Dit stukje is een vervolg van dat over “externe democratisering van het universitair taalgebruik” in de Tweede Kamer en sluit aan bij de vraag waarom voorzitter Bosma de CDA-woordvoerder spottend aankondigde als professor. Verwachtte Bosma dat Bontenbal – dan nog lang geen CDA-leider maar een van de jongste bedienden in het CDA-smaldeel – een technisch-saaie spreker zou zijn? Nam hij stiekem bij voorbaat afstand van wat Bontenbal zou inbrengen, of juist niet?
Het is niet zo simpel en tegelijk ook een wat algemene vraag om te kijken naar wat partijen in de Tweede Kamer van de wetenschap vinden en dus ook van wat de wetenschappers produceren. Gemakshalve neem ik aan dat van wat heet de rechterzijde eerder afstand genomen wordt van de wereld van de wetenschap dan bijvoorbeeld bij midden of links. Ik bedoel, poten in de klei is momenteel gangbaarder bij bijvoorbeeld de BBB dan bij GroenLinks en dat is een uitdrukking die de praktijk onderstreept en (dus) op afstand gaat van de theorie.
De vraag kan dan zijn: hoe vaak en door wie worden in speeches de ranghoogsten uit de universitaire wereld met vermelding van hun titel of rang als professor of hoogleraar aangehaald?
Wie simpel wil tellen en kijkt naar de verslagen, moet officiële voordrachten en ook moties buiten beschouwing laten. Interessanter is het wanneer een titel of term in het lopende debat valt.
Hoe zit dat in het lopende kalenderjaar als er concreet in de Handelingen naar zo iemand wordt verwezen?
Professor
- Pepijn van Houwelingen (FvD) verwijst voor steun bij zijn pleidooi voor een opnieuw zelfstandige gemeente Haren naar een boek van “prof. Elzinga, bestuurskundige”
- Folkert Idsinga (dan nog VVD en niet bekeerd tot Omtzigt): “Prof. Teulings constateert dat de vermogensongelijkheid in Nederland in vergelijking tot andere landen juist relatief klein is.”
- Minister Bruins Slot (dan nog BiZa) inzake het lobbyregister: “Ik heb een wetenschappelijk onderzoek laten doen door prof. Braun”.
- N.B. De minister noemt Braun diverse malen professor en net als bij de bij naam genoemde hoogleraren wordt door de Dienst Verslag en Redactie de gebruikelijke afkorting prof. gehanteerd (anders dus dan bij Bosma’s aankondiging van Bontenbal waar deze voluit professor heet).
Hoogleraar
- Minister Weerwind (Rechtsbescherming): organiseerde thematafelsessies en spreekt in dat kader van “met de hoogleraar uit Amsterdam”
- Caroline van der Plas (BBB) citeert “Ira Helsloot, hoogleraar Besturen van Veiligheid, die in 2020 zei: onze voorbereidingen op een pandemie zijn vooral symbolisch geweest.”
- Tjeerd de Groot (D66) over iets in de sfeer van het Landbouwakkoord: “dat er een hoogleraar is ingehuurd in een reflectiecomité — ik weet niet precies hoe het heet — die door de supermarkten wordt betaald. Díe hoogleraar adviseert de minister.” (bis)
- Mustafa Amhaouch (CDA) verwijst: “Hoogleraar Rob de Wijk zien we allemaal op televisie dezer dagen.”
- Sandra Beckerman (SP) informeert naar een afneming van het aandeel sociale huur: “Dat blijkt uit berekeningen van hoogleraar Johan Conijn.”
- Minister De Jonge antwoordt op vragen over “dat artikel van hoogleraar Conijn in verband met de betaalbaarheid van woningen” – Inhoud: we wisten het al.
- Leonie Vestering (PvdD): “Professor Winter, een hoogleraar bestuurskunde, [geeft] aan dat de economische belangen leiden tot onwil om misstanden aan te kaarten.”
- Alexander Kops (PVV): “Hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert heeft de rapporten van de enquêtecommissies over Groningen en over de kindertoeslagenaffaire met elkaar vergeleken en ziet forse gelijkenissen.”
- Wybren van Haga (Van Haga) over de door hem gewenste stikstofinjectie in de bodem van Groningen: “David Smeulders is een hoogleraar die omstandig heeft betoogd dat het allemaal wel kan.” (Hij herhaalt dit later: “Dit wordt ook bevestigd door bijvoorbeeld hoogleraar David Smeulders.” en: “Ik zou mevrouw Bikker willen aanraden om een keer met hoogleraar Smeulders te gaan praten.”)
- Pepijn van Houwelingen (FvD) in hetzelfde debat over de Aardgas-enquête: “Hoogleraar Wim Derksen, directeur van het Ruimtelijk Planbureau en lid van de wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, schrijft hierover het volgende: “De Groningers hebben geen grote risico’s gelopen.””
- Derk Boswijk (CDA) over de stikstofbelasting van de natuur: “Ik citeer stikstofhoogleraar Wim de Vries. Hij zegt: “Jongens, wat is dit nou voor onzindiscussie?”
- Stephan van Baarle (DENK) over het controleren/bespioneren van moskeeën: “Een hoogleraar noemt dit “praktijken van een politiestaat”. Laat dit even op u inwerken (….)”.
- Gideon van Meijeren (FvD) over grondrechtbeperkende maatregelen: “(….) dat zeggen tal van deskundigen ook in het nieuwsbericht dat we vandaag bespreken, onder wie hoogleraar Sven Brinkhoff van de Universiteit van Amsterdam.”
Conclusie:
- als een kabinetslid een hoogleraar/professor aanhaalt, dan lijkt deze als een neutrale getuige-deskundige ingeroepen te worden
- heel soms wordt een hoogleraar/professor en diens opinie aangevallen omdat hij een onzuivere positie bezet (Tjeerd de Groot deed dat in verband met adviezen aan de minister in het kader van de onderhandelingen voor het Landbouw-akkoord)
- in de overgrote meerderheid van de gevallen wordt de hoogste universitaire rang of titel benut omdat dit een oordeel inhoudt over een opinie die de aan het woord zijnde partij goed past. De titel of de rang geeft extra gewicht aan de eigen mening.
Dat geldt 1x voor de SP, 1x voor de PvdD, 1x voor D66, 2x voor het CDA, 1x voor DENK, 1x voor de VVD, 1x voor de BBB, enkele malen Van Haga, 1x PVV en in de onderzochte periode het meest door een woordvoerder van Forum voor Democratie, 3x. Als het helpt zoekt vooral rechts steun bij de wetenschap.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Siemon Reker
Laat een reactie achter