Warning: Undefined array key "file" in /vol1/sites/neerlandistiek.nl/htdocs/wp-includes/media.php on line 1759
Doorgaans weten moedertaalsprekers van het Nederlands feilloos onderscheid te maken tussen de subjects- en objectsvormen van persoonlijke voornaamwoorden. Tijdens de taalverwerving hebben zij onbewust geleerd hoe deze vormen gebruikt worden en deze kennis in hun grammatica verankerd. Soms echter zit een zin zo in elkaar dat het lastig kan zijn die keuze te bepalen. Daardoor kan men de volgende zinnen beide aantreffen in het taalgebruik.
- Hem wordt opnieuw verzocht de zaal te verlaten
- Hij wordt opnieuw verzocht de zaal te verlaten
Maar het gaat hier om specifieke constructies. Dat de taalgebruiker zo goed het verschil in gebruik weet tussen de subjects- en objectsvormen, komt doordat er voldoende ondubbelzinnige input was van de moedertaal. De taalverwerver is daarmee in staat de juiste intuïties over die vormen op te bouwen. Waardoor is het dan mogelijk dat dezelfde taalgebruikers voortdurend de objectsvormen hen en hun door elkaar halen?
Over kwalitatieve hypercorrectie
In zijn artikel ‘Hypercorrectie of gebrek aan grammaticale kennis? Soms moet ‘hen’ toch echt ‘hun’ zijn’ van 10 april 2024 in de Volkskrant schrijft Rogier Goetze over een onterecht gebruik van het voornaamwoord hen. Het merkwaardige aan de titel is dat de auteur de suggestie wekt dat het bij hypercorrectie en gebrek aan grammaticale kennis om van elkaar losstaande verschijnselen gaat, wat niet juist is. Laten we om enige helderheid te krijgen in deze materie, bezien om wat voor verschijnsel het hier precies gaat en wat de grammatica daarmee te maken heeft. Vergelijk eerst het volgende voorbeeld.
- Ik bedoel niet een hark die in de kolk legt, maar een ooiark
De zin werd uitgesproken door een Blokzijlse informant tijdens een onderzoek dat ik samen met Harrie Scholtmeijer deed naar het Blokzijls. Uit deze zin valt duidelijk op te maken dat Blokzijl in het gebied ligt waar de h aan het begin van de lettergreep wordt weggelaten: bij het laatste woord gaat het om een ‘hooihark’. Wat verder opvalt is dat hier hark wordt gebruikt voor ‘ark’. Hier zien we dat een taalgebruiker die een moedertaal beheerst waarin de h niet voorkomt aan het begin van de lettergreep, uit angst om fouten te maken deze h plaatst waar het Nederlands die niet heeft. Dit is slechts een van de vele voorbeelden die gegeven kunnen worden van het verschijnsel dat bekend staat als kwalitatieve hypercorrectie. Het plaatsen van de h in woorden waar deze niet hoort, vloeit voort uit het gebrek aan grammaticale kennis van het Nederlands, althans als we de kennis over de foneemopbouw van bepaalde woorden tot de grammaticale kennis rekenen.
Het verschijnsel waar Rogier Goetze het over heeft, valt ook onder deze vorm van hypercorrectie, maar hier speelt grammaticale kennis op een heel andere manier een rol. Zijn artikel begint met de volgende zin, die hij een week eerder in dezelfde krant optekende (cursivering van mij, JNT).
- Alleen was hen nooit verweten dat ze met voorkennis handelden (…)
Hier wordt hen gebruikt waar hun zou moeten staan. Goetze merkt vervolgens op dat de meeste journalisten goed uitkijken dat ze niet hun schrijven waar het hen moet zijn. Dat het fout gaat heeft volgens hem te maken met het feit dat minder bekend is dat hun ook voorkomt in situaties ‘waarin je niet zozeer ‘aan/voor hen’ kunt denken’. Verder geeft hij een zin waarin niemand van de redactie een indirect object herkende (cursivering van mij, JNT):
- (…) de Europese klimaatwetgeving draait hen de komende jaren snel de duimschroeven aan
Ten slotte merkt Goetze op dat volgens ingezonden brieven van lezers hun het lijkt te winnen van hen. Goetze zou echter eerder het omgekeerde willen beweren. We kunnen nu vaststellen dat we te maken hebben met kwalitatieve hypercorrectie, die veroorzaakt wordt door de angst om hun te gebruiken waar hen hoort te staan, waardoor dat hen terecht komt in contexten waar wel degelijk hun moet staan. Hypercorrectie wordt hier dus duidelijk veroorzaakt door het ontbreken van de grammaticale kennis om onderscheid te kunnen maken tussen het gebruik van die beide vormen. De vraag of we met hypercorrectie of het ontbreken van grammaticale kennis te maken hebben is dus onjuist: net als bij het gebruik van de h waar die niet hoort, vloeit het hypercorrecte gebruik van hen voort uit het ontbreken van de benodigde grammaticale kennis.
