Het dagboek kreeg, net als de autobiografie, zijn moderne vorm pas rond 1800. Zoals Jean-Jacques Rousseau in 1782 met zijn Confessions het model voor de autobiografie aanleverde, zo deed Johann Kaspar Lavater dat in 1772 met zijn Geheimes Tagebuch voor het persoonlijke dagboek. Dat een geheim dagboek in druk verscheen, lijkt een paradox, maar Lavater had zijn eigen dagboek omgewerkt en bedoeld voorbeeld voor anderen. Rousseau en Lavater drongen erop aan dag de schrijver eerlijk en openhartig moest tegenover zichtzelf tegenover zijn lezers. Autobiografie en dagboek ontwikkelden zich in de negentiende eeuw als genres met eisen aan vorm en inhoud, maar werden niet beschouwd als literatuur. Dat veranderde toen beide vormen, maar vooral het dagboek, in de twintigste eeuw steeds vaker werden gebruikt om fictie te schrijven. Dat leidde er rond 1970 toe dat literatuur-historici beseften dat zulke teksten ook als literatuur konden worden gelezen. In dezelfde tijd zagen historici het belang in van egodocumenten, die ze tot dan hadden gezien als onbetrouwbare en te subjectieve bronnen.
Het omvangrijkste Nederlandse dagboek uit de zeventiende eeuw is dat van Constantijn Huygens jr., secretaris van stadhouder Willem III. Tot rond 1970 werd het door historici genegeerd en beschouwd als literatuur is het nooit, en zeker niet door de schrijver. Een dagboek beschrijft de werkelijkheid, terwijl in de literatuur de fantasie vrij spel heeft. Wat Huygens schreef is achteraf bezien wel een belangrijke stap in de ontwikkeling naar het moderne dagboek. Een dagboek moet, volgens het huidige inzicht, heet van de naald zijn geschreven in ongepolijste taal. Zelfs in het handschrift moet de emoties van het moment herkend kunnen worden, en het liefst zijn er op het papier nog sporen van geplengde tranen te zien. Zelfs een net-versie van de schrijver zelfs is in die visie al een stap verwijderd van een authentiek dagboek. In het geval van Huygens was het duidelijk dat het manuscript dat thans op de Koninklijke Bibliotheek wordt bewaard zijn eigen net-versie is van eerdere aantekeningen. In dat manuscript vermeldt hij af en toe dat hij zijn kladaantekeningen in het net had geschreven. De netversie zijn geen continu dagboek, maar alleen dagelijkse aantekeningen gemaakt tijdens de veldtochten tijdens de oorlog met Frankrijk in de jaren tussen1673 en1678, diplomatieke reizen in 1680 en 1682 en van de invasie van Engeland 21 oktober 1688, het begin van de invasie van Engeland door Willem III en het jaar 1696. Twee vragen over Huygens’ dagboek zijn altijd onbeantwoord gebleven: was de ruwe versie van het dagboek verloren gegaan? Hield Huygens alleen in die periodes een dagboek bij of schreef hij zijn kladnotities alleen over als ze in zijn ogen van belang waren?
Dankzij de vondst van een los folioblad uit 1687 kunnen beide vragen beantwoord worden. En bovendien een derde, die historici al meer dan drie eeuwen bezighoudt. Historicus Henk Broersma kocht het blad bij een antiquariaat en hoewel er geen naam van de schrijver vermeld stond, veronderstelde hij op grond van de inhoud dat dit Huygens jr. was. Aanvullend onderzoek door Jeroen van Dommele, conservator bij de Koninklijke Bibliotheek, en mij bevestigde die veronderstelling. Er is dus in elk geval één blad van Huygens’ kladnotities bewaard gebleven, al is de herkomst helaas niet verder te achterhalen. Huygens was niet de enige dagboekschijver die kladaantekeningen in het net overschreef. Zijn Engelse tijdgenoot, en vanaf 1688 stadgenoot, Samuel Pepys deed hetzelfde. Eerder deed de Haagse schoolmeester David Beck, wiens dagboek over de jaren 1624-1627 bewaard is gebleven. Hun dagboeken zijn uitzonderlijk modern in een tijd dat de vorm nog niet vastlag.
Het ontdekte folioblad dateert uit 1687 en dat is een jaar dat ontbreekt in de net-versie. Dat is een indicatie dan Huygens wel zijn hele leven een dagboek bijhield, maar alleen bepaalde maanden en jaren in het net overschreef. Dat is des te meer waarschijnlijk, omdat zijn vader hem had geïnstrueerd om dat te doen. Tot dan toe had vader Constantijn sr een dagboek óver zijn kinderen bijgehouden. Constantijn juniors broer Christiaan kreeg dezelfde opdracht, maar was een minder trouw dagboekschrijver.
Tenslotte bevestigt het gevonden blad dat het dagboek van Huygens van groot historisch belang is. Hij beschrijft daarin namelijk hoe in de zomer van 1687 een aantal Engelsen bij elkaar komt op Het Loo, het kasteel op de Veluwe dat Willem III kort daarvoor had aangekocht. Het waren edellieden die bezig waren een complot te smeden om koning James II af te zetten en de Hollandse stadhouder en diens echtgrote prinses Mary, de dochter van James, op de troon te zetten om het protestantse geloof te verdedigen tegen een koning die tot het katholicisme was overgegaan. Dat liep uit op de Glorious Revolution een jaar later. Dat is een kernmoment in de Europese geschiedenis, die Huygens wel van dag tot dag beschreef in zijn net-dagboek. Met terugwerkende kracht is dit dagboekfragment van grote betekenis: Huygens beschrijft hoe één van de Engelsen – een in het zwart geklede man, wiens naam Huygens niet te horen kreeg – een toast uitbracht op prinses Mary Stuart in de hoop dat een volgende keer te kunnen doen in haar hoedanigheid van koningin van Engeland. Dat betekent dat de voorbereiding van de Glorious Revolution al veel eerder in een beslissend stadium was gekomen dan historici tot op heden veronderstellen. De bevindingen van Henk Broersma, Jeroen van Dommele en mij zijn recent gepubliceerd in Accolade, het tijdschrift van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
Jos Houtsma zegt
https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Samuel_Pepys