Waarover gaat Loverboy (2005) van René Appel? Het boek is bij verschijnen aangekondigd als een ‘literaire thriller’, en als thriller kun je zeggen: het gaat over een vrouw die ontdekt dat haar man vreemd gaat, een pistool koopt en de man in het huis van mijn minnares doodschiet. Of eigenlijk kun je dat dan in het openbaar niet zeggen, want dat is een spoiler. (Hoewel er nog wel meer gebeurt dat ik nu niet weg zal geven.)
Maar Loverboy is een literaire thriller, misschien wel een van de weinige boeken die allebei de predicaten met recht draagt omdat je het op heel verschillende manieren kunt lezen: het is ook een verhaal over het vertellen van verhalen, in het bijzonder van het vertellen van misdaadverhalen. Vooral aan het begin van de eeuw verschenen er heel veel boeken over de relatie tussen fantasie en werkelijkheid, maar zelden namen die er zulke rauwe werkelijkheid bij als moord en zelfmoord.
De hoofdpersoon van Loverboy, Yoka, schrijft detectives , en alleen al daardoor spelen er twee verhalen door elkaar: het verhaal dat ze leeft, en het verhaal dat ze schrijft. Die verhalen spiegelen elkaar – en de misdaad wordt dan ook uiteindelijk opgelost door een vriendin van Yoka, Tamara, die een goede lezeres is en daardoor uit Yoka’s nieuwe roman een bekentenis haalt die Yoka er zelf niet bewust in heeft gelegd.
Ondertussen is Tamara zelf een misdaadjournaliste – een heel andere manier van met misdaadverhalen omgaan. Ieder hoofdstuk begint met een fragment van een krantenbericht over een misdaad – die Yoka bewaart als inspiratie en die soms misschien door Yoka gebruikt kunnen worden. Om deze hele gelaagde structuur van werkelijke en verzonnen verhalen speelt ook nog de wereld buiten de roman een belangrijke rol: de moorden op Van Gogh en Endstra bijvoorbeeld, die allebei nog maar net verwerkt waren toen Loverboy speelde.
En dan is er nog Eefje, de maitresse van Yoka’s man, die weer een heel andere manier biedt van met misdaadverhalen omgaan: zij is consulente op een vmbo-school, waar ze moet zien te achterhalen wat leerlingen allemaal met elkaar uitspoken en in hoeverre ze daarbij de wet overtreden. Een van de gevallen die ze behandelt gaat bijvoorbeeld over de vraag of twee jongens nu wel of niet een meisje tot seks gedwongen hebben op het terrein van de school. (Dat verhaal wordt in zekere zin weerspiegeld door Yoka’s roman, waarin sprake is van een loverboy in de ware zin van het woord.)
“Literaire auteurs”, laat Appel Yoka ergens denken
konden eventueel een boek schrijven over het schrijven van een boek, wat dan natuurlijk niet lukte, maar uiteindelijk paradoxaal genoeg toch een boek opleverde. In de thrillerwereld kwam je niet ver met zo’n Droste-verpleegster in woorden.
Het Droste-effect bestaat er in dit geval onder andere uit dat Appel in Loverboy precies dit heeft gedaan. Het verhaal staat bovendien vol met direct en indirect commentaar op de manier waarop thrillerschrijvers te werk gaan of te werk zouden moeten gaan. Yoka koopt op een bepaald moment een pistool, en aanvankelijk wordt de lezer wijsgemaakt dat dit is omdat de schrijfster beter over pistolen wil kunnen schrijven. Misschien maakt Yoka het zichzelf ook wel wijs:
Ze schreef erover, maar wist er eigenlijk niets van. Het was vooral bluf, zoals bij de meeste van haar collega’s, die achter hun pc gruwelijke, gewelddadige scènes probeerden te bedenken.
Uiteindelijk zal Yoka het pistool gebruiken om haar man dood te schieten – al lijkt ze zich er volkomen voor af te sluiten dat dit hetgene is dat ze gedaan heeft, dat dit is wat ze wilde doen.
Af en toe wordt ook een sneer uitgedeeld naar het literaire bedrijf. Ja, Connie Palmen en Adriaan van Dis, die hebben het maar gemakkelijk! (Vermoedelijk niet toevallig dat dit twee auteurs zijn die veel autobiografie in hun werk stoppen.) Op een bepaald moment krijgt Yoka een nieuwe redacteur, de nogal literair angehauchte Jurriaan:
Jurriaan bladerde er even doorheen. ‘Interessant. Leuk idee. De stijl is af en toe een beetje vlak, weinig formuleringen die blijven hangen, maar…’
‘Het gaat in eerste instantie om het verhaal, en misschien ook wel in laatste instantie.’
En bij dat alles wordt geen moment duidelijk of René Appel nu zelf weleens een pistool heeft afgeschoten. Of dat dit er toe doet.
In 2024 lees ik 25 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.De volledige lijst staat hier.
Volgende week: Maarten ’t Hart, Het psalmenoproer (2006)
Laat een reactie achter