Oorzaken van de verwarring
Hoe is het mogelijk dat de vormen hen en hun zo door elkaar worden gehaald? We moeten daarvoor terug in het verleden. Vanaf de 16de eeuw was men druk bezig om te kijken wat wel en niet beschaafd was in het Hollands, de taal van het gewest Holland. Daarnaast werden er allerlei regels bedacht voor dat Algemeen Beschaafd Nederlands, en daarbij sloegen de taalbouwers soms behoorlijk op hol. Het Latijn stond voor de ontwikkeling van deze verheven schrijftaal in hoog aanzien, en de taalbouwers baseerden zich op het Latijnse model. Daarnaast werd gekeken naar de schrijftaal van beroemde schrijvers als Hooft en Vondel om allerlei grammaticaregels op te kunnen stellen. Vanaf de 13de eeuw kwamen hen en hun naast elkaar voor in zowel de derde als de vierde naamval, als meervoud van het persoonlijk voornaamwoord hij. Het waren streektaalvarianten. In de 17de eeuw kwam men op basis van het Latijn op het idee dat je moest schrijven Ik heb hen gezien (vierde naamval) tegenover Ik geef hun een boek (derde naamval). Sommigen beweerden echter dat hun na het voorzetsel van in de ‘ablatief’ stond, de zesde naamval uit de Latijnse grammatica. Zij vonden daarom dat je moest schrijven: Dat boek is van hun. Later, toen de zesde naamval uit de spraakkunst was verdwenen, werd het Duits erbij gehaald om te verdedigen dat het deel na van in de vierde naamval stond. Dus moest je voortaan schrijven Dat boek is van hen. In de 19de eeuw is definitief vastgesteld dat het als volgt zit. Het was Ik geef hun een boek en Ik heb hen gezien. Na voorzetsels kreeg je ook altijd hen: Ik geef een boek aan hen en Dat boek is van hen. Deze kunstmatige regels voor hen en hun gelden nog steeds voor het Nederlands, maar het is de vraag hoe groot het percentage Nederlanders is dat kan uitleggen hoe ze nu precies werken. Dit kun je je ook afvragen voor de negentiende-eeuwse Nederlanders. In De vermakelijke spraakkunst, een luchtige grammatica uit de tweede helft van de 19de eeuw, die wordt toegeschreven aan de schrijver Jacob van Lennep (1802-1868) wordt op bladzijde 61 netjes in rijtjes opgesomd hoe het zit met de persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands, maar in een noot op dezelfde pagina geeft de auteur aan dat de journalisten uit die tijd die hen en hun behoorlijk door elkaar haalden:
We hebben dus te maken met kunstmatige regels in het Nederlands voor hen en hun, die al lang geleden zijn bedacht. Regels die dus nooit in de taal zelf hebben gezeten. Geen wonder dat ook in de 19de eeuw en waarschijnlijk al veel eerder, onduidelijkheid bestond over wanneer je nu hen en wanneer hun moest gebruiken. Die onduidelijkheid is er nog steeds voor de Nederlanders van nu, vooral als het gaat om de diverse indirecte objecten:
- Ik geef hun een boek (meewerkend voorwerp)
- Zij schenkt hun een borrel in (belanghebbend voorwerp)
- Het ontgaat hun wat de bedoeling is (ondervindend voorwerp)
- Dat stuitte hun danig tegen de borst (bezittend voorwerp)
Het gebruik van hen en hun mag dan een ingewikkeld verschijnsel zijn, maar die complexiteit is niet de primaire oorzaak van het feit dat het zo vaak verkeerd gaat. De eigenlijke oorzaak van het probleem heeft te maken met de kunstmatigheid van de regels. Doordat deze nooit in de taal zelf hebben gezeten, maar er door de taalbouwers van vroeger zijn ingebracht, is er nooit een tijd geweest dat taalgebruikers feilloos het verschil leerden aanvoelen tussen het gebruik van hen en hun. Er was dus ook niet voldoende duidelijke input voor de volgende generaties om het juiste gebruik van de beide vormen te internaliseren in de op te bouwen grammatica van de moedertaal.
Marja Smit zegt
Ik ben toch niet de enige die “ze” zegt ipv “hen”?
Robert Kruzdlo zegt
Hen is toch iets anders dan ze. Hen is afstandelijker.
Herman Vuure zegt
Wat mij dan opvalt is dat ‘legt’ – is dat ‘hark’ een persoon dan? Of een beest, dat legt?
