De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (4.5)
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. Dit stukje vergelijkt de omgang met het Engels in het hoger onderwijs in Vlaanderen en Nederland.
Dolle pret op sociale media in september 2017. De universiteitsbibliotheek van Leiden kreeg een nieuw jasje. Vooral de belettering sprong in het oog: “Leiden University Library”. Het was al jaren de Engelstalige benaming voor de Leidse universiteitsbibliotheek, maar door de naam nu ook aan te brengen op de gevel sprong die plots wel lekker in het oog. Engelstalige bordjes maken het leven van de internationale passant wellicht wat eenvoudiger, maar het internet had toch vooral oog voor de Nederlandse student. De ene twitteraar merkte op dat de afkorting van de Engelstalige naam van de bib toch al te weinig genderinclusief was, de andere nodigde uit tot intensere samenwerking met KU Leuven of de Katholieke Universiteit Tilburg – twee instellingen met elk hun eigen (voormalige) afkortingsproblemen. Volgens Lotte Jenssen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, toont het LUL-verhaal hoe universiteiten zich in hun identiteit laten raken wanneer ze uithangbordjes en wegwijzers van de instelling, gelokaliseerd in een Nederlandstalige stad, (enkel) in het Engels weergeven.
Al een jaar voor de LUL-hilariteit schreven Simon Grymonprez en Simon Thys in het Leuvense studentenblad Veto een artikel over spookvakken aan de KU Leuven en de UGent. Het gaat om vakken, vooral in masteropleidingen, die zowel in het Nederlands als in het Engels in de programmaboeken te vinden zijn om aan de taalwetgeving voor hoger onderwijs in Vlaanderen te voldoen. In de praktijk is dan, zo stelde Veto, feitelijk enkel het Engelse vak te volgen. In het oude artikel in Veto staat dat universiteiten zelf benadrukken dat ze dit geen ‘omzeilen’ van de wet vinden, maar veeleer ‘creatief invullen’, ‘interpreteren’ of ‘flirten langs de goede kant van de wet’.
De Leidense LUL en het Leuvense spook: het zijn twee aparte anekdotes voor twee aparte contexten. In het vergelijkende ACA-rapport uit 2014 waarover we het in de vorige bijdrage hadden, stond Nederland met 29.9% al bovenaan de lijst van landen met het hoogste relatieve aantal Engelstalige opleidingen. Enkel Denemarken kwam hoger uit met 38%. België stond veel lager in de lijst met 7.5%. De Universiteiten van Nederland, de branche- en belangenorganisatie van de veertien gesubsidieerde universiteiten in Nederland, maakt de cijfers voor Nederland nog wat concreter. Sinds academiejaar 2016-2017 inventariseren ze de instructietalen van universitaire opleidingen in Nederland. Voor 2022 zien we dat 29% van de 423 bacheloropleidingen volledig Engelstalig is, en nog eens 18% in de twee talen wordt aangeboden. Bij de 704 masteropleidingen heeft het Engels sterker voet aan de grond. Meer dan drie op vier van de masteropleidingen is enkel in het Engels te volgen, iets minder dan een op tien in het Engels of het Nederlands. Voor Vlaanderen hoeven we die cijfers eigenlijk niet zo concreet te maken, omdat ze bij wet begrensdzijn. Even een vergelijking van de wetgeving en decreten.
De decreten in Vlaanderen dragen de stempel van taalwetgeving à la Belge: uitgebreid, detaillistisch en complex. Wanneer we een pdf’je maken van Titel 4 “Organisatie van de opleidingen”, Hoofdstuk 8 “Taalregeling”, dan levert dat een bestand van negen bladzijden op. Daarin worden artikels II.260 tot en met II.272 uitvoerig toegelicht.
Taaldocent Frank Van Splunder (Universiteit Antwerpen), die zich toespitst op de positie van het Engels in het hoger onderwijs, noemt het geheel een “labyrint van taalwetten” die we als erfenis uit het verleden kunnen zien. We geven hier dan ook liever geen uitgebreide exegese van de bepalingen, maar benadrukken wel graag even het rekenwerk. Kerncijfers zijn 9%, 35%, 18.33% en 50%. Niet meer dan 9% van de bacheloropleidingen mag in een andere taal dan het Nederlands worden ingericht, tenzij het om onderwijs over die specifieke vreemde taal gaat, bijvoorbeeld Franse letterkunde. Dat percentage wordt 35% voor masteropleidingen. De noemer van de breuk is het totale aantal opleidingen, uitgezonderd academisch gerichte kunstopleidingen. De teller van de breuk vraagt natuurlijk wel wat extra bepaling. Dat de “andere taal” waarin de opleiding wordt aangeboden in de praktijk meestal wel gewoon het Engels is, hoeft niet te verbazen. De vraag is wel vanaf wanneer een opleiding in die andere taal wordt ingericht. Daar komen onze andere percentages kijken: “De omvang van de opleidingsonderdelen, uitgedrukt in studiepunten, aangeboden in een andere onderwijstaal dan het Nederlands in het modeltraject van die opleiding mag niet hoger zijn dan 18,33% van de totale omvang van de in die opleiding aangeboden opleidingsonderdelen, uitgedrukt in studiepunten, in het modeltraject” (II.260/1 §3). Voor masteropleidingen ligt dat percentage op 50%. Een voorstel uit 2020 om dat percentage ook voor bacheloropleidingen naar 50% op te trekken, haalde het niet in het Vlaamse parlement. Daarbij zijn er natuurlijk nog allerlei uitzonderingen te vinden in het document en is er het heikele punt van ”equivalentie”. Daarop ingaan zou tot de exegese leiden die we hier toch liever willen vermijden. De essentie is duidelijk: er is wel wat micro-management aan de gang om de positie van het Engels in het Vlaamse hoger onderwijs binnen de perken te houden. Hoe daar opnieuw stof over opwaait, bespreken we later nog.
