door Jan Stroop
Er hebben zich in de geschiedenis van ’t Nederlands meerdere ontwikkelingen voorgedaan die ook invloed hebben gehad op familienamen. Twee ervan wil ik hier eens bekijken.
De eerste is een zaak van spelling, die speelde in ’t begin van de schrijftraditie van ’t vroege Nederlands, vanaf ongeveer ’t jaar 1000. Tot de elfde eeuw was er voornamelijk of zelfs uitsluitend geschreven in ’t Latijn, maar van dan af gebeurt dat steeds vaker ook in ’t Nederlands. Dat ging niet zonder problemen, want ’t Latijnse alfabet is niet zo geschikt voor ’t Nederlands. Er ontbreken lettertekens voor klanken die ’t Latijn niet kent.
De tweede ontwikkeling is van fonologische aard. In ’t Oudnederlands, de voorloper van ’t Nederlands, veranderden de stemloze medeklinkers f en s in de stemhebbende medeklinkers v en z. Stemhebbend wil zeggen dat de stembanden mee gaan doen.
De verandering van s naar z is lange tijd niet in de spelling zichtbaar geweest. De s werd in de uitspraak wel een z, maar dat kon aanvankelijk niet met een apart letterteken worden uitgedrukt, omdat ’t Latijnse alfabet daar niet in voorzag. Men bleef gewoon de s schrijven voor zowel s als z: suffen en seven. In de loop van de 12e eeuw komt er verandering als de z, die ’t Latijn alleen kende in Griekse leenwoorden, gangbaar wordt voor de stemhebbende z.
Ik ga dat illustreren met de verwikkelingen bij ’t woord sand/zand, waarmee een groot aantal namen samengesteld is. ’t Oudste voorbeeld waarin de overgang s > z te zien is, dateert uit 1176. ’t Betreft de plaatsnaam Zamberghen (een geassimileerde variant, -ndb > -mb, van Zandbergen).
Eerst bleven de twee spellingen s en z naast elkaar, Santberch (ao.1064) naast dat Zamberghen (ao. 1176), terwijl de s daarnaast in gebruik bleef voor de stemloze s; vergelijk samen naast seven. ’t Is niet moeilijk in te zien dat die dubbele functie van s, zowel letterteken voor de stemloze [s], als voor de stemhebbende tegenhanger, de [z], niet kon blijven bestaan, nu er zo’n elegante oplossing voorhanden was door de intrede van de letter z voor de stemhebbende [z]. Deze z-spelling won snel terrein, waardoor spellingen als seven, seyde, sach op de lange duur verdwenen.
Maar niet bij de namen, in ’t bijzonder bij plaatsnamen en familienamen. Die behielden in veel gevallen wel de s-spelling. Een tijdlang kwamen bij de namen beide spellingen voor en werden ze door elkaar gebruikt, Zandfliten (1119); Santflit (1135), totdat er een keuze gemaakt werd.
In de ene plaats en in de ene familie kreeg de oude spelling met s de voorkeur, in de andere was dat die met z: Sandberg (FN) en Zandberg (FN). Bij plaatsnamen gebeurde dat dus ook: Santpoort naast Zandvoort. Maar de uitspraak van dat Sant en Zand was aanvankelijk nog identiek: [zant].
Doordat de z zo exclusief de stemhebbende fricatief weergaf, heeft dat de uitspraak van de namen uiteengedreven: de spelling met s kreeg in de loop van de 17e eeuw een stemloze uitspraak Sandberg, Santpoort. De spelling met z, Zandberg, Zandvoort, werd voortaan de schrijfwijze van de stemhebbende medeklinker. Vervolgens bleven zulke namen onveranderd, ze zijn als het ware gestold.
