‘De Toekomst van de Frisistiek’, het adviesrapport van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen over het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek op het terrein van Fries, werd op 23 januari 2024 gepresenteerd op het Provinsjehûs in Leeuwarden. Het was een bijeenkomst in een positieve sfeer, waar veel waardevols gezegd is over een weer op te bouwen universitaire Bacheloropleiding Fries, waarschijnlijk aan de Rijksuniversiteit Groningen. In de discussie tijdens het programma gaf ik een instemmende reactie op het rapport. Hieronder volgt een nadere uitwerking van mijn reactie, met een overweging over de locatie van de universitaire opleiding Fries.
Ik werk als promovendus Friese taal- en letterkunde bij de Fryske Akademy en de Universiteit van Amsterdam. Zelf heb ik niet bepaald de kortste route naar een promotieonderzoek afgelegd. Tegen die achtergrond is het dat een optimale toegankelijkheid van een Bachelor Fries mij uit het hart gegrepen is.
In de eerste plaats wil ik echter de leden van de adviescommissie complimenteren met hun heldere advies. Een heel prettig leesbaar rapport bovendien. In begrijpelijke taal legt de commissie uit welke Europese afspraken de Rijksoverheid behoort na te komen voor Fries in het hoger onderwijs. Ze laten vrij pijnlijk zien hoe weinig reguliere inhoudelijke studieonderdelen frisistiek op academisch niveau er nog resteren. En tot slot geeft de commissie een goed doordacht geheel van zeer wel uitvoerbare aanbevelingen voor een aantrekkelijke universitaire opleiding en betere samenwerking in onderwijs en onderzoek.
Zelf heb ik geen bachelor Fries gedaan. Na het gymnasium (in Sneek) ging ik naar Groningen om aan de universiteit Klassieke Talen te studeren. Daar zat voor mij toen nog geen specifieke beroepskeuze aan vast. Eén van mijn vrije keuzevakken in de bachelor GLTC was het vak Oudfries. Voor mij als classicus een zeer nuttige verdiepingsmodule over taal en cultuur in de middeleeuwen, voor mij als persoon een vormende ervaring. Op de bachelor volgden een researchmaster Classical, Medieval and Renaissance Studies en de eerste stappen van een wetenschappelijke carrière, toen nog als klassiek filoloog.
Wat begon met verwondering over de Friese taal groeide met de jaren uit tot zelf schrijven en publiceren in het Fries. Van daaruit ben ik in het afgelopen decennium o.a. redacteur van een Fries literair tijdschrift geweest, heb ik (aan) een aantal boeken (mee)geschreven, in jury’s en besturen gezeten en me in een paar taalpolitieke kwesties gemengd. Maar een eventuele academische studie Fries was geen optie meer voor mij. In 2010 is namelijk ingevoerd dat voor een tweede studie na een reeds voltooide universitaire opleiding een instellingscollegegeld geldt dat vele malen hoger is dan dat het gewone collegegeld. Ter illustratie: in 2023-2024 kost een tweede studie bij Letteren aan de RuG € 9.800 per jaar, ten opzichte van het wettelijk voltijds collegegeld van € 2.314; in 2024-2025 zijn die bedragen respectievelijk € 11.500 en € 2.530.
Ik merkte ook dat, ondanks mijn bul en mijn letterkundige vrijwilligerswerk, voor de (toen) schaarse inhoudelijke vacatures bij de frisistische culturele/wetenschappelijke instituten de ‘echte’ frisisten de voorkeur hadden. Ik kwam zo toch als leraar in het middelbaar onderwijs terecht, in mijn eigen vakken Latijn en Grieks. Het bovenvermelde ontmoedigingsbeleid voor tweede studies geldt gelukkig niet voor de universitaire lerarenopleiding. Integendeel, vanwege het lerarentekort hoefde ik indertijd voor de educatieve Master maar de helft van het wettelijk collegegeld te betalen. Ik ben blij dat ik mijn eerstegraads bevoegdheid gehaald heb en kijk terug op enkele jaren plezierig lesgeven in de klassieke talen. Recent heb ik echter vanuit mijn wetenschappelijke interesse weer een carrièreswitch mogen maken: ik ben begonnen met een comparatief taal- en cultuurhistorisch promotieonderzoek naar meertaligheid rond ‘minderheidstalen’ in de 17e eeuw, in het bijzonder rond het Fries.
Al deze persoonlijke ontboezemingen illustreren waarom wij naar mijn mening conclusie nr. 4 in het KNAW-adviesrapport over de toekomst van de frisistiek extra onder de aandacht moeten brengen:
Gezien de vaststelling dat onder potentiële studenten de belangstelling voor academische frisistiek vaak pas op relatief latere leeftijd ontstaat, is het van belang om het mogelijk te maken om een bachelor frisistiek als tweede bachelorstudie te volgen tegen het wettelijk vastgestelde tarief, en om de opleiding in deeltijd te kunnen volgen.
(p. 60)
Dat er in Friesland een maatschappelijke behoefte is aan meer universitair geschoolde frisisten (in het onderwijs, bij de overheid, bij culturele instellingen) bleek uit meerdere bijdragen bij de presentatie op 23 januari. Het dient beter mogelijk te worden om ook als je bijvoorbeeld 30 of 50 jaar bent alsnog Fries te studeren aan de universiteit, wanneer je al eerder een opleiding op dat niveau hebt afgerond. Je vakkennis uit een eerdere studie, je werk- en levenservaring zijn bovendien een enorm voordeel om in de frisistiek van betekenis te zijn. Maar voor een zijinstromer dient die studie Fries ook in deeltijd mogelijk te zijn naast een betaalde baan, zonder dat er exorbitante kosten aan zitten om college te volgen.
