Het is op het eerste gezicht volkomen onduidelijk wat Ilja Leonard Pfeijffer bezield heeft om een column te wijden aan een video op YouTube. In de column spreekt hij er ook herhaaldelijk zelf zijn verbazing over uit dat hij dat heeft gedaan. Het gaat hier immers slechts om ‘een dunbevolkte niche van het internet’, de video in kwestie is slechts ‘547 keer’ bekeken en wordt naar het oordeel van de Genuese bard slechts weinig ‘geliket’.
Wat Pfeijffer vervolgens over Jörgen Apperloo – want dat is de maker van de video, in zijn reeks Vlogboek – te melden heeft is een ongesorteerde lijst van allerlei bezwaren. Zo draagt Jörgen truien. Ook gebruikt hij moeilijke woorden zoals imperatief. Terwijl hij tegelijkertijd verzuimd heeft om Sophocles in zijn analyse van de 21e eeuwse romankunst te betrekken. Wel heeft Jörgen ergens in zijn filmpje een eigen vakantiefoto gemonteerd. Op deze manier is de auteur, Sascha Bronwasser, van het besproken boek, Luister, kennelijk enorm onrecht aangedaan.
Vlogboek is overigens, anders dan Pfeijffer lijkt te denken, geen recensie, maar een les voor scholieren over hoe je over een boek kunt nadenken en hoe je bij dat nadenken ideeën uit de literatuurwetenschap kunt gebruiken. (De kijjersaantallen moet je daarom met een bepaalde factor vermenigvuldigen: er kijken veel klassen naar Vlogboek. Ze zijn populair in het onderwijs, juist vanwege de combinatie van kennis van zaken – de ‘imperatief’ – en laagdrempeligheid – de truien – die Pfeijffer hekelt.)
Xenofoob
Pas doordat Tzum het oppikte en Apperloo om een reactie vroeg werd duidelijk wat het probleem nu eigenlijk was. Apperloo reageerde superieur, door erop te wijzen dat Pfeijffer misschien afstand moest doen van zijn nominatie voor de Libris Prijs om er zo voor te zorgen dat Bronwasser grotere kans had op die prijs. Zo zou het onrecht tenminste nog een beetje kunnen worden goedgemaakt. In een reactie maakte daarop Pfeijffer duidelijk dat temidden van al zijn klachten over truien en imperatieven er een heel ander probleem school:
Het kwaadaardigste aspect van de gewraakte bespreking, dat in deze berichtgeving van Coen Peppelenbos niet volledig tot zijn recht komt, is dat Sacha Bronwasser erin op grond van dubieuze argumenten wordt beschuldigd van xenofobie. Dit vormde de aanleiding voor mijn reactie.
Je zou kunnen zeggen: oké, dat probleem is snel opgelost. Want in de hele video wordt Bronwasser nergens beschuldigd van xenofobie. Er wordt wel gezegd dat er aan haar boek een ‘xenofoob randje’ zit, maar dat wordt nooit op de auteur betrokken. Het is immers mogelijk dat dit randje onbedoeld is, en het is zelfs heel waarschijnlijk dat dit is wat Apperloo bedoelt.
Klimaatcrisis
Wat is de kwestie? In zijn les noemt Apperloo op zeker moment het feit dat er in het het hele boek eigenlijk alleen witte mensen voorkomen behalve dat er op gezette tijden anonieme terroristen opduiken om dat knusse Parijs onveilig te maken.
Dat lijkt me een feit, en wel een waarover je kunt nadenken. Het is misschien niet meteen xenofoob, maar het is in ieder geval axenisch – er wordt een wereld geschetst waarin wij entre nous zijn en vreemdelingen veilig op afstand verkeren. Nodig is het niet om Parijs, van zichzelf een zeer multiculturele stad, zo wit te schilderen.
Volgens Pfeijffer mag je dat Bronwasser niet verwijten, want haar roman gaat nu eenmaal niet over mensen die niet wit zijn. Die wonen misschien wel in Parijs, maar Bronwasser heeft het er niet over, dus dan moet je daar ook niet over jammeren:
Je kunt een auteur niet verwijten dat zijn of haar boek niet gaat waarover het niet gaat. Anders zouden we het Bronwasser ook kwalijk kunnen nemen dat haar roman met geen woord rept over de klimaatcrisis of over de opkomst van China en dat zij met haar stilzwijgen over de oorlog in Oekraïne de agressie van Poetin lijkt te rechtvaardigen. De roman gaat niet over moslims.
