Er bestaat een vakgebied van humorstudies, dat weet ik. Volgens Wikipedia is het een terrein waar taalkunde, geschiedenis en letterkunde elkaar overlappen. Ik heb alleen niet kunnen vinden of er binnen dat vakgebied ook expliciete aandacht is voor het fenomeen ad rem. Ik hoop het wel, want het lijkt mij een sleutel tot het begrijpen van het verschijnsel. Het is wat lastiger te onderzoeken dan de humor in moppenboeken, omdat ad rem (gevatte humor) nu eenmaal vluchtiger is en vaak heel sterk contextafhankelijk. Maar wie ad rem humor niet begrijpt, begrijpt volgens mij de humor niet.
In de podcast Matthäus-Passion, een lijdensweg zit een aardig voorbeeld. In die podcast praat Gijs Groenteman in totaal dertien uur lang met de zanger Thomas Oliemans en de musicoloog Thomas de Jonker over allerlei aspecten van de Matthäus. Dat is een ernstige zaak, maar de mannen bespreken het allemaal zonder erg zwaarwichtig te doen, en een enkele keer is er ook een moment voor een grap.
In aflevering 23, we zijn dan bij de aria Gerne will ich mich bequemen belandt. Dan ontspint zich een gesprek over Zelter, de man die in de vroege negentiende eeuw de passies van Bach herontdekte – Mendelssohn, die bekend werd om zijn eerste uitvoering, was zijn leerling. Zelter was van huis uit metselaar, heeft De Jonker al verteld, maar hij had zich als autodidact ontwikkeld tot een belangrijk musicus in Berlijn:
“En tegelijkertijd metselaar?” vraagt Groenteman dan.
De Jonker: “Hij was dus eigenlijk gewoon metselaar, ik word daar heel blij van.”
“Hij was wel gestopt met metselen toen hij die academie startte?”
“Met metselen stop je nooit.”
Een probleem van de humorstudies doet zich nog sterker voor bij gevatte humor: zodra je het uitspelt is het onduidelijk waarom het eigenlijk grappig is. Maar die opmerking is in de opname duidelijk heel geslaagd: de anderen reageren verheugd, en de deelnemers aan het gesprek komen nog met wat variaties om te onderstrepen hoe grappig ze het vinden.
Het is een absurd grapje – we hebben het de hele tijd over grote kunstenaars, en het is duidelijk dat ook Zelter nu nog besproken wordt om zijn bijdrage aan de muziek, en niet om die aan het Berlijnse huizenbestand. Tegelijkertijd: metselen is natuurlijk ook een mooi beroep: heel belangirijk, nuttig en alleen geschikt voor mensen met het juiste pakket talenten. Zoals bij veel humor wordt er een kleine kortsluiting gemaakt. Het grapje bouwt natuurlijk voort op het feit dat er net al verbazing is geuit over het feit dat een metselaar zo’n belangrijke functie had in de muziek én het is een soort parodie op wat er in de voorafgaande uren over Bach en de muziek is gezegd.
Maar het is vooral het gevatte karakter dat een rol speelt – het feit dat De Jonker dit meteen antwoordt op Groenteman. Had hij gezegd ‘Even denken…’ en dan inderdaad een seconde gedacht, dan was er geen grap geweest. De timing is alles, zeggen ze ook op het theater. Maar bij gevatte humor is die timing altijd: zo snel mogelijk.
Er is wel geopperd dat het evolutionaire voordeel van humor is dat het je de mogelijkheid geeft om aan eventuele partners, maar ook aan rivalen, te laten zien hoe slim je bent. Partners vinden dat aantrekkelijk, rivalen schrikt het af: dezelfde combinatie van reacties die de borsttrommel van de gorilla oproept (behalve dat bij mensen dit soort signalen niet genderafhankelijk zijn).
Voor gevatte humor is dit nog veel duidelijker: je moet echt goed werkende hersens hebben om zoiets te flikken, het is wat dat betreft echt een kunststukje. Waarmee ik niet zou willen beweren dat De Jonker tijdens het bespreken van Gerne will ich mich bequemen probeerde zijn gesprekspartners te verleiden of af te schrikken. Maar het verklaart wel het moment van groot plezier dat zo’n opmerking weet te bewerkstelligen.
Jona Lendering zegt
En zo begint de dag met een vraag die ik nog nooit eerder hoorde. Heerlijk.
Robert Kruzdlo zegt
Voordat een gevatte opmerking wordt uitgesproken dooft zij in het binnenbrein. De spraak heeft nog niet de fonetische klank gevonden of de flits van de gevatte opmerking ebt al weg. Ik heb hier behoorlijk last van. ‘Eerst denken voor je iets zegt,’ zei mijn moeder vroeger. En dus: Gebruik je hersens als je gevat wil reageren.
K. P. Hart zegt
En je kon er (vroeger) prijzen mee winnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Berend_Boudewijn_Kwis
Inge Boulonois zegt
Bach zelf had waarschijnlijk ook gevoel voor humor, gegeven het feit dat hij de Kaffeecantate en Bauerncantate componeerde! Wat heerlijk, om er via het onderwerp Gevatheidsstudies op geattendeerd te worden dat er een podcast over de Matthäus is uitgekomen! Marc, je schreef ‘Er bestaat een vakgebied van humorstudies”. Zijn er ook boeken verschenen die een overzicht geven van de soorten humor die bestaan?
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet er niet veel van, maar het is niet lastig om handboeken op te sporen: https://www.degruyter.com/document/isbn/9783110755732/html
De deskundige in de lage landen is volgens mij Giselinde Kuipers, in Leuven.
Inge Boulonois zegt
Merci, Marc!
Robert Kruzdlo zegt
Bach had gelukkig gevoel voor zijn zingende neuronen en die vooral niet meer zijn dan wiskundige formules die in staat zijn om niet alleen muzikaal, maar ook neurologisch gezien de juiste toon te raken. Humor is ook een ritme uit de zwarte door van de hersenen. Gevatheid is een neurologisch wonder. We hebben tijdens onze evolutie altijd muziek gebruikt om onze emotionele reacties te veranderen; voordat we met woorden konden communiceren, gebruikten we al ritmes.
Robert Kruzdlo zegt
Moet staan: zwarte doos.