XIX.
Met Jan Klaassen kon je zelfs je verkeersdiploma halen. In 1956 werd onze pop in Jan Klaassen, kijk uit! de mascotte voor Veilig Verkeer Nederland[1] en in hetzelfde jaar schreef B.J. Haenen Verkeersavonturen van Jan Klaassen.
XX.
Van een heel ander kaliber is het anti-oorlogsstuk van Paul Rodenko uit 1955, Jan Klaassen en de vredesmachine, Een spel voor poppenkast. Net als Jan Engelman wist ook Paul Rodenko van wanten en van woorden. De orensnijder tulpensnijder zag kangaroes door venstergaten kijken, de smalle reigerblik van het licht staren, en de zon aan zijn voeten spelen als een ernstig kind. En Rodenko vertaalde in 1946 het magistrale epos De twaalf van Aleksandr Blok, waarin Jezus in de Petersburgse sneeuwstorm opduikt aan het hoofd van een bataljon revolutionaire soldaten – onlangs door mij na 77 jaar eindelijk opnieuw vertaald (uitgeverij Vleugels bracht het uit).
Het stuk is het meest op rijm met af en toe proza ertussendoor. Eerst komen auteur en theaterdirecteur op om te kibbelen over de portee van het geheel. Enter: Jan Klaassen. Als metatechnisch stootarbeider (‘hóófdstootarbeider!’) in de Fabriek van Onverhoopte Uitvindingen vindt hij de Pax-o-Maat uit, die in een wip de wereldvrede bewerkstelligt. Het is een heldere vlam, die zich opent als een paraplu en neerdaalt in veelkleurig vuurwerk. De Fabrieksdirecteur is blij want hiermee kan hij de vrede definitief liquideren – immers: die staat altijd aan de kant van de vijand, ‘want wie zal de imperialistische agressoren verpletteren, wanneer de hele wereld van vrede zit te tetteren?’ (Het is af en toe een beetje moeizaam-ironische satire, het stuk.) Jan Klaassen vlucht met de machine, maar wordt bezocht door de Dood van Pierlapotlood, die de Pax-o-Maat wil kopen voor veel geld. ‘Wat heb ik er an?’ vraagt Jan Klaassen. ‘Macht!’ zegt de Dood. ‘Macht is het hoogst’ dat de mens kan bereiken, want macht dat betekent, lijken, lijken, lijken’ – en een lijk heeft altijd ongelijk, legt de Dood uit.
DE DOOD. En bij het laatste lijk
ben jij die overblijft God gelijk,
want alleen God heeft altijd gelijk.
JAN KLAASSEN. O nee, ik geen God, daar komt alleen maar narigheid van.
DE DOOD. Hóú dan je vrede en stik erin:
wacht maar, ik krijg toch wel mijn zin!
De volgende scène, met een Krantenmannetje en een Jongeman die een seksblaadje wil (‘Moorden kunnen mij niet zoveel schelen, ik voor mij zoek het meer in het sexuele’) loopt door een misverstand over de pittige en peppige Marilijn (precies, die) uit op een opstootje met Voorbijgangers. Jan Klaassen zwengelt de Pax-o-Maat aan en iedereen bezwijmt zwijmelend, als Marilijn opkomt en met de Jongeman wegloopt. Het werkt? In de volgende scène kan Jan Klaassen Katrien echter niet van het nut overtuigen. Ze vraagt een Reclameman of hij de machine aan de man wil brengen.
RECLAMEMAN. Ik ben een democraat, meneer,
daarom verkoop ik de Pax-o-Maat, meneer,
en wie niet in de Pax-o-Maat gelooft,
die leggen we een atoombom op het hoofd.
KATRIEN. Da’s radicaal,
da’s mannentaal!
Intussen steelt een sinistere figuur de machine. Die raakt in no-time in handen van de Russen zodat Jan Klaassen snel een verbeterde versie moet ontwerpen. Intussen komen van weerszijden van het toneel het Oostelijk en het Westelijk Leger op. Beide legers zingen:
Vrede op aarde, vrede op aarde
En de mensen een welbehagen!
Vrede op aarde, vrede op aarde
En de dood aan wie de vrede belagen!
Dan komt de Dood van Pierlapotlood op die het laatst lacht. De Pax-o-Maat explodeert en rukt alles aan stukken. Rodenko besluit met een waarschuwend PS: ‘Daar de Theaterdirecteur en de Auteur aan het eind van het stuk mee in de lucht vliegen, wordt aangeraden, voor deze rollen bij voorkeur beroepsmilitairen uit te kiezen; het is tenslotte hun werk. En het zijn er bij elke voorstelling weer twee minder.’
Aan een blijde boodschap ontbreekt het niet in het stuk. Kort samengevat: alleen van vrede van vrede komen, van oorlog niet. Een beetje zwaar op de hand is het wel. Het zou zo in pacifistische agitproptreinen meekunnen.
XXI.
Intussen ging Jan Klaassen ook gewoon vrolijk verder als gangmaker in de kinderpoppenkast. De titels dwaalden steeds verder af van de astrante ambetanterik die hij ooit was. Jan Klaassen en de vuurkabouter. Jan Klaassen en de gestolen stoomboot. Jan Klaassen bij de menseneters. Jan Klaassen en zijn hondje Polly. Jan Klaassen en de grote goochelaar Bombastido. Jan Klaassen krijgt een feestmuts. Jan Klaassen en de toverspeer.
Kan het debieler? O ja hoor. Makkelijk. Jan Klaassen redt de prinses. Jan Klaassen verovert het kasteel van de heks. Jan Klaassen op school. Jan Klaassen hakt een boom om. Jan Klaassen en de prikspuit. Jan Klaassen vindt de koningskroon. Jan Klaassen vangt Dorus Draak.
Nog debieler? Jan Klaassen zoekt een schat. Jan Klaassen is jarig. Jan Klaassen en de reus. Jan Klaassen en Katrijn in Kabouterland. Jan Klaassen helpt Sint Nicolaas. Jan Klaassen in speelgoedland. Jan Klaassen wordt soldaat.
Hé, wacht even. Is dat laatste soms het klassieke tafereel waarin hij de korporaal naar de andere wereld helpt? Helaas. Je moet diep graven en zelfs dan vind je niets.
Koningshuis, knutselen, kabouterland, we zitten middenin in het aangeharkte sprookjesbos van mini-madurodammië.
Om met Hamlet te spreken: Als dat Jan Klaassen is, dan is het Jan Klaassen niet.
Hopeloos. Alle Jan Klaassen-schrijvers zijn ingepakt door de pedagogerie.
Alle Jan Klaassen-schrijvers?…
[slot volgt]
Dit stuk verscheen eerder op VandaagsVertaalProbleem.
Verwijzingen. Jan Klaassen en de vredesmachine, Een spel voor poppenkast werd gepubliceerd in Maatstaf, jaargang 3, 1955-1956, 167-185, op de dbnl, hier. Meer over Rodenko ook op de dbnl, hier. Een doorlopend bijgewerkt cumulatief register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 241, hier.
Laat een reactie achter