De links-liberale partijen hebben over het algemeen wat minder moeite met het Engels dan andere partijen. Van de twee partijen dat ik vandaag bespreek, heeft D66 de meeste ideeën en Volt de origineelste.
D66
Traditioneel neemt D66 in hun verkiezingsprogramma duidelijke standpunten in over taal, meer dan de meeste andere partijen, met uitzondering van de christelijke partijen. Dat is ook nu weer zo.
De ambities zijn groot. Zo wil de partij het aantal laaggeletterden “in vijf jaar tot de helft terugbrengen”. Net als vrijwel alle partijen die iets over laaggeletterdheid te melden hebben, ziet de partij een belangrijke rol weggelegd voor bibliotheken (dat is niet per se een slecht idee, maar wat is er in de politiek gevaren dat er zoveel consensus over is?), maar D66 wil ook het onderwijs erbij betrekken, net als ‘werkgevers’. Het lijkt me dan nog steeds een enorm werk, en het is niet helemaal duidelijk hoe het zal worden uitgevoerd. Waar haal je bijvoorbeeld alle docenten vandaan?
Ook voor onderwijs aan nieuwkomers én voor scholen met onderwijsachterstanden wil de partij geld uittrekken, en noemt daarbij taalonderwijs steeds als een belangrijk doel. Overigens is D66 ook de enige partij die nog aandacht vraagt voor ‘unieke taal- en cultuurstudies’ – dat was een wens die in 2021 nog veel breder werd gedragen. Vanuit de neerlandistiek is dat overigens enigszins zorgelijk: in 2021 waren we nog een troetelkind van menig partij, maar kennelijk meent men dat onze problemen nu zijn opgelost.
D66 is óók traditioneel de partij met de meeste aandacht voor het Engels. In het verleden flirtte de VVD er ook nog wel mee, maar inmiddels is D66 nog de enige partij die iets (gematigd) positiefs te melden heeft over de taal.
Engels mag de voertaal van een opleiding in Nederland zijn, mits het van meerwaarde is. De inhoud van het vakgebied en arbeidsmarkt zijn daarvoor belangrijke factoren. Financiële prikkels om op Engelstalig onderwijs over te stappen halen we veel mogelijk uit de bekostiging van het onderwijs. Instellingen die internationale studenten aantrekken hebben de verantwoordelijkheid om deze studenten wegwijs in Nederland te maken.
De derde zin is nogal onduidelijk, maar ik neem aan dat hier wordt bedoeld dat er minder prikkels moeten zijn om over te stappen naar het Engels. Er wordt niet gezegd dat bestaande Engelstalige opleidingen terug moeten naar het Nederlands, en ook opvallend is dat ‘internationale studenten’ alleen ‘wegwijs’ in Nederland moeten worden gemaakt. Dat kan, neem ik aan, ook zonder intensief kennis te maken met de taal.
Een ander opvallende pro-Engelse maatregel is de volgende:
Als Europeaan zou je altijd, bij alle overheidsinstellingen, ook in het Engels zaken moeten kunnen regelen. D66 zet in op een Europese grenswerkrichtlijn.
Dit stond eerder volgens mij nog niet in het programma. Het was wel overigens iets waar de huidige fractievoorzitter Jan Paternotte op Amsterdamse schaal al voor pleitte toen hij nog in Amsterdam zat.
Ook op een ander thema dat een paar jaar geleden nog breder gedragen werd, blijft D66 toekomen (dat kan de partij zich overigens ook permitteren omdat het programma ruim 230 pagina’s telt):
Iedereen heeft recht op begrijpelijke taal van de overheid. We leggen vast in de wet dat communicatie vanuit de overheid begrijpelijk moet zijn en dat besluiten duidelijk uitgelegd worden.
Volt
Volt ziet volgens het verkiezingsprogramma zo mogelijk nog meer in het Engels dan D66. Het doet dit in het kader van de Europese gezindheid van de partij. Zo pleit de partij ervoor om ook ‘Europese militairen van alle rangen’ te trainen in het Engels, om zo de legermachten meer te integreren.
Vanuit eenzelfde ideologie is de partij tegelijkertijd ook voor meertaligheid en pleit ervoor ‘een toegankelijke en praktische vorm van taalonderwijs verplicht te maken in de grensregio’s om culturele, sociale en economische uitwisselingen over de grens te faciliteren.
Ook arbeidsmigranten moeten in een wijds palet van Europese talen geholpen worden:
We creëren een one-stop-shop met per land alle benodigde informatie voor arbeidsmigranten, waar in elke Europese taal te vinden is welke administratieve procedures zij moeten doorlopen en wat er daarbij van hen verwacht wordt
Volt vraagt specifiek de aandacht voor de taalproblemen van asielzoekers en vindt dat deze vanaf dag 1 taalonderwijs moet worden aangeboden. De partij vermeldt niet of dit ook moet gelden voor mensen die om andere redenen naar Nederland komen. Over problemen met geletterdheid heeft de partij het alleen in het kader van digitale geletterdheid.
De partij heeft ook enkele specifieke speerpunten per provincie en voor Limburg blijkt dat te zijn ‘investeren in de Limburgse taal’. Hoe zich dit zou moeten verhouden tot ‘investeringen’ in allerlei andere regionale talen of minderheidstalen, wordt in het geheel niet duidelijk. Geen enkele andere minderheidstaal wordt in het rapport genoemd.
Robert Kruzdlo zegt
Hier heb je een punt Marc: De partij vermeldt niet of dit ook moet gelden voor mensen die om andere redenen naar Nederland komen. (Volt)
Ik heb in 1999 één inburgeringscursus moeten doen. Als geboren Amerikaan en al lang wonend in Nederland kreeg ik ineens – onder lichte dwang van de Limburgse Overheid Maastricht- het bevel om een inburgeringscursus te volgen. Dat kwam mij goed uit, mijn Nederlands was na die jaren niet beter geworden en nu nog niet en dus ging ik op mijn vijftigste een inburgeringsexamen afleggen Nederlands.
Nu ik mij dit nú opnieuw realiseer over hoe een overheidsregelingen op iedereen kan slaan, heb ik er veel van geleerd: na de cursus spraken veel ingeburgerde aanwaaiers nooit meer Nederlands. Een uitstervende taal vonden ze en wat kan ik straks met het Nederlands¿ Gister zag ik op de televisie een moeder en zoon uit een ver land. De zoon sprak redelijk Nederlands maar de moeder die meer dan twintig jaar in Nederland woonde vertikte hét. En dus…, wat inburgering¡¡
Berthold van Maris zegt
Beste Robert Krusdlo, Wat u op televisie ziet zie ik vrijwel dagelijks bij mijn bovenburen en ook bij andere gezinnen die vlak bij mij in de straat wonen: traditionele uit het buitenland afkomstige moeders, vaak al wat ouder, die nauwelijks Nederlands spreken. Hun kinderen wel, hun man ook wel.
Het heeft niks met vertikken te maken, maar meer met hun erg huiselijke bestaan, waarin je simpelweg geen aanknopingspunten hebt om Nederlands te leren. Het is ook geen groot probleem in mijn ogen. Zeker niet omdat de tweede generatie altijd wel vrij aardig Nederlands spreekt.