Ook bij sociologie houden ze zich hier op de Nijmeegse campus bezig met de vraag waarom kinderen niet lezen. Onlangs verscheen in het wetenschappelijk tijdschrift Poetics een artikel van Van Hek en Kraaykamp over onder andere de vraag of positieve aandacht aan lezen (veel boeken in huis, als volwassene zelf met plezier lezen) verschil maakt in de leesmotivatie van kinderen, en of er daarbij een genderverschil is.
Opvallend is, vind ik, dat het artikel als volkomen vanzelfsprekend onderscheid maakt tussen twee genders: er wordt consequent gesproken over verschillen tussen jongens en meisjes. Dat gebeurt in de wetenschap waarin ik zit steeds minder. Nu kun je de overgrote meerderheid van de schoolgaande kinderen waarschijnlijk ook moeiteloos op deze manier indelen en bovendien vinden Van Hek en Kraaykamp allerlei verschillen tussen deze twee groepen, dus als een empirische heuristiek is deze methodologische keuze ongetwijfeld gerechtvaardigd.
Wedstrijdje
Toch wringt er iets. Het is de vraag waarom je nu precies dit verschil zou onderzoeken, alsof dat nu echt een goed en handig en vooral tweewaardig onderscheid is. Alsof geslacht ook maar in de verste verte een rechtstreekse relatie zou kunnen hebben met of je wel of niet leest. Of het dan niet eerder gaat om een of andere eigenschap die jongens vaker ontwikkelen (of vaker van de samenleving krijgen opgedrongen) dan meisjes, en andersom.
De onderzoekers trekken conclusies zoals dat jongens in het algemeen minder graag lezen dan meisjes, en dat ze ook minder gevoelig zijn voor voorbeelden. Jongens, laten ze zien, zijn gevoeliger voor een competitief element. Lezen wordt nu eenmaal gezien als een vrouwelijker activiteit, en dan is het belangrijk voor jongens om er een wedstrijdje van te maken.
Afstemmen
Dat zijn in praktische zin voor het dagelijks leven in het klaslokaal vast nuttige vuistregels, maar de vraag mag dan toch eigenlijk ook wel gesteld worden waar dat eigenlijk op slaat, dat lezen ‘vrouwelijk’ is en competitie ‘mannelijk’. We hebben hier te maken met cliché-beelden van genderverschillen die op zich best bestreden mogen worden. Je gunt ieder kind dat het leest, net zoals je ieder kind gunt dat het op bepaalde momenten competitief is. Precies het hele idee dat je als jongen niet leest, maar in plaats daarvan jongensachtige dingen doet is nogal simplistisch.
Hoe dan ook zou het beter zijn als het onderzoek dan was gegaan over het verschil tussen bijvoorbeeld competitief ingestelde kinderen tegenover sociaal ingestelde kinderen. Het gender is daarvan alleen een benadering en dus niet wat je feitelijk zoekt. In de titel is zelfs sprake van een Jane die wil lezen en een Jim die dat niet wil.
De resultaten lijken me dus wel juist – het onderzoek is competent uitgevoerd – maar feitelijk moet het eigenlijk wel gaan om andere zaken, bijvoorbeeld dat mensen die andere mensen gebruiken als modellen voor hun gedrag op een andere manier moeten leren lezen dan mensen die andere mensen gebruiken om ermee te strijden. Het is weliswaar dat meisjes vaak het ene type gedrag vertonen en jongens het andere – maar dat zou er niet toe moeten doen. Je bent op zoek naar andere categorieën als je het onderwijs wil toespitsen op individuen.
Het lijkt mij met andere woorden een probleem voor de toepasbaarheid van de inzichten dat onder het artikel een wereldbeeld ligt waarin mannelijk en vrouwelijk echt duidelijk te onderscheiden categorieën zijn en dat dit de categorieën zijn die ertoe doen. Het inzicht dat je kinderen in categorieën kunt verdelen en daar je (lees)onderwijs op kunt afstemmen lijkt me zinnig. Maar met gender heeft het uiteindelijk misschien wel niet zoveel te maken.
Peter zegt
Beste Marc,
Ik heb het idee dat je wens de vader van de gedachte is. Ja, er zou geen verschil mogen zijn (waarom eigenlijk niet?) maar dat is er volgens mij wel. Er is volgens mij zat onderzoek naar intrinsieke jongens en meisjes kenmerken en het effect daarvan op mate van lezen, wijze van lezen, keuze voor genre etc.: competitief ingesteld zijn (jongens), secuurder zijn (meisjes), sneller volwassen (meisjes), functioneel ingesteld zijn; functionele reden hebben om iets te lezen (jongens), gevoelens beter kunnen “ontrafelen” (meisjes).
Er zijn ook sociale aspecten maar volgens mij onderliggend ook eigenlijk weer intrinsiek; op de basisschool krijgen jongens vaak te maken met een juf, die heeft een intrinsieke voorkeur voor romans en geeft de jongens een (extra) zetje in hun intrinsieke “afkeer” voor romans.
Daar zou je dus, naarmate dat mogelijk is, wellicht dus wel wat mee kunnen spelen.
Schrijven kunnen vrouwen ook beter zo lijkt overigens in onderzoek aangetoond. Volgens mij is er gewoon verschil tussen seksen en moeten we daar niet omheen draaien. En maakt het uit wat je leest. Als je maar leest?
Met groet en dank voor je leuke stukken!
Pjotr
Marc van Oostendorp zegt
Zoals gezegd: ik neem onmiddellijk aan dat de bevindingen kloppen, en die bevindingen wijzen aan dat er een verschil is tussen jongens en meisjes in dit onderzoek (waarin kinderen overigens zelf konden bepalen of ze een jongen of een meisje zijn). Alleen: dat verschil lijkt mij een afgeleide van waar het werkelijk om draait. De meeste meisjes zijn in onze cultuur zus en daarom lezen ze liever dan de meeste jongens, die namelijk zo zijn. Maar dan gaat het dus feitelijk om zus en zo, en dat is veel inzichtelijker dan zo’n ouderwets verschil als dat tussen jongens en meisjes.
Het is een beetje alsof iemand zou laten zien dat er een verschil is tussen mensen met blauwe ogen en mensen met bruine ogen waar het gaat om de kans op een zonnesteek: de eersten hebben dat meer dan de tweeden. Ik neem aan dat dit waar is. Maar dat komt natuurlijk feitelijk dat blauwogigen vrijwel altijd een witte huid hebben en bruinogigen een donkere huid. Het gaat feitelijk om de huidskleur, want ook bruinogigen met een witte huid zullen een grote kans hebben op een zonnensteek. En dat dan nog even los van het feit dat een verdeling in binaire categorieën blauw/bruin of wit/gekleurd óók onhoudbaar is.
Mijn bezwaar is dus eigenlijk dat het verschil jongen/meisje allerlei eigenschappen samenklapt en dat het vinden van een correlatie met een andere eigenschap daarmee heel weinig zegt.