Illustratief zijn de vlak bij elkaar gelegen plaatsen Santpoort en Zandvoort in Noord-Holland. ’t Eerste deel van beide werd aanvankelijk identiek uitgesproken, met een [z]. Later veranderde dat en werd er onderscheid gemaakt. Santpoort kreeg een stemloze uitspraak, Zandvoort behield z’n stemhebbende uitspraak. Voor de zekerheid heb ik een kleine telefonische enquête gehouden en daarbij geconstateerd dat naamdragers van Sandberg hun naam met een s uitspreken (“zoals ’t er staat!”) en dat inwoners van Santpoort zich Santpoorters noemen, ook met een s.
Een geval apart is de familienaam Zuiker. Die is afgeleid van ’t woord suiker, dat ook de familienaam Suiker opgeleverd heeft. Maar de relatie tussen Zuiker en Suiker is heel anders dan die tussen Zand en Sand. Zuiker kan namelijk niet geproduceerd zijn door de oude s > z-regel, want die regel heeft omstreeks ’t jaar 1000 zijn werk gedaan, terwijl suiker als leenwoord veel later onze taal binnengekomen is.
Suiker is geleend van ’t Franse sucre. De oudste attestatie in de Nederlanden is van 1253: gespeld suker. Dat suiker met al zijn varianten, heeft die s behouden, behalve in een deel van Noord-Holland. Daar wordt zoiker gezegd. De plaatsen waar dat volgens de correspondenten van ’t Meertens Instituut in 1952 (Vragenlijst 22) ’t geval was, heb ik op onderstaand kaartje aangegeven met stipjes. Overigens vermoed ik dat ook in ’t gebied tussen West-Friesland en de Zaanstreek eenmaal ook zuiker gezegd werd of beter nog, zoiker.
Komt niet vaak voor dat ’t geografische patroon van de familienaam zo mooi overeenkomt met dat van ’t woord waar de naam van afgeleid is, als in dit geval. Migratie is meestal spelbederver. Als we er gegevens uit historische bronnen bij betrekken wordt die overeenkomst nog treffender, want ook Zaandam doet mee: “Suiker wordt uitgespr. zuiker.” Aldus Taco de Beer in ‘Zaansche woorden en uitdrukkingen’ (Onze volkstaal, 1882-1890)
Maar ook in Amsterdam werd zuiker gezegd, aldus Alberdingk Thijm (1885: 133): ‘Algemeen heeft er verwarring plaats in de uitspraak der sisklanken: “zuiker”, “suiker”; “sent”, “zent”; “sant”, “zand”’
Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw komt de vorm zuyker talloze malen voor in kranten en boekpublicaties. Zo in ’t liedboekje De Nieuwe Haagsche Nachtegaal. Vol van de Nieuwste Deunen en aartigste zangen (1659): ’t liedje Zuyker zoete vleysje. En in de Amsterdamse Courant van 12 augustus 1690; zie hier:
Maar hoe is dat zuiker te verklaren? Aangezien aan de basis ervan ’t leenwoord suiker staat, dat in de 13e eeuw ontleend is, kan hier niet de oude s > z– regel gewerkt hebben; die was al lang niet meer actief. Zuiker is daarom een gevolg van een reactie die in de gebieden waar z (en v) als regel stemloos worden uitgesproken secure taalgebruikers ertoe bracht om elke s nu maar voor de zekerheid als z uit te spreken, als bij sokken > zokken. Hypercorrectie dus.
Door deze hypercorrecte vormen kunnen we ook ongeveer bepalen dat de nieuwe verstemlozingsregel (z > s), de tegenhanger van de oude regel (s > z), in de 17e eeuw begon te werken, immers waar ze zuiker en zokken zeggen hebben ze beslist ook “de son in de see sien sakken”.
Nog een vraag: wat was er eerst, de familienaam Zuiker of ’t substantief zuiker? Aangezien familienamen zelden nog veranderen, gestold als ze zijn, ga ik van ’t laatste uit. Een substantief als suiker wordt via hypercorrectie zuiker. Een familienaam Suiker zal nooit Zuiker worden. De familienaam Zuiker moet dus afgeleid zijn van ’t substantief zuiker.
