X.
Een andere centsprent, Jan Klaassens klugtige Bedryven is ouder, gedateerd 1775-1813.[1] Boekenoogen, die de prent afdrukt in zijn Imagerie,[2] schrijft dat wij hieruit bij ontstentenis van een overgeleverde speeltekst ‘de voornaamste tafereelen van de poppenkast van dien tijd kunnen leren kennen.’[3] Als dat zo is – en Boekenoogen is een autoriteit – dan heeft het straatspel daarna in korte tijd grote veranderingen ondergaan, want veel van de taferelen houden nauwelijks verband met de sketches die we uit het nationale en internationale repertoire kennen. Bovendien: als de prent het poppenkastspel verbeeldt, waarom zijn het dan geen houtsneden van een pop of een poppenkast, of althans iets houteriger getekend? Eerlijk gezegd denk ik dat de uitgever houtsneden heeft hergebruikt van een ander verhaal waarbij hij een lepe tekstschrijver vroeg om janklazerige onderschriften te maken. De prent verloor later het verband met het poppenspel helemaal toen hij werd herdrukt als een avontuur van Jan de Snaak, ofwel Jean le Farceur (zie de onderste centsprent) waarbij de plaatjes in een andere volgorde zijn gezet en de tekst geheel is herschreven in tweeregelige rijmpjes met Franse vertaling eronder.
Maar toch maar toch. Als je ze nauwkeurig bestudeert kunnen de tekeningen best echte poppenkastepisodes verbeelden. Overal zit wel iets visueels in dat in de poppenkast voor een lach kan zorgen en af en toe is er een, zij het moeizaam verband te leggen met bekende ronzebonstaferelen. Wij kijken nader.
1) Jan Klaassen komt op, klossend ‘op zyn Klompen’.
2) Jan Klaassen wordt geplaagd door een ‘By-zwerm’ (op de houtsnede zijn het vlinders).
3 en 4) Jan Klaassen en de Dood (die hij verjaagt):
Hier schynt de Knaap wat ziek te weezen,
Maar heeft in ’t sterven nog geen zin:
De Dood begrynst hem, zonder vreezen,
Maar slaat een andren weg weêr in.Met schoppen en met knuppelslagen
Komt hy den Dood, die hem ontvliedt,
Zo maar in eenen wech te jagen.
Wat Stoutaart is Jan Klaassen niet.[4]
5) Jan Klaassen beslecht een ruzie tussen Katryn en het Buurwyf door de laatste een schop voor haar Bil te geven (in de Franse Polichinelle wordt zij opgeknoopt).
6) Jan Klaassen doet in navolging van de Acrobaat ‘kunstposturen’.
7) Jan Klaassen ‘schept behagen in het Dansje Eens Herders met zyn Herderin’.
8) Jan Klaassen vecht met ‘die zwarte Koningen, die Mooren’ en raakt gewond.
9 en 10) De Doctor probeert hem te genezen en wordt weggejaagd – klassiek internationaal repertoire:
De Doctor, om hem te geneezen,
Dewyl hy meent te zyn gewond,
Zoekt waar hy toch gekwetst mogt weezen;
Maar zoekt vergeefsch; daar hy ’t niet vond.
Jan Klaassen staat weêr op zyn beenen,
Bespot het Doctoraal Postuur,
En jaagt straks den Geneesheer heenen:
Zo toont hy doorgaans kuur op kuur.
11 en 12) Kindertjes dansen om hem heen; hij stuurt ze zonder eten ras naar bed.
13) Jan Klaassen danst mee met een Moorse danseres die met castagnetten de maat houdt.
14) Jan Klaassen ontmoet een rokend matroosje, ‘Zyn Neef, die uit Oost-Inje kwam’: waarschijnlijk te verbinden met de Scharensliep van het volgende prentje.
15) Jan Klaassen en de Scharensliep. Klassieke scène die Justus van Maurik in 1884 aanhaalt: ‘Uw scharenslijper was eenig, en brullend lachte de schare, als Jan Klaassen den rooden neus van neef Koezijn te slotte op den steen van den “scheeresliep” sleep, totdat er de dood op volgde.’[5]
16) Klassiek uit de lucht vallend einde in de vorm van een draco ex machina:
Een grooten Draak ziet men verschynen,
Hy opent wyd zyn Muil en Keel.
Jan Klaassen en de Draak verdwynen.
Zie daar het einde van ’t Toneel.
Zeer leuk!
[wordt vervolgd]_____
[1] Op het geheugen.delpher, hier.
[2] Heurck, Em. Van en G.J. Boekenoogen, L’Imagerie populaire des Pays-Bas Belgique-Hollande, 1930. De prent is afgedrukt op p. 70 – niet in de oudste versie van ca. 1775 van de Amsterdamse firma Stichter, maar in die van 1800 van de Rotterdamse concurrent Thompson, die alle versjes herschreef – niet ten goede. De prent is ook afgedrukt in Meilink, 90, met uitleg op 89.
[3] Boekenoogen, geciteerd in Marionetten, samengesteld door J.W.F. Werumeus Buning, Constant van Wessem en C.J. Kelk, 1925, 70
[4] In de verslechterde versie van Thompson uit 1800 gaan de aangehaalde versjes zo: ‘Jan Klaassen, de arme Bloed is krank, Maar Doodje lief, het zal niet lukken, Om deze Borst naar ’t graf te rukken, Hy houd te veel van spys en drank. / Zie zoo! Jan Klaassen, dat is handig, Klop jy de Dood zoo voor zyn huid? Elk jaagde graag de deur hem uit, Maar gy alleen zyt zoo verstandig.’ En die van de Dokter: ‘Ja Doctor, zoek vry naar de wonden, Jan Klaassen fopt u, goede Heer! Straks word gy door dien dikken Beer, Met spot, en schoppen, weg gezonden. / Wel Doctor, heb ’k niet gezegd? Daar staat de Snaak weer op zyn beenen, Hy kamd uw pruik, loop schielyk henen, Wel Man, Jan Klaassen loond’ u slegt.’ En het slot: ‘Vort, vort, Jan Klaassen, van ’t Tooneel, Hoe! durfje niet den Draak te vegten? Zoo gaat het met de barsche Knegten, Zy krygen nog op ’t eind hun deel.’
[5] Geciteerd in Meilink, De doopceel van Jan Klaasssen, 99. Neef Koezijn (Kouzijn) komt voor in Het bedorven huishouden in de Kluchtspelen voor de Ronzebons of poppekast; zie ook Meilink, 101._____
Verwijzingen. Hieronder drie andere versies van de centsprent, de eerste (gedateerd 1800-1880, hier) met dezelfde tekst als die hierboven, de tweede (gedateerd 1814-1825, hier) met een veranderde tekst, die begint met ‘Jan Klaassen lykt een halve Gek, En al loopt die Sinjeur op klompen, Hy is nochthans niet van de lompen, Maar thans heeft hy aan geld gebrek’, en de derde (gedateerd 1866-1897, hier de Jan de Snaak-versie met twee regels Nederlandse en twee regels Franse onderschriften, die begint met ‘Door den eersten stap die ik maak, Moet ik zien dat ik tot mijn plan geraak.’
Dit stuk verscheen eerder op AlledaagsVertaalProbleem
Laat een reactie achter