Het eerste misverstand zit natuurlijk in het woord verwijten. Er is geen sprake van verwijt, maar van een constatering. Zoals we ook kunnen constateren dat er natuurlijk best moslims kunnen voorkomen in boeken die niet gaan over moslims.
De kwalificatie gaat niet eens over de auteur Bronwasser, maar over haar boek. En over het succes van dat boek. Het lijkt mij op zijn minst een interessante constatering van Apperloo dat van een boek waarin wat naamloze terroristen de enige niet-witte mensen zijn kennelijk alom gesmuld wordt. Zoals trouwens ook de drie literaire boeken die (zoals Pfeijffer opmerkt) vorig jaar nog beter verkocht werden dan Luister gaan over wittemensenproblemen in een wittemensenwereld.
Onderstromen
‘Het is tekenend’, zegt Apperloo in de video, ‘dat het boek een succes is geworden in het jaar waarin een islamofobe politieke partij de grootste van Nederland is geworden.’ Ook die uitspraak is een steen des aanstoots voor Pfeijffer, maar helemaal gek is die gedachte toch ook weer niet. Onder de lezers van al die prachtige, verfijnde, reuzegoed geconstrueerde romans in de top-60 van de CPNB zaten vast héél weinig PVV-stemmers. Maar dat betekent mogelijk alleen dat literaire lezers hun vooroordelen niet omzetten in een politieke stem – niet dat die vooroordelen er niet zijn. Tolerantie is eenvoudig als je boeken leest die nu eenmaal niet over moslims gaan, maar over een door anoniem terrorisme geplaagd Parijs. Je bent dan niet tegen moslims, je zorgt er alleen maar voor dat het er almaar niet over gaat. Het is een punt dat meer discussie verdient dan hoongelach over de trui van de maker.
Wat Apperloo doet is, nogmaals, niet het boek Luister recenseren, maar het kritisch lezen als een teken van de tijd, juist ook op dingen die er niet in benoemd worden. Daarbij stuit je ook op zaken die de schrijver vast niet expliciet bedoeld heeft – wie denkt dat Bronwasser een oproep heeft willen schrijven om op de PVV te stemmen is raar – en die de lezers ook vast niet hebben verleid tot hun enthousiasme voor het boek. Een enthousiasme dat zelfs volkomen terecht kan zijn. Op Tzum noemt Apperloo Luister zelf ‘sterk en boeiend’.
Dat kan. Je kunt een roman sterk en boeiend vinden, en er tegelijkertijd onderstromen in zien die je verontrusten. Pfeijffer lijkt te denken dat een argument tegen Apperloos opmerking is dat Luister zo goed geschreven is en zo knap geconstrueerd. Maar die dingen zitten elkaar natuurlijk niet in de weg. Ik weet alleen niet of Sacha Bronwasser weleens een trui draagt.
De samenleving heeft blinde vlekken en door de literatuur van die samenleving goed te lezen, krijg je soms zicht op die vlekken. In dit geval bijvoorbeeld de xenofobie van de geletterden, die deze onderdrukken met axenie – als alle buitenlanders onzichtbaar zijn, hoef je er ook niet tegen te zijn.
Dat is ongemakkelijk, en misschien te ongemakkelijk voor Pfeijffer. Maar het is wel goed dat iemand het heeft gezegd, al is het dan ook in een kleine niche op het internet.
J.Michiel Alma zegt
Ik ben zo’n buitenstaander , een gepensioneerde overheidsdienaar , die , als het even kan , altijd met plezier de vlogboeken/recensies van Apperloo bekijkt en beluistert . En , omdat ik “Luister” alweer twee jaar las , is het verrassend dat Apperloo er andere dingen uithaalt dan zoals ik het mij herinner . Voor mij zat het knappe in de wijze waarop Bronwasser twee gescheiden werelden/verhalen aan het eind verrassend met elkaar verbindt , en dat in een als geheel plezierig lezenswaardig boek . En Apperloo heeft het over mij totaal andere aspecten , ook verrassend en zijn altijd enthousiasmerende voordracht vind ik fijn , ondanks dat t-shirt , ik ben een dassenman , groet , Michiel Alma
Frans Buijs zegt
Ja, als we zo gaan beginnen… “Een xenofoob randje” is natuurlijk wel degelijk een beschuldiging van xenofobie. Het is vergelijkbaar met columnist Jan Dijkgraaf die het in een briefje aan Pieter Omtzigt had over “dat gluiperige katholieke” en daarna een briefje schreef dat hij Omtzigt toch echt geen katholieke gluiperd had genoemd. Nee, letterlijk misschien niet, maar de bedoeling is duidelijk.
