De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (4.9)
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier. In dit stukje komen recente discussies aan bod over de positie van het Engels in het hoger onderwijs, om zo tot een (anti-conclusie) te komen van dit vierde deel van de reeks.
Het Engels is een wereldtaal die vooral sinds de Tweede Wereldoorlog steeds meer als lingua franca is gaan dienen voor de wetenschap. Academici kunnen in het Engels over taalgrenzen heen inzichten delen en onderzoek opzetten. Gezien universitaire instellingen per definitie uitgaan van onderzoeksgebaseerd onderwijs, en studenten willen inwijden in hun disciplines, is het niet verwonderlijk dat het Engels ook steeds meer naar voor werd geschoven om die toekomstige vakexperts op te leiden. Ook de toenemende internationalisering van het hoger onderwijs via programma’s als Erasmus of akkoorden als Bologna werkt de verengelsing in de hand, mee versterkt door de economische voordelen van die internationalisering. Tegelijk blijven universiteiten vanuit hun onderwijsopdracht ook sterk ingebed in de lokale maatschappelijke context. Het debat over onderwijstaal staat zo altijd in verband met die lokale maatschappij, haar taal of talen, en de gevoeligheden die daar al dan niet over bestaan.
Een prima voorbeeld van die inbedding van het debat over het Engels als globale onderzoekstaal in de lokale taalgemeenschap vinden we in de Lage Landen, waar Vlaanderen en Nederland haast als spiegels voor elkaar dienen. Voor Vlaanderen zagen we hoe de historische bezorgdheid over het Nederlands al snel de speelruimte voor het Engels in het hoger onderwijs inperkte. Vanuit de lokale drang naar strakke taalwetgeving verschenen er pagina’s vol regels en percentages, tot twee cijfers na de komma. Zo is er in Vlaanderen een bij wet vastgestelde bovengrens voor het aandeel Engels in universitaire opleidingen. Voor Nederland beschreven we hoe het diepe vertrouwen in de default-positie van het Nederlands in de maatschappij in ruil uitmondde in slechts twee kleine alinea’s regelgeving, samen nog geen 200 woorden lang. Die woorden worden in de praktijk dan ook nog ‘ns erg vrij geïnterpreteerd, wat Nederland in internationale aanvoerderspositie brengt wat het aantal Engelstalige opleidingen betreft.
Zowel de restrictieve aanpak van Vlaanderen als de liberale ingesteldheid van Nederland blijken elk op hun grenzen te botsen. In beide regio’s komt het debat over taal in het hoger onderwijs met de regelmaat van de klok terug, en is het de laatste maanden zelfs haast niet meer uit de media te krijgen. Alweer zien we een spiegel tussen beide regio’s in. In Nederland lijkt de oproer vooral voort te komen uit een vraag naar meer regelgeving, in Vlaanderen net naar minder regelgeving. Het bewijst dat er, zoals taalkundige en econoom Philippe Van Parijs al benadrukte, niet noodzakelijk a priori harmonie heerst tussen wat overheden voorschrijven en wat universiteiten najagen.
In Nederland is het debat momenteel vooral gericht op de academische bachelors. Volgens een artikel in NOS komt één op drie van de eerstejaarsstudenten in Nederlandse universiteiten uit het buitenland. Dat zorgt voor een logistiek haast onhoudbare situatie. Verder vinden universiteiten en politiek dat het overgewicht aan Engels in de academische onderbouw negatieve effecten heeft op de Nederlandse taalvaardigheid van de lokale studenten. Het wetsvoorstel ‘Wet onderwijs in balans’ biedt alvast twee oplossingen. Ten eerste wordt een numerus fixus voorgesteld, een vaste bovengrens voor het aantal studenten dat zich kan inschrijven in Engelstalige bacheloropleidingen. Het tweede voorstel is om Engelstalige opleidingen te schrappen, en voor degene die overblijven in een Nederlands alternatief te voorzien. Op 6 februari 2024 bracht de Onderwijsraad advies uit over de voorstellen. Dat was positief voor de numerus fixus. Voor het tweede voorstel ontbrak er volgens de Onderwijsraad gedegen argumentatie, en vooral bewijsvoering voor de veronderstelde link tussen onderwijstaal en academisch succes. Momenteel ligt een wetsontwerp voor bij de Raad van State, maar universiteiten hebben al beslist daar niet op te wachten en zelf het heft in handen te nemen om het Nederlands weer centraler te stellen in de bacheloropleidingen.
Academische instellingen zelf aan het stuur zetten van het taalbeleid is ook wat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2017 adviseert:
Laat de instellingen van hoger onderwijs de regie nemen bij het vormgeven van taalbeleid. Maak het hun mogelijk om duidelijke kaders vast te stellen waarbinnen opleidingen keuzes kunnen maken over de onderwijstaal en maak hen verantwoordelijk voor het vormgeven van een sterk ondersteunend taalbeleid.
