat zien, kan gemakkelijk spoorloos verdwijnen. Hij hoeft zich alleen maar af te schminken.
Als je onvindbaar wil zijn, hoef je alleen maar de rol af te leggen die je altijd gespeeld hebt. We weten dan al dat de clown getuige is geweest van de tijgeraanval op Pijkel. Ook wisten we al dat de dode man bij wiens lijk Pijkel werd aangetroffen, witte verf achter zijn oor had, en dat de patholoog had gedacht aan ‘een soort acteur’ omdat de huid sporen vertoonde van langjarig schminkgebruik. Het enige waaruit de detective die de lezer in dit boek is, kan afleiden dat die dode man de clown was, is dus dat hij zich niet helemaal heeft afgeschminkt.
Vlak voor het einde van de roman blijkt dat Pijkel zelf door haar tijgers is aangevallen omdat ze voor het eerst niet haar gebruikelijke kleding aanhad, maar een namaak-cowgirlpak, met franje aan de mouwen.
De zoektocht naar de ware toedracht van wat er met Pijkel en de dode man is gebeurd, is één van de lijnen in de roman. De ander is de liefde tussen Zwanet en Corinne. De laatste is in haar jeugd een beroemd fotomodel geweest. Bij de eerste ontmoeting, gearrangeerd door Zwanets echtgenoot en Corinnes beste vriend Albert, is Zwanet nog wantrouwig, maar ze merkt in de beschrijving van die ontmoeting een paar keer op dat Corinnes ‘heel bescheiden is opgemaakt’. Ze raakt zich alleen al daardoor meer bewust van haar eigen make-up, en ook bij de volgende ontmoeting, een paar dagen later vraagt Corinne ‘Waarom hebben we ons eigenlijk zo uitgebreid opgetut… voor een wandeltochtje?’ Albert zegt dan iets dat preludeert op de laatste zinnen, over de clown:
‘Bij jou is het beroepsdeformatie,’ zei Albert. ‘Je bent een half mensenleven lang verplicht geweest representatief te zijn. Het is de angst dat mensen je anders niet herkennen. Gemiste kans trouwens op wat privacy… kijk, daar gaat die hoe-heet-ze-ook weer… die van dat reclamespotje.’
Nog iets later merkt Zwanet zelf op dat ze juist ouder wordt als ze zich opmaakt. Make-up is misschien een manier om je te verbergen, maar vanaf een bepaald moment kan het afzien van schmink of make-up je juist ook onherkenbaar maken. Het is helemaal niet zo duidelijk wat iemands ‘ware gezicht’ is.
Robert Kruzdlo zegt
Vergeet het paspoort niet. De schrijver kan natuurlijk niet aan alles denken: kleiner dan minder houdt ook over. Als de clown zich niet afschminkt sterft hij tijdens zijn leven als een held. Wie is die schrijver die een vrouw ‘wil’ zijn¿ Is het zijn wil die wil of…, wil hij aan ons weer op een clownachtig manier iets in een literaire vorm toveren. Het circus sterft ook zijn dood. Ik weet er alles van. Koffie¿
https://www.trouw.nl/tijdgeest/de-buitenwereld-wist-niet-dat-mijn-moeder-thuis-leeuwen-temde-tot-het-misging~b614bf80/