Het aantal overgeleverde Nederlandse raadselboeken uit de vroegmoderne tijd is niet heel groot. Het oudst bekende is het anonieme Een niev Clucht Boecxken uit het midden van de 16e eeuw, dat allerlei soorten raadsels van diverse herkomst bevat, vooral bedoeld voor vermaak (een bespreking hiervan volgt binnenkort). In de 17e eeuw vinden raadsels vooral toepassing in belerende context, zoals het vaak herdrukte T’groote raedtsel-Boek van schoolmeester Jacob van der Mersch, of in literaire context, zoals de raadselgedichten van Roemer Visscher en Jan van der Veen. Incidenteel duiken raadsels op in aantekeningenboeken, bundels voor bruiloftsvermaak, kluchten en almanakken. Uit de 18e eeuw zijn er een aantal raadselboekjes bewaard gebleven die circuleerden op de populaire markt. Het gaat om kleine en eenvoudig uitgegeven boekjes, bedoeld als consumptieliteratuur: ze werden gecolporteerd, gebruikt, stukgelezen en weggegooid, waardoor er maar weinig van bewaard zijn gebleven.
Reeds eerder heb ik bij Neerlandistiek het 18e-eeuwse Een nieuw raadsel-boekjen besproken, waarvan verschillende edities bekend zijn. Een nieuw kluchtig raadsel-boekje is een vergelijkbare uitgave, die als katern is ingebonden bij Van Zwaamens Schiedamschen almanach op ’t jaar ons Heeren Jesu Christi, 1774. De afmetingen van de almanak zijn slechts 7 bij 9 cm. Naast het kalendergedeelte bevat de almanak katernen met zakelijke informatie zoals de dienstregeling van de Rotterdamse trekschuiten en postwagens, een schema met de getijden en informatie over de burgerwacht, maar ook katernen met verstrooiende literatuur van diverse aard, zoals een prognosticatie, een liedbundeltje voor de jeugd, een uitleg over geheimschrift voor (liefdes)brieven, een stichtelijk verhaal, het kluchtspel De schyndeugd, of den bedrieger, gestraft, een kroniekje, Den kwakzalver in folio (een bewerking van De kwakzalver op de markt van Salomon Rusting, eveneens in Neerlandistiek besproken), en Een nieuw kluchtig raadsel-boekjen.
Dat dergelijke letterkundige katernen specifiek voor almanakken werden vervaardigd (ook al zijn ze soms los overgeleverd) blijkt uit de uitdrukkelijke vermelding van het woord almanak in de ironische opmerking in het voorwoord bij de Kwakzalver : men kan het papier van de Almanach ook gebruiken als zacht toiletpapier: “Is ’er by ongeluk iemand onder u, die uit een zekere hoog achting voor dit werk, rezolveeren mocht om het uit den Almanach te scheuren en naar Poortegaal te disponeren, het kan zonder eenig gevaar geschieden, alzoo het Papier redelyk zagt is, en dus gemakkelyk te verzenden.”
Het katern van het raadelboekje telt 16 pagina’s en bevat 58 raadsels. De titelpagina vermeldt geen drukker of jaartal, enkel dat het boekje is Gedrukt voor de Liefhebbers van Raadselen en Tot vermaak van de jonge Jeugd. Dat het boekje zich ook richt tot de jonge jeugd, in plaats van enkel de traditionele liefhebber die zijn melancholie wil verdrijven, is opvallend; eerder werden raadsels niet speciaal aangemerkt als jeugdliteratuur. Het titelvignet bestaat uit een narrekap (zonder hoofd erin) met daar omheen de tekst Infinitus stultorum numerus: oneindig is het tal der dwazen.
Een groot deel van de raadsels, namelijk 37, is ook bekend uit Een niew raadsel-boekjen. Onder de gemeenschappelijke raadsels zijn dezelfde zes raadselgedichten van Roemer Visscher uit 1614 te vinden. Verder delen de boekjes twintig raadsels die afkomstig zijn uit het 16e-eeuwse Een niev Clucht Boecxken, en elf raadsels die vooralsnog van onbekende herkomst zijn. Daarnaast heeft Een nieuw kluchtig raadsel-boekje drie raadselgedichten overgenomen uit het raadselboek van Jan van der Veen uit 1653 en vier uit de bundel met bruiloftsvermaak van Jonker uit 1697, en nog een raadselgedichtje uit Appolloos Snaaren, een bundel met gedichten en korte teksten uit 1664 die wordt toegeschreven aan Pieter Elsevier.
Vergeleken met Een nieuw raadsel-boekjen bevat Een nieuw kluchtig raadsel-boekje minder schertsvragen (raadselmoppen), en is er een grotere voorliefde voor rijmende raadsels:
(№ 6) raed. Daer zijn vier-en-twintig Heeren,
Zy konnen de heele weerelt regeren:
Zy eten geen Brood, of zy drinken geen Wijn,
nu raat wat voor vier-en-twintig Heeren dat sijn?
antw. Het heele A. B. C.
Dat er sprake is van een alfabet van 24 letters in plaats van de huidige 26 is toe te schrijven aan typografische conventies: i en j, en u en v werden voorheen typografisch niet onderscheiden.