Dat ligt in Vlaanderen door de strakke wetgeving zeker voorlopig minder voor de hand. Daar richt het heen-en-weer tussen de minister van Onderwijs Ben Weyts en de rectoren zich momenteel verder ook vooral op masteropleidingen, en dan vooral die bij de faculteit Ingenieurswetenschappen. De argumenten van de rectoren zijn ons intussen wel bekend: Engels is de taal van de discipline en in dit geval ook van de arbeidsmarkt en Engels kan mee internationaal toptalent aantrekken en onze topstudenten mee uitsturen. Daarbij komt dat de verplichting om voor elke Engelstalige master een Nederlandstalig alternatief te voorzien handenvol geld kost. De regelgeving wordt dus te strikt bevonden. Het andere kamp benadrukt dat die regels er zijn om een anything goes te vermijden, en wijst daarbij systematisch richting Nederland als schrikbeeld van wat we toch niet willen voor ons hoger onderwijs. Richting het verleden wordt verwezen als herinnering aan ons harde werk voor Nederlandstalig hoger onderwijs.
Taal in het hoger onderwijs is, zeker in Vlaanderen, een symbooldossier. Wellicht vinden we net daarom veel meerlagige argumenten in het debat, die vaak vanuit twee invalshoeken worden belicht. Dat maakt het er niet makkelijker op om kamp te kiezen, en een binaire keuze te maken voor of tegen Engels. Dat is wellicht gelukkig ook niet nodig, en gebeurt in de praktijk ook best zelden, hoe heet de soep door sommigen ook wordt geschonken. Beeld je immers beide uitersten in. Een hoger onderwijs waaruit het Engels zou verdwijnen, is onwenselijk. Het Engels heeft ons een waardevol instrument aangereikt, dat ons toestaat om met collega’s uit erg andere contexten inzichten te delen en te verwerven, en staat ons tegelijk toe om die inzichten met novices in de discipline te delen. Omgekeerd is een hoger onderwijs met enkel Engels eveneens onwenselijk. Er zijn nu eenmaal niet enkel ingenieurs die in een Engelstalige context zullen, maar ook studenten die vanuit hun opleiding als bijvoorbeeld psycholoog, jurist of leerkracht recht in onze maatschappij terechtkomen en daar met en in de taal van die maatschappij aan de slag moeten.
Het is die genuanceerde tussenpositie die econoom en filosoof Philippe van Parijs, hoogleraar aan UCLouvain en Harvard, aanhoudt in een artikel uit 2021. De titel van dat artikel vat zijn anti-conclusie: ‘Englishization as a trap and lifeline’. Het Engels is een valkuil en een reddingsboei. Het is een valkuil, omdat de verengelsing wel degelijk problemen oplevert, zoals we eerder hebben besproken. Anderzijds is het Engels een reddingsboei, omdat de taal ons toestaat over taalgrenzen heen kennis uit te wisselen en te creëren. De enige uitweg is zo die van het evenwicht: plaats genoeg voorzien voor het Engels om niet achterop te hinkelen in de wereld, en de lokale talen voldoende ruimte te geven. Het is ook het evenwicht waar de Vlor in haar rapport van 2017 op wil inzetten:
De Vlor is enerzijds voorstander om de Nederlandse taal te waarderen en te beschermen, te bestendigen en te versterken als wetenschappelijke taal. Anderzijds is er het belang van openheid tegenover internationale uitwisseling en een goede voorbereiding van studenten op de mondiale professionele omgeving. De raad pleit voor een evenwicht. Hij is geen vragende partij om te raken aan de status van het Nederlands als primaire onderwijstaal, maar vindt het wel essentieel dat de studenten in het Vlaamse hoger onderwijs goed voorbereid worden op een rol in de internationale kennismaatschappij. Zowel een goede Nederlandse taalvaardigheid als kennis en gebruik van vreemde talen, in het bijzonder het Engels, zijn hierbij belangrijk.
Dit soort genuanceerde posities lokken natuurlijk de vraag uit hoe we de balans dan wel in evenwicht zouden moeten krijgen en wie mag bepalen wat dan wel ‘evenwicht’ is. Dat is niet vanzelfsprekend en zal wellicht blijven evolueren. Er ontbreken ten eerste nog inzichten: veel van de argumenten in het debat steunen op te weinig onderzoek. Dat haalde de Onderwijsraad aan in haar advies op het Nederlandse wetvoorstel, en ook de KNAW benadrukte in 2017 al dat er meer onderzoek nodig is om bijvoorbeeld de relatie tussen onderwijstaal en studiesucces beter te begrijpen. Ten tweede blijft de maatschappij in evolutie, wat betekent dat een finaal evenwicht misschien niet te bereiken valt. Het debat zal dus niet snel zal gaan rusten, en dat is eigenlijk ook een voordeel: het biedt een kans om in te spelen op evoluerende behoeftes en noden. De Vlor ziet in dat verband grote behoefte aan ondersteuning bij taalvaardigheid:
Hoe kunnen we dit evenwicht bewerkstelligen en ervoor zorgen dat de slinger niet te sterk naar de ene of andere kant uitzwaait? De Vlor is ervan overtuigd dat het antwoord op die vraag ligt in zowel de versterking van de taalvaardigheid Nederlands als in een weloverwogen gebruik van een andere taal als instructietaal (veelal het Engels).
Het thema van taalvaardigheid in het hoger onderwijs behandelen we hier niet verder in detail. Wie het over taalvaardigheid wil hebben, kijkt best ver genoeg terug. In het volgende luik werken we ons dan ook een baan richting de andere kant van de onderwijsloopbaan.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Een vurig betoog
Laat een reactie achter