Douwe Meijer zegt
Met ‘hun’ als bezittelijk voornaamwoord heeft niemand moeite. ‘Hun’ wordt ook wel (foutief) als onderwerp (3e persoon meervoud) gebruikt, ‘hen’ nooit. Het wordt nog erger nu sommige taalbouwers van vandaag ook nog eens ‘hen’ proberen te introduceren voor de non-binaire 3e persoon enkelvoud. Ik hoor de NOS zelfs dit woord gebruiken. Dit zal in onze taal nooit wortel schieten, verwacht ik.
Ben Salemans zegt
Mooi artikel! In veel schoolboeken staan eigenaardige grammaticale regels die door veel docenten, leerlingen en taalgebruikers heel fanatiek worden gehanteerd. Zo hameren ze vaak op het verschil in het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden ‘hen’ en ‘hun’. Heel bekend is ook de opvatting dat wie ´groter als´ zegt in plaats van ´groter dan´ het (beschaafde) Nederlands niet goed beheerst. En zo zijn er veel meer voorbeelden van rare grammaticale regels te vinden in schoolboeken.
Vergeef mij mijn onbescheidenheid als ik nu verwijs naar mijn artikel ‘Geen puntenaftrek meer voor grammatica bij het centraal examen Nederlands’ in Neerlandistiek.nl van 28 april 2021 (link: https://neerlandistiek.nl/2021/04/geen-puntenaftrek-meer-voor-grammatica-bij-het-centraal-examen/) én naar het vervolgartikel ‘Wie bepaalt wat ongrammaticaal is bij het centraal examen?’ dat een dag later verscheen (link: https://neerlandistiek.nl/2021/04/wie-bepaalt-wat-ongrammaticaal-is-bij-het-centraal-examen/).
In het tweede artikel geef ik 14 voorbeelden van op zijn zachtst gezegd dubieuze schoolboekenregels. Een voorbeeld staat in “(7.8) Voorbeeldzin 8: Hij beloofde hen het boek mee te nemen.” Een schoolboek als Nieuw Nederlands (versie 6) stelt dat ‘hen’ hier absoluut fout of onacceptabel is. Maar de ANS, hét standaardwerk van/over de Nederlandse grammatica, merkt op dat ‘hen’ hier niet per se fout is en gewoon acceptabel is. Ik citeer in mijn artikel daarbij de ANS: “Over het algemeen heerst bij het gebruik van hen en hun bij veel taalgebruikers onzekerheid. Het hierboven geformuleerde syntactische onderscheid kan men toepassen als men naar een strikte norm streeft. We voegen hieraan echter toe dat ook het gebruik van hen in de boven gegeven voorbeeldzinnen bepaald niet als een fout mag worden gezien.” Nadere details zijn te vinden in het artikel.
Een tweede voorbeeld van een dubieuze grammaticale regel in schoolboeken bespreek ik bij ‘(7.1) Voorbeeldzin 1: Truusje is groter als Klaas.’ Dat ‘groter als’ zien velen, ook veel docenten Nederlands, als een enorme taalblunder. Maar de ANS is het niet eens met dat vernietigende oordeel: “Voorbeelden: (1) Zijn zusje is groter als hij. (…) Het voegwoord als is in deze functie niet voor alle taalgebruikers aanvaardbaar. Voor velen is dan zelfs een sjibbolet voor correct Nederlands. Wie moeilijkheden op dit gebied wil vermijden, kan zich daarom beter van het gebruik van ongelijkheid-aanduidend als – waar op zichzelf beschouwd geen enkel bezwaar tegen bestaat – onthouden (…)”
Oei, ik vrees nog steeds dat bij de komende centrale eindexamens Nederlands docenten Nederlands ten onrechte leerlingen gaan bestraffen voor ‘ongrammaticaliteiten’ in hun examenantwoorden terwijl dat geen ‘ongrammaticaliteiten’ zijn. (En nu maar hopen dat in dit stukje geen grote grammaticale fouten staan en ik geen commentaar krijg op dat woord ‘ongrammaticaliteiten’.)
Jan Nijen Twilhaar zegt
Dank Ben voor je uitgebreide bijdrage aan de discussie over dit kunstmatige onderscheid tussen hen en hun. Aan Herman: hark is ark en legt is ligt.
Jan Nijen Twilhaar zegt
Ik snap niets van deze reactie. Wat is het punt? Wat ik probeer te zeggen is dat er onzinregels in de taal zitten die er door de taalbouwers in het verleden in zijn gebracht. Daarbij geef ik aan dat deze regels doordat ze niet in het taalsysteem verankerd zijn, een onduidelijke input voor de taalverwerver vormen. Het zijn juist de taalkundigen die niet normatief werken, maar beschrijvend en verklarend, en altijd de taal als levend organisme haar gang laat gaan. Taal verandert en dat begint bij variatie. Dus wat je zegt in de eerste alinea klopt al niet. Wat de rest van het stuk met mijn artikel te maken heeft, ontgaat me eerlijk gezegd volkomen.