Er is maar één Nederlandse schrijver die het lukt een feel good-verhaal te maken over de euthanasie op een moeder, en over een miskraam, en de platheid van een groepje acteurs en filmmakers, en dat is Ronald Giphart. Ik beschouw Ik omhels je met duizend armen (2000) als zijn meesterwerk. (In mei verschijnt er na bijna vijf jaar eindelijk weer een nieuwe druk, ik geloof de 22e.) Het is misschien het enige boek dat ik in deze reeks lees, waarom ik meerdere malen hardop zal hebben gelachen.
De rest van dit jaar wordt het bittere ernst.
Bij Nederlandstalige schrijvers valt meestal niet zoveel te lachen. De lijst die ik heb opgesteld is geloof ik wat dat betreft representatief: heel veel heel mooie boeken, maar over het algemeen wel loodzwaar. Dat geldt trouwens niet alleen voor de ‘hoge’ literatuur; er worden bijvoorbeeld hier nauwelijks komedies geschreven, of luchtige romantische komedies. Er zijn wel een paar bekende thrillerschrijvers, maar geen bekende schrijvers van luchtige scherts of romantische komedie.
Voorbij
Het is bovendien ook nog eens opgeruimde humor, geen gekanker op wat anderen allemaal zoal verkeerd doen. Giph, de verteller van het boek, en van veel van Gipharts boeken, heeft een onmiskenbaar talent voor het leven, voor geluk. Hij presenteert zichzelf als een succesvolle schrijver, niet om daarover op te scheppen of anderen de ogen uit te steken, maar omdat hij dat is – toen Ik omhels je met duizend armen uitkwam was ook Giphart zelf als auteur op de toppen van zijn beroemdheid. In verschillende krantenstukken uit 2000 wordt gereveleerd dat de uitgever een ton had uitgetrokken voor een campagne rondom het boek, en dat de auteur daarnaast in alle praatprogramma’s kon aanschuiven.
Het is, vind ik, een meesterwerk. Niet alleen omdat het zo grappig is, maar ook omdat het zo treurig is.
Het verhaal is dus dat van de succesvolle schrijver Giph die met een aantal acteurs en filmmakers naar La Palma gaat voor betrekkelijk onduidelijke activiteiten die te maken hebben met de productie van een film. Ook zijn vriendin Samarinde, die arts is én fotomodel, gaat mee. Op dat eiland duikt zo’n beetje iedereen het bed in met ieder ander – alleen Samarinde en vooral Giph blijven daar een beetje buiten staan, zij hebben elkaar. Bovendien is Samarinde zwanger, al blijkt dat aan het eind dus waarschijnlijk uit te draaien op een miskraam. Ondertussen herinnert de schrijver – het boek heeft de vorm van een brief die hij op het eiland schrijft – zich de zelfgekozen dood van zijn moeder, die last had van een ongeneeslijke, progressieve ziekte en op een zeker moment koos om de regie in eigen handen te nemen en euthanasie te plegen. Samarinde was op dat moment voor fotoshoots in Japan en Giph informeerde haar ook pas over de dood toen het al voorbij was.
Gevangen
Vooral het verhaal over de moeder en haar dood is weergaloos. De sterke, grappige, zeurende, controlefreakende, ontroerende, eigenzinnige moeder is een onvergetelijk personage, overduidelijk gebaseerd op Gipharts eigen moeder, Wijnie Jabaaij (over wie hij in 2020 nog een mooi non-fictieboek schreef), maar dat zijn haar kinderen Giph en Phileine ook, net als hun vader – met wie de moeder een zeer ingewikkelde relatie heeft. De manier waarop ze haar dood organiseert, en met name de beschrijving van de dag van haar dood, waarop allerlei mensen langskomen die niet mogen huilen, omdat dit verspilde tijd is, maar die hapjes eten en soms, gedwongen door de stervende, een stukje zingen; en het gehannes dat er uiteindelijk is bij het toedienen van de dodelijke injecties; dat alles is onvergetelijk. Maar het kan niet bestaan als het niet ingebed zou zitten in de passages over al het gevoos op La Palma.
Ik omhels je is een boek over het leven, een ode aan het leven, met de mooie kanten – de liefde tussen Giph en Samarinde is prachtig – en de afschuwelijke. Waaronder dus de dood. De dood die trouwens op veel meer manieren verwerkt zit in het
Ook het portret van Giph is heel subtiel, op een manier die de recensenten in 2000 – verblind door de 100.000 euro’s en de talkshowpraatjes – misschien minder goed konden zien. De mengeling van bravoure en onzekerheid van de man die tegelijkertijd een beroemde schrijver is én een nachtportier in een ziekenhuis, die zich laat voorstaan op zijn seksualiteit en tegelijkertijd bekent eigenlijk geen vrouw aan te durven spreken, zijn onnavolgbaar. Een schrijver die zijn gevoelens niet goed kan uiten, en dat zo opschrijft dat je die gevoelens voelt. Vooral de omgang met vrouwen – Giphart slaagt erin die tegelijkertijd gekleurd te laten zijn door mannetjesputters als Jan Wolkers én door het feminisme van onder andere zijn moeder – is heel verfijnd. Hij probeert het allemaal wel, hij heeft het beste voor, maar blijft toch ook een man die gevangen is in zijn manzijn.
