Op 31 maart 1936 vertrok Bertus Aafjes (1914-1993), die toen 21 jaar oud was, met de fiets uit zijn geboortestad Amsterdam op pelgrimstocht naar Rome. Onderweg moest hij zijn fiets achterlaten en te voet verder gaan. Op 12 mei 1936 kwam hij in Rome aan. Tien jaar later verscheen het lange gedicht Een voetreis naar Rome, dat meteen een bestseller werd.
Aafjes had zijn priesterroeping opgegeven. Hij wilde zijn idealen en zijn echte roeping al zwervend gaan zoeken en vertrok met een beetje zakgeld, een zware ransel en een mandoline naar Rome. Hij overnachtte in jeugdherbergen, in kloosters en in pastorieën. Zijn fiets moest hij in Bazel achterlaten, omdat hij geen geld meer had om er douanerechten voor te betalen. Op 12 mei 1936, de dag waarop hij 22 jaar oud werd, kwam hij in Rome aan. Zijn reis was een proces van bewustwording en groei naar volwassenheid geweest. Maar het zou nog jaren duren vooraleer hij het verslag daarvan in dichtvorm op papier zou zetten. Pas tijdens de hongerwinter van 1944-45, terwijl hij ondergedoken zat in Friesland, kreeg zijn historische voetreis gestalte in een lang gedicht van 2239 verzen, dat uit drie romeins genummerde delen bestond en 26 hoofdstukken bevatte met afzonderlijke titels.
Het gedicht werd op korte tijd enorm populair, vooral nadat een pater jezuïet in De Linie Aafjes met klem veroordeeld had wegens zijn ‘propaganda voor zonde en heidendom’. Daarna werd het stiller rond het gedicht, maar het bleef toch herdruk na herdruk beleven, tot op het einde van de vorige eeuw, toen het helemaal stil werd rond de Voetreis.
Waarom zou je als leraar willen proberen het gedicht nieuw leven in te blazen en hoe zou je de leerlingen van vandaag nog kunnen motiveren voor de lectuur van zo’n klassiek reisverslag op rijm? Om te beginnen zal het voor de leerlingen ondanks alle verschillen van tijd en tijdsgeest niet moeilijk zijn om zich te identificeren met een eenentwintigjarige jongen, die het doel van zijn studies niet meer ziet zitten en als avonturier op reis wil gaan, in de hoop daarbij een nieuwe zingeving voor zijn leven te vinden.
Vooral gymnasiumleerlingen zullen er nog veel meer van zichzelf in kunnen ontdekken, zoals de belangstelling voor de antieke cultuur, de aantrekkingskracht van het zuiden, de ontdekking van de erotiek, de confrontatie met het primitieve boerenleven en zoveel meer.
Mijn aanpak is geïnspireerd door het project De samenlezing van de KANTL, waarin gebruikgemaakt wordt van een didactiek van interactief voorlezen. Dat wil zeggen dat de leraar het volledige literaire werk of grote delen daaruit voorleest en de leerlingen in de klas daarop vanuit hun eigen leefwereld reageren. Het voorlezen van de hele tekst duurt natuurlijk zo lang, dat het de leerlingen op den duur zou gaan vervelen. Tijdens twee lesuren (het liefst een blokuur) kan de leerkracht een aantal hoofdstukken voorlezen in sessies van vijf à tien minuten, terwijl de leerlingen luisteren en daarbij eventueel ook de tekst meelezen. Na elke voorleessessie vindt er een klassikaal gesprek plaats, dat een combinatie is van een klassengesprek en een onderwijsleergesprek, d.w.z. dat er zowel tekstervarende als tekstbestuderende vragen worden gesteld. In mijn vraagstelling ga ik met opzet niet in op de biografische en literairhistorische context, op de genese of op de receptiegeschiedenis van het werk, maar het staat de leraar natuurlijk vrij om daar tijdens zijn lessen aandacht aan te besteden.
Uit de toelichtingen en de vragen voor de leerlingen kan men afleiden welke hoofdstukken bij voorkeur hardop voorgelezen worden en welke daarvoor minder in aanmerking komen. Een aantal hoofdstukken kunnen gemakkelijk bij het voorlezen overgeslagen worden, zonder dat dit de interpretatie van het werk beïnvloedt.