Wat dat collegegeld betreft: de overheid maakt daarin voor lerarenopleidingen (waaronder de universitaire educatieve Master) een uitzondering. We zijn het er immers over eens dat de samenleving een grote behoefte heeft aan nieuwe vakbekwame bevoegde leraren, en dat de onevenredig hoge financiële drempel van het instellingscollegegeld geschikte studenten niet zou mogen afschrikken. Tegen het acute tekort aan academische frisisten zou het zeer behulpzaam zijn wanneer de overheid voor reeds eerder afgestudeerden aan de bacheloropleiding net zo’n regeling als bij de lerarenopleiding zou treffen.
Terecht stelt de adviescommissie aan de orde dat vakken van de opleiding Fries ook toegankelijk zouden moeten zijn voor nog-niet-Friestaligen. Ook voor Friestaligen zijn de finesses van de Friese schrijftaal iets wat je het best via gerichte lessen taalverwerving aanleert. Een goede beheersing van geschreven en gesproken Fries is een einddoel, geen ingangseis van een studie Fries. Als bij vakken die niet primair over Friese taalverwerving gaan, Nederlands of Engels voertaal zou zijn, maakt dat het rijke vakgebied van de frisistiek des te waardevoller als minor of bijvak voor studenten uit andere universitaire opleidingen.
De fysieke plek van een leerstoel Fries binnen de universiteit en het succes van een opleiding Fries hangen nauw samen. De bacheloropleiding Fries dient zich in een grote stad met een brede universiteit te bevinden, organisatorisch verankerd tussen de taal-, cultuur- en geschiedenisopleidingen in een faculteit geesteswetenschappen, met een universiteitsbibliotheek dichtbij. Uiteraard is dit voor de meeste studenten het meest aantrekkelijk, maar ook voor de medewerkers van de leerstoel Fries is het van groot belang dat zij fysiek te midden van hun zoveel mogelijk academische collega’s werken en zichtbaar zijn. Voor een klein vak als frisistiek is de verbondenheid met de universiteit essentieel, zoals breed ervaren wordt door mijn collega-onderzoekers en -docenten. Zelf merk ik het belang van ter plaatse zijn aan de UvA, waar ik als frisist deel uitmaak van de afdeling Neerlandistiek.
Met andere woorden: de Bachelor Fries hoort thuis aan de Faculteit Letteren in een universiteitsstad zoals Groningen. Indien de Bachelor Fries ondergebracht zou worden in de Campus Fryslân in Leeuwarden zou dat dadelijk de nieuwe opleiding op fysieke afstand zetten van het grootste deel van de universiteit en zou Fries geïsoleerd worden van de andere geesteswetenschappen. Dat is mijns inziens zeer onwenselijk.
Tot slot: een Bachelor Fries aan de universiteit is een academische opleiding. Zo’n studierichting hoort veel verder en dieper gaan dan wat een HBO lerarenopleiding Fries kan aanbieden. Een academische opleiding betekent immers kennisoverdracht met hoge ambitie aan een volgende generatie. Kennis heeft tijd en conversatie nodig om te ontkiemen; een academische bachelor in de letteren is niet specifiek op één beroep gericht. De gedegen vakkennis van taal, literatuur en geschiedenis in drie jaar bachelor is essentieel om de felbegeerde eerstegraadsdocent Fries te worden die Friese taal en cultuur zinvol, wetenschappelijk onderbouwd en toekomstbestendig kan doorgeven in de bovenbouw HAVO/VWO, MBO, HBO en Universiteit.
Jitris tige tank foar it advysrapport. Hjir kinne en hjir moatte wy mei fierder!
André Looijenga is promovendus oan de Fryske Akademy en de Universiteit van Amsterdam. Dizze reaksje is op persoanlike titel.
By de presintaasje fan it advysrapport wie de fiertaal, mei’t der ek net-Frysktalige dielnimmers wiene, Nederlânsk. En omdat de kwestje oer de tagonklikens en de lokaasje fan de Bachelor Frysk ek lju bûten it Fryske taalgebiet oangiet, is dizze bydrage ek ‘ûngewoan yn it Nederlânsk’ skreaun.
Jo kinne it advysrapport fan de KNAW oer de frisistyk lêze fia dizze link: https://www.knaw.nl/publicaties/de-toekomst-van-de-frisistiek
G.J. de Haan (emeritus hoogleraar Fries RUG) zegt
Ik kan voor een groot deel mee gaan met het enthousiaste kommentaar op het rapport van de KNAW over de toekomst van de universitaire fristiek. Op één punt echter heb ik kritiek op het rapport. De konklusie dat er een zelfstandige bachelor Fries moet komen, volgt niet uit het rapport zelf. Om academisch geschoolde frisisten op te leiden is er geen bachelor, maar een opleiding op masternivo nodig. De universitaire opleiding is altijd een doctoraal opleiding geweest. Voor een volwaardige academische opleiding is een MA Fries noodzakelijk.