En kunnen we niet eens ophouden mensen “wit” te noemen?
Marc van Oostendorp zegt
Het is gebruikelijk om in het gesprek over literatuur onderscheid te maken tussen auteur en werk. Het lijkt mij een volkomen normale van lezen om dingen te constateren in teksten die je niet meteen aan de auteur toeschrijft.
John Marrakech zegt
Dit is echt hogere haarkloverij. Mocht Apperloo zeggen dat er aan al jouw stukken voor Neerlandistiek een onmiskenbaar fastistoïde randje zit, dan zou jij daar heus niet schouderophalend op reageren omdat die opmerking strikt genomen niet op jouzelf betrekking heeft.
Ook gezien een uitspraak als ‘De samenleving heeft blinde vlekken en door de literatuur van die samenleving goed te lezen, krijg je soms zicht op die vlekken. In dit geval bijvoorbeeld de xenofobie van de geletterden’ beticht jij onder anderen Bronwasser en haar lezers wel degelijk van xenofobie omdat zij boeken schrijven en lezen waarin blijkbaar vooral blanke mensen voorkomen. Als ik me op mijn beurt dan ook een boude uitspraak mag veroorloven: die extreme fixatie op de blanke huidskleur, en de kennelijke aversie tegen die huidskleur, doen racistisch aan.
Marc van Oostendorp zegt
Het gaat helemaal niet om huidskleur, in dit geval, maar om xenofobie. Apperloo heeft zelf verklaard dat hij Luister een goed boek vind, en ik heb het in ieder geval ook gelezen (en mij is daarbij in eerste instantie het xenofobe randje niet opgevallen). Als de opmerking over dat randje zo nodig als kritiek op iemand moet worden gezien, dan dus ook op onszelf.
Als iemand zou zeggen dat er aan al (!) mijn stukken op Neerlandistiek een fascistoïde randje zit, zou ik hopelijk geïnteresseerd zijn in wat dat randje dan is. Ik ga ervan uit dat iemand die alles beschouwt wat ik schrijf, daarin dingen opmerkt waar ik mijzelf niet van bewust ben. Ik ben in mijn bewuste leven een tegenstander van het fascisme, maar je weet maar nooit hoe allerlei ideeën doorsijpelen. Het lijkt me belangrijk om dat soort zaken te determineren. Wat mij betreft moet alles altijd kritisch onder de loep worden genomen.
Tot slot: het gaat hier geloof ik niet over een ‘extreme fixatie’. Apperloo wijdt er een opmerking aan in zijn video (waarin hij ook allerlei andere aspecten belicht), en ik schrijf over de wonderlijke aanval die deze ene opmerking opleverde. Ik geloof niet dat Jörgen Apperloo dag en nacht bezig is om zich op te winden over zijn eigen xenofobie of die van een ander, en ik doe dat evenmin.
John Marrakech zegt
Zeker, in principe moet alles kritisch onder de loep worden genomen, maar wel binnen de grenzen van de redelijkheid. Jouw welhaast engelachtige houding doet eerlijk gezegd nogal ongeloofwaardig aan. Het gaat er bij mij in elk geval niet in dat jij bij het lezen van zo’n opmerking over het fascistoïde randje dat al jouw stukken zou kenmerken uitroept ‘Wat een interessante en verrassende constatering, want al mijn hele leven lang ben ik juist een tegenstander van het fascisme!’ Helemaal niet als daarbij als reden wordt aangevoerd dat jij, om maar wat te noemen, in jouw stukken over taalkundige onderwerpen nooit duidelijk stelling neemt tegen Hitler.
Moraal van dit verhaal: niet alle kritische opmerkingen en beschuldigingen hoeven serieus te worden genomen, en sommige zijn ongegrond en ronduit lasterlijk. Een duidelijk voorbeeld daarvan is het verwijt van xenofobie aan het adres van auteurs die vooral over blanke personages blijken te schrijven (waarbij ze voor zover ik weet die huidskleur niet eens thematiseren of zelfs maar benoemen).