Een van de fascinerende onderzoeksgebieden van onze tijd is de bioakoestiek – de studie van geluiden die dieren maken en de manier waarop ze met die geluiden communiceren. Dat onderzoek heeft onder andere opgeleverd dat in ieder geval alle zoogdieren inderdaad met geluid communiceren met zoogdieren, inclusief op het eerste gehoor zulke stille soorten als giraffen (die met hun grote lichamen geluiden maken die zo laag zijn dat ze voor ons lastig zijn op te vangen, en dat ook alleen doen als ze ’s nachts bij elkaar staan).
Een van de zaken die ons daarbij natuurlijk interesseert is: in hoeverre lijkt die dierlijke communicatie nu op mensentaal? En wat kan dat ons dan vertellen over de evolutie van taal in de mens?
Subpulsen
Volgens veel onderzoekers is een van de kenmerken die menselijke taal onderscheidt van dierencommunicatie inbedding, recursie. In mensentaal kun je een zin (‘je komt’) inbedden in een andere zin (‘ik hoop dat je komt’), die weer kan worden ingebed in nog een andere zin (‘Marie denkt dat ik hoop dat je komt’), en zo eindeloos verder. Zoiets werkt bovendien bijvoorbeeld ook met zelfstandignaamwoordgroepen (‘Jopie’, ‘de moeder van Jopie’, ‘de vriend van de moeder van Jopie’). Volgens de bekende Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky is dit soort inbedding zelfs hét onderscheidende kenmerk van menselijke taal.
Maar misschien hebben orang oetans het ook wel. Dat blijkt in ieder geval uit nieuw onderzoek van (onder andere) het Max Planck Institut in Nijmegen.
De onderzoekers onderzochten akoestisch een aantal kreten (zogeheten ‘long calls’) van orang oetans in Indonesië. Ze ontdekten dat die kreten niet alleen bestaan uit een aantal groepjes geluiden die gekarakteriseerd worden door een duidelijke puls; maar dat in ieder van die groepjes er weer een ritmische structuur is van subpulsen. Helaas geven de auteurs geen voorbeelden uit hun onderzoek, maar in het bovenstaande filmpje kun je onder andere long calls horen, al vind ik de subpulsen daarin niet meteen duidelijk.
Die langeafstandskreten van orang oetans bestaan met andere woorden uit ritmische structuren die zelf ook weer zijn opgebouwd uit ritmische structuren.
Protorecursie
Toch is het maar de vraag of dit nu echt recursie is. De kleinere ritmische structuren lijken weliswaar op de grotere, maar dat ze niet hetzelfde zijn blijkt al uit het feit dat je die grotere structuren niet zelf ook weer kunt inbedden in nog grotere. Het equivalent van ‘de moeder van de zuster van Henkie’ is bij orangoetans niet aangetoond, en het gaat bij mensentaal precies om die mogelijkheid van steeds verder inbedden – tot in het oneindige, eventueel. De auteurs spreken daarom een paar keer van proto-recursie (hoewel ze ook een aantal keer, naar mijn smaak vrij achteloos, de term recursie gebruiken).
Zulke protorecursie vind je, dat zeggen de auteurs dan weer niet, overigens nog steeds in menselijke taal. Woorden zijn klankgroepen die in alle talen bestaan uit kleinere klankgroepen: lettergrepen. Organgoetan bestaat uit o-rang-oe-tan. Er zijn wel meer aanwijzingen dat klankstructuren van menselijke veel gemeen hebben met die van dierencommunicatie; sterker, dat er eigenlijk geen eigenschappen zijn van klankstructuren in menselijke taal die je niet ergens ook ergens in het dierenrijk vind. Echte recursie vind je alleen in de syntaxis.
En dus, vooralsnog, ook alleen in mensentaal.
Jona Lendering zegt
Geweldig stukje.
Reinier Salverda zegt
Heel erg goed. Maar ik vind dat we niet alleen naar recursie moeten kijken in de bioakoestiek.
Een vraag, een ontkenning, een hond die begrijpt wat een mens tegen ze zegt, en omgekeerd een mens die begrijpt wat een hond tegen ze blaft of piept – hoeven we het daar niet over te hebben?
Denk ook aan de sjimpansee, als die in zijn of haar taal zou kunnen zeggen: de sjimpansee doet niet mee. Of die zonder recursie in 1 woord antwoord kan geven op de vraag: Waarom doet de sjimpansee niet mee?