Aangezien de Voetreis nog niet is opgenomen in de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren, zal de leraar voor zijn leerlingen kopieën moeten maken van de tekstfragmenten, die hij wil voorlezen en bespreken. Vrijwel alle bibliotheken in Nederland en Vlaanderen hebben nog wel een exemplaar van het boek in huis, of van de Verzamelde gedichten van Bertus Aafjes, waarin de Voetreis volledig is opgenomen.
In 2008 ondernam de Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeijffer met zijn vriendin een fietsreis naar Rome. Over die reis schreef hij De filosofie van de heuvel. Op de fiets naar Rome (Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers, 2009). De lectuur van dat boek kan een uitgangspunt zijn om de beide tochten met elkaar te vergelijken en de verschillen tussen pelgrims en avontuurlijke reizigers uit de tijd van toen en nu te ontdekken.
Het leermiddel is gepubliceerd op KlasCement, een officiële website van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming: https://www.klascement.net/downloadbaar-lesmateriaal/192339/bertus-aafjes-een-voetreis-naar-rome-1946-luister-en-leesvaardigheid-gedicht/
Het kan op een flexibele manier gebruikt worden. Daarmee bedoel ik, dat het aangepast kan worden aan de didactische context en de doelgroep (het niveau en de leeftijd van de leerlingen). Daarom wordt het aangeboden als Word-document. Het valt onder de licentie Creative Commons, dat wil zeggen dat leraren het lesmateriaal alleen voor hun eigen lespraktijk mogen gebruiken (met vermelding van de maker) en niet voor commerciële doeleinden. Dezelfde licentie geldt ook voor al mijn andere leermiddelen, die hier te vinden zijn: www.klascement.net/alle/mijn/50993/.
P.S. Voor wie op zoek is naar meer ‘Italië-gevoel’ in onze literatuur heb ik ook een leermiddel samengesteld over Angiolino en de Lente (1923) van Arthur van Schendel, dat gebruik maakt van dezelfde voorleesmethode. Dit leermiddel bevat bovendien de volledige tekst van het verhaal, zodat de leerlingen het gemakkelijk kunnen meelezen in de klas en het zelfstandig opnieuw kunnen lezen thuis.
Rob Delvigne zegt
De Voetreis staat op delpher.
Jan Uyttendaele zegt
Op Delpher staat een fotografische weergave van de eerste druk (1946) in de spelling van toen (loopen, ik wensch enz.). Die is niet erg geschikt voor het voortgezet onderwijs.
Rob Delvigne zegt
Op delpher staat ook de 4e druk van 1947, in de toenmalige nieuwe spelling.
Jan Uyttendaele zegt
In vind nog edities van 1947 en van 1949 op Delpher, allebei in dezelfde oude spelling. Als je op ’tekst’ klikt, krijg je een scan te zien zonder versregels. Daar kun je in de klas niets mee doen.
Rob Delvigne zegt
Waarom zou je op ’tekst’ klikken? Je kan de scans zoals bladzijden omslaan.
De oudespelling kan het probleem niet zijn (op de 1e blz enkel Heerschen, op de 2e: zoo goed / bladerlooze / wensch). De zegging daarentegen is ouderwets en duf.
Jan Uyttendaele zegt
De spelling volgens het Groene Boekje is verplicht voor de overheid en voor het onderwijs in België en Nederland. Bovendien zal een leestekst in een verouderde spelling de leerlingen niet aantrekken, maar al bij voorbaat afstoten. Voor een tekst van enkele regels is dat geen probleem, maar een tekst van meer dan 2000 regels in een vreemde spelling kun je beter niet aanbieden in de klas. Ik verwijs in in mijn leermiddelen nooit naar edities van romans of langere teksten in een oude spelling. Dat is een van mijn didactische principes. Middelnederlandse en zeventiende-eeuwse teksten worden altijd in een hedendaagse herspelling en hertaling aangeboden, al staat de originele versie er meestal bij. Bij hoge uitzondering kunnen de leerlingen natuurlijk wel eens kennismaken met enkele regels in de oorspronkelijke taal. Zie mijn verantwoording in het deel voor de leerkracht van elk leermiddel.