Mooi gebouw
Zoals er ook een interessant spel met het geloof wordt gespeeld. Weinig hoofdpersonen uit de Nederlandse literatuur zijn zo uitgesproken antichristelijk als Giph en zijn familie. Met zijn moeder doet hij onder andere een spelletje wie het meest kan vloeken en schelden (‘Ik vrees dat bij de Gilles de la Tourette-kampioenschappen het all-time wereldrecord ‘godslasterlijke interjecties’ in het dubbelspel Moeder & Zoon die ochtend definitief door ons is neergezet’):
Godkankerkutbeen (mijn moeder), kutgodviesgoretyfusjezus (mijn moeder), godverkankerdomme (mijn moeder), jemig (ik), kutverchristuskankerrotspier (mijn moeder).
Ook anderszins wordt herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat het christendom echt helemaal niets is voor de familie van Giph. Als een vader van een vriend overlijdt, en de uitvaart blijkt plaats te vinden in een kerk, leidt dit tot consternatie, want kun je daar wel heengaan? Gelukkig blijkt de kerk alleen gekozen te zijn omdat het zo’n mooi gebouw is.
En toch. Het boek heeft de vorm van een brief, en het is niet onmiddellijk duidelijk aan wie de brief gericht is. Op de colofonpagina staat Mascha!, en dat is door sommigen geïnterpreteerd als zou het een brief zijn aan de vrouw van de schrijver, maar dat lijkt me onlogisch (de schrijver komt in het boek niet voor, alleen Giph, maar diens vriendin heet Samarinde). En op een bepaald moment noemt Giph hem:
een o, ofwel De Oneindige, de fons et origo aller dingen, het Ei des Heelals, de Vooruitgeschoven Liefde, De Eeuwige Ouder, De Heilige Lichtspatter, Het Schijnsel der Mensheid, De DIchtbije Planeet, Het Zaad der Eeuwigheid, De Vader Aller Kinderen, De Fiere Tulp, Het Feest der Liefde, De Dukdalf Onzer Boten, De Stralende Ark, De Redder der Verloren Generaties, De Sacrale Tooi, De Hoogste Stuiter, Ik Ben, Het Zand om de Vis, De Almachtige Raadgever, De Koning der Tronen, De Opvoeder der Opvoeders, De Gedekte Tafel Aller Behoeftigen, De Immer Gevulde Pot, De Liefhebbende Grote Familie, De Winnaar Aller Wedstrijden, Het Grote Hart, De Uitgever van Alles, De Ontvanger Mijner Brieven.
Ja, dat is een parodie op de pompositeit van de godsdienst, maar ondertussen is het ook wel degelijk een stapel godsbeelden.
Campagne
Maar de ware reden dat je Ik omhels je met duizend armen moet lezen is de lol in het schrijven, in taal en verhalen, die van het boek afspat. Het bravoure en de sprezzatura. Het boek begint met een zin die anderhalve bladzijde voortmeandert, er komen later allerlei grapjes in voor (‘Ik houd niet van dronken mensen, behalve als ik zelf dronken ben, en dan nog niet’), er zijn cameo’s voor andere schrijvers (Phileine blijkt kortstondig verliefd te zijn op de vreselijke kwal Walter Raam, de hoofdpersoon uit Joost Zwagermans Gimmick!) en zelfs bij de treurige pagina’s voel je als lezer hoe Giphart achter zijn laptop alles in de hand had.
In 2006 verschenen een volkomen humorloze filmversie, die het boek totaal geen recht doet: larmoyante scenes afgewisseld met obligate seks. (Hij kan voor een paar euro worden bekeken op Pathé Thuis.)
Er zijn sinds die tijd natuurlijk heel veel boeken geschreven die speelden met de autobiografie, maar geen was er zo vitaal als Ik omhels je met duizend armen. Giphart zelf schreef sinds die tijd nog een heel oeuvre dat volgens mij onderschat is. Giph werd een huisvader en verloor de pubers die zijn boeken verslonden, maar schreef de afgelopen jaren bijvoorbeeld interessante boeken over het hersenletsel van Mascha of, samen met zijn zoon, over diens homoseksualiteit en de manier waarop een moderne vader daarmee omgaat. Honderdduizend euro’s wordt er voor de campagne niet meer uitgetrokken, maar de Giph van toen is er nog steeds.
In 2024 lees ik 25 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Margriet de Moor, Kreutzersonate (2001)
Laat een reactie achter