Er zit een belangrijke zin verstopt in de roman De lammeren van Mustafa Kör:
Zelfmoord is egoïstisch noch wanhopig, het is een definitieve vorm van zuivering en onderscheidt ons van andere soorten. Het is menselijk.
Aan de zelfmoord van zijn broer, Ilyas, wijdt Umut, de hoofdpersoon, helemaal niet zoveel gedachten. Als hij thuiskomt nadat het gebeurd is, maakt hij eerst noch grapjes voor hij het gruwelijke nieuws hoort. Daarna lijkt de tragische gebeurtenis hem ook uit Belgisch Limburg te brengen naar zijn geboortegrond in een dorp nabij de Turkse stad Konya. Maar daar lijkt hij eigenlijk met van alles en noch wat bezig te zijn, maar nauwelijks met die broer.
Zoals Ilyas ook geen duidelijke motieven heeft gehad voor zijn zelfmoord. Hij heeft geen briefje achtergelaten, geen waarschuwingen van te voren gegeven, hij is het leven uitgestapt in inderdaad een van de meest menselijke daden die er is. In De lammeren duiken allerlei lammeren op, en wordt aan die lammeren allerlei betekenissen gegeven, maar geen schaapskind heeft ooit zichzelf geofferd terwille van de zuivering.
Tegelijkertijd breekt Ilyas met zijn daad van alles in het leven van zijn broer. De lammeren begint met lyrische beschrijvingen van het Anatolië van de tijd vlak voor Umuts geboorte:
Het was nog voor mijn tijd, een ochtend in het voorjaar van Anatolië. Wolken schoven als bonsai-eilanden voor de zon. Een landwind stak harmonisch op. Vogels zongen hun liederen, het wemelde klanken uit hun aubade. Binnenkort zouden ze komen, de lammeren, opduikend als opgehoopte parelsnoeren vanachter de heuvels.
Er volgt een dromerig verhaal over de vooraankondiging van Umuts geboorte in de beste magisch-realistische traditie. Anatolië is een land van dromen.
Maar tegen het eind van de roman is daar weinig meer van over. Het proza wordt droog. Zelfs als Umut de magie probeert terug te krijgen en een hodja opzoekt, overheerst de prozaïsche lelijkheid:
Het huis is een groot betonnen gedrocht, drie verdiepingen hoog met een plat dak en een kale tuin eromheen. Er blijken verschillende ingangen te zijn. We gaan het complex binnen via de middelste deur. In het trappenhuis klinken de typisch huiselijke geluiden van bewoners van de slecht geïsoleerde, uit dunne muren opgetrokken appartementsblokken: stromend water, een huilend kind, geknars en gekraak, voetstappen, lawaai van tv of radio of van de bewoners zelf.
Er is nergens meer schoonheid, in Anatolië niet en ook niet in Limburg. Als Umut na zijn vergeefse reis naar zijn geboortedorp terugkeert in zijn Belgische huis, blijkt Lei, zijn aardige buurman overleden te zijn. Als presentje heeft hij zijn pacemaker achtergelaten.
Het interessante is dat het geheimzinnige dat door het magisch realisme van het begin wordt opgeroepen, net zo goed in de betonnen gedrochten gevonden kan worden. De hodja lijkt in eerste instantie een gek, maar doet vervolgens allerlei voorspellingen die toch blijken te kloppen. En het prozaïsche landschap rond Maasmechelen nu blijkt even wonderlijk als het Anatalië van vroeger.
Maar verzoening is er niet, is niet mogelijk. Of het moest zijn met het feit dat wij mensen zijn en geen lammeren, omdat we onszelf om het leven kunnen brengen.
In 2024 lees ik 50 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Erwin Mortier, Godenslaap (2008)
Robert Kruzdlo zegt
“Zelfmoord is egoïstisch noch wanhopig, het is een definitieve vorm van zuivering en onderscheidt ons van andere soorten. Het is menselijk.”
Niet alleen dat het een menselijk te kort is, het leven op aarde bezoedelt, het is ook Camus achtige invulling van de verworpenen, en, al helemaal niet menselijk: hij wil van het menselijke af. En dat siert hem.