Het boekje bevat voorts een rekenraadsel en een verwantschapsraadsel:
(№ 41) raed. Een Boer kwam gaen beneden den Boom, en zag zekeren Mossen op den Boom, en zey goeden dag hondert Mossen: Een van de Mossen antwoorde den Boer, en zeijde: waren wy met ons eens zoo veel, en dan vierde part zoo veel, en gy Boer een Mos by ons zijnde, waren wy met ons honderde. Vrage hoeveel Mossen dat daer op den Boom waren?
antw. Is voor den uitvinder.
(№ 9) raed. De Domine en zijn Dogter,
De Koster en zijn Wijf,
Kwamen door een Boomgaart gaan,
Zy vonde een boom met 4 appelen staen,
ieder plokte ’er een, en daer bleeft ’er evenwel een aen staen.
antw. Den Domine sijn Dogter was des Kosters Wijf.
Dergelijke meer didactische vraagstukken komen al in de oudste raadselboeken voor naast de meer verstrooiende raadsels.
Wat Een nieuw kluchtig raadsel-boekje bijzonder maakt is dat het vooralsnog de oudste gedrukte bron is van een aantal korte, doorgaans rijmende raadsels die vanaf het midden van de 19e eeuw ook worden aangetroffen in verzamelingen met ‘uit de volksmond opgetekende oude raadsels’, zoals Waling Dykstra die noteerde voor Friesland in In doas fol alde snîpsnaren [een doos vol oude bagatellen] uit 1856, en Amaat Joos voor Vlaanderen in Raadsels van het Vlaamsche volk uit 1888, en zoals Johannes van Vloten die vastlegde in zijn Nederlandsche baker- en kinderrijmen uit 1873. Waling Dykstra en Amaat Joos geven uitdrukkelijk aan dat de raadsels uit de volksmond waren opgetekend; dat de schriftelijke traditie de mondelinge mogelijk wel heeft geholpen, blijkt hieruit dat verschillende van Waling Dykstra’s raadsels deels in het Nederlands in plaats van het Fries zijn gesteld.
Toch moet de traditie van deze korte, rijmende raadsels wel ouder zijn: sporadisch immers komen ze voor in informele teksten, zoals marginalia, persoonlijke aantekeningenboeken, en in teksten die spreektaal weergeven, zoals kluchten. Het mispelraadsel bijvoorbeeld wordt al honderd jaar eerder genoemd, in Barons klucht van Lichthart, en Aers-gat Sonder-sorgh uit 1653 (regel 94 en 95), en wel in een kroegsituatie; alleen wordt hier geen antwoord gegeven maar in Een nieuw kluchtig raadselboekje gelukkig wel:
(№ 15) raed. Vijf hartjes,
vijf startjes,
een prik in ’t gat,
Raet wat is dat?
antw. Een Mispel.
Samuel van Huls tekende halverwege de 17e eeuw verschillende rijmende raadsels op in zijn aantekeningenboek die ook zijn te vinden in Een nieuw kluchtig raadselboekje:
(№ 11) raed. Ik weet een dingje,
het eet niet, het drinkt niet,
het kakt niet, het stinkt niet:
Wilje hebben dat het eet, dat het drinkt,
dat het kakt, dat het stinkt,
Het zal eten, het zal drinken,
het zal kakken, het zal stinken?
antw. Een Ey.
Kenmerkend is verder dat deze korte, rijmende raadsels veel gebruik maken van formules, zoals de openingsformule Ik weet een dingje, of de rituele lofprijzing of toegezegde beloning wanneer het raadsel wordt geraden: als gy het raet zoo benje bekwaem om met een vryster na huis te gaen en Kunt gy het raden, ik zal u een Hoentje braden, kunt gy het denken, ik zal u een kan Wijn schenken, of de veronderstelling dat het raadsel niet kan worden geraden: het is geen Eyken nog geen Esse, Gy zult het niet raden al waarje met u zessen: het is geen Eyken nog geen Vuuren, Gy zult het niet raden in zeven uren, en gy zult het niet raden al waerje gek.
(№ 7) raed. Daer staet een boom in ’t Westen,
met twee-en-vyftig nesten,
En yder nest heeft zijnen Naem,
als gy het raet zoo benje bekwaem
om met een vryster na huis te gaen?
antw. ’t Jaer heeft 52 Weken.
(№ 10) raed. Ik weet een plank,
Van Godes dank,
het is geen Eyken nog geen Esse,
Gy zult het niet raden al waarje met u zessen:
het is geen Eyken nog geen Vuuren,
Gy zult het niet raden in zeven uren:
Kunt gy het raden,
ik zal u een Hoentje braden,
kunt gy het denken,
ik zal u een kan Wijn schenken?
antw. Het Ys.
Voor zowel het kleine 18e-eeuwse Een nieuw kluchtig raadsel-boekje alsook Een nieuw raadsel-boekjen geldt dat een groot deel van de raadsels teruggaat op vertalingen van Duitse en soms Franse bronnen uit de 16e eeuw, en dat de raadsels op een lange traditie bogen die maar sporadisch bewaard is gebleven.
Het enig-bekende exemplaar van Van Zwaamens Schiedamschen almanach met bijbehorend drukwerk wordt bewaard in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam onder signatuur XX 98-1774, het kluchtig raadsel-boekje is daarvan deel 8.
Tekst en facsimile van het kluchtig raadsel-boekje staan op de site van de opleiding Nederlands in Leiden, evenals het digitaal documentatiedossier: Een Nieuw Kluchtig Raadsel-Boekje uit de 18e eeuw met bibliografie en een behandeling van de afzonderlijke raadsels met bronnen en toelichtingen.
Laat een reactie achter