In Nederland ligt de zaak anders. Voorlopig toch, want ook daar is wel een en ander op til, wat we ook later nog bespreken. De Nederlanders hebben wel degelijk ook wetgeving over taal in het hoger onderwijs, maar zijn daarin wat pragmatischer en korter. De “Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek” heeft twee relevante artikels. Artikel 7.2 gaat rechtstreeks over taal:
Het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd:
- wanneer het een opleiding betreft met betrekking tot die taal ,
- wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of
- indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode.
Artikel 1.3.5 hangt taal op aan de Bildungsplicht van het hoger onderwijs:
De instellingen voor hoger onderwijs schenken mede aandacht aan de persoonlijke ontplooiing van hun studenten en de bevordering van hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen. De instellingen richten zich in het kader van hun werkzaamheden op het gebied van het onderwijs wat betreft Nederlandstalige studenten mede op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands.
Daarmee staat de wetgeving voor Nederland op papier. En op papier lees je duidelijk “Nederlands, tenzij…”. Uitzondering (c) uit artikel 7.2 laat daarbij echter zo veel ruimte voor interpretatie, dat instellingen er een vrijkaartje in zien voor verengelsing.
Alison Edwards, verbonden aan Universiteit Leiden en Universiteit Utrecht, wijdde in 2020 een onderzoeksartikel aan de vaak toch erg summiere verantwoording die instellingen aanleveren om uitzondering (c) in te roepen. Ze stelde bijvoorbeeld vast dat Universiteit Twente op dat moment eigenlijk gewoon de wettekst zelf kopieerde. Echte verantwoording bleef uit: “The master’s education at the UT is conducted in English because the specific nature, the design, and the quality of the education make this necessary.” Universiteit Utrecht gaf wel verdere toelichting, onder andere vanuit de aard van het onderwijs en haar doelstellingen, maar ook vanuit de aard van de studentenpopulatie. Utrecht stimuleert naar eigen zeggen via haar onderwijs “an international learning environment with a student population of Dutch and international students, which leads to necessary choices related to the language of instruction.”
De uitzondering lijkt zo regel te zijn geworden. Daar is steeds meer roering over (zie later in deze reeks), en nog op 26 oktober 2022 schreef de Vereniging Beter Onderwijs Nederland een open brief aan de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de vraag beter toe te zien op handhaving van de wet. In die brief worden een boel argumenten aangehaald tegen de verengelsing van het hoger onderwijs. Voor we verderop in deze reeks naar de uitkomsten van het debat in Nederland kijken, is het eerst en vooral interessant om stil te staan bij de gelijkenissen tussen de argumenten van wie een rem wil zetten op de verengelsing en wie net wil versnellen. Economie, taalvaardigheid, diversiteit en democratisering. Ze doen je heen en weer zwalpen tussen de overtuiging dat de Leidense LUL weer de UB moet worden, en de overtuiging dat het Leuvense spook toch niet meer van deze tijd is en finaal z’n kist in mag. We lichten hieronder de stemmen pro en contra kort uit. De argumenten die in de pers, in rapporten, open brieven en het wetenschappelijk debat te lezen zijn, gebruiken we daarbij enkel als kapstokje, om er concrete ervaringen van overtuigde stakeholders aan op te hangen.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Leuven Frans, Leuven Vlaams, Leuven Engels?
Frank Mutsaers zegt
Beetje late reactie maar toch nuttig denk ik.
Er heeft nooit een Katholieke Universiteit Tilburg bestaan. Het was de Katholieke Hogeschool Tilburg (KHT) tot in 1986 de devaluatie van de universiteiten in Nederland in gang werd gezet. De KHT had slechts 3 faculteiten (Economie, Rechten en Sociale wetenschappen) maar mocht zich toch een universiteit noemen. Dat zou dan KUT zijn geworden maar iedereen zag dat dat geen goed idee zou zijn. Dus werd Tilburg vervangen door een deel van de provincienaam, Brabant (KUB).
Nu heeft de instelling alweer een andere naam, via Universiteit van Tilburg (UvT, 2001) is het daarna verengelst in Tilburg University (2010), elke keer als ik die naam zie, verafschuw ik het bestuur van de universiteit. De K is dan wel uit de afkorting verdwenen het is nog steeds een katholieke school.