Gelijktijdig met de taalverandering die van de stemloze s een stemhebbende z maakte, verliep dat proces bij de f, die daardoor v werd, met dit verschil dat we van de f > v-regel wél vroege attestaties hebben. De oudste voorbeelden zijn te vinden in de Oudnederfrankische psalmvertalingen van omstreeks 900: uan (van); uaton (vaten); uilo (veel), waar de u de toenmalige vorm van de letter v is. Van later datum is ’t bekende zinnetje Oudnederlands. Daar zien we dat ’t oude fogal ‘vogel’ als uogala gespeld wordt: ‘hebban olla uogala nestas hagunnan’ [ao. 1091-1110; ONW].
De overgang van f naar v heeft zich ook voorgedaan o.a. bij een van de frequentste Nederlandse familienamen, te weten De Vries. Die naam kwam in 2007 in totaal 71099 keer voor. Hij staat daarmee op de derde plaats in de top 10, achter De Jong en Jansen. De familienaam De Vries kent ook een enorme spreiding over Nederland. Dat is op dit kaartje te zien. Er is geen gemeente waarin de naam De Vries NIET voorkomt. Hoe donkerder de gemeente ingekleurd is hoe meer naamdragers. De precieze aantallen worden zichtbaar op ’t originele kaartje op de website Familienamenbank.
De levensloop van de familienaam De Vries begint bij ’t oude woord freso ‘fries’ waarvan dat oudste attestatie een naamvalsvorm is: principante Rotberto comite Frisone. (…) ‘onder de heerschappij van graaf Robrecht (de) Fries’. (Charter ao 1080, Kortrijk, Rijksarchief [RA], Aanwinsten 3469)
Deze Robrecht (ca. 1029/32-1093) was een geruchtmakende graaf van Vlaanderen. Hij komt 200 jaar later voor in Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant en heet dan: Die grave Robbrecht de Vriese. (Spieghel historiael. Deel 3. Partie IV, boek II, blz. 347). Trouwens Van Maerlant schrijft ook: Wart hi van enen Vriese vermort; Vrieselant; die Vriesen.
De familienaam De Vries is door de eeuwen heen gelijk gebleven, altijd met die v dus. Dat wil zeggen in geschreven vorm. Hoe de naam werd uitgesproken kunnen we daar niet uit afleiden. Hij zal zeker ook vanaf 900 met een v uitgesproken zijn. Maar de uitspraak van familienamen kan veranderen terwijl aan de schrijfwijze niets verandert.
De geschiedenis van de naam van ’t gewest of de provincie Friesland ziet er anders uit. De oudste vorm is Vrieselant, die al bij Maerlant en tijdgenoten, eind 13 eeuw, te vinden is en die sindsdien in de documenten alomtegenwoordig is.
Later, veel later, komt er een tweede vorm bij, Friesland, waarvan de oudste attestatie komt uit ’t Leven en Oorlogs-bedryf van de Heer Christoph Bernhard van Gaelen, 1679.
Voor de verklaring van de vorm Friesland raadpleeg ik de grote Historische Grammatica van Cor van Bree:
“Vooral anlautende v wordt in het Hollands stemloos: amsterdams fader ‘vader’. Verscherping wordt ook voor de omgeving van Nijmegen genoemd. Het is trouwens een verschijnsel dat in het algemeen voor het noorden kenmerkend is; anlautende f- komt daar dialectisch verspreid wel meer voor.” (Van Bree 420).
Er is zowaar een oorgetuige uit de bewuste periode, Wigardus à Winschooten, die in 1683 noteerde:
“weshalven het niet te verwonderen is, dat den uitspraak der Friesen seer veel verschild van de Hollanders, en andere haare Naabuuren: soo dat een Fries seer veel een F gebruikt, daar wij en anderen ons met de Ve vergenoegen: gelijk als te sien is in Fries voor Vries: Fent voor Vent, froom voor vroom: Frouvv voor Vrouvv ens.”
De nieuwe schrijfwijze, Friesland, is dus een weergave van de uitspraak die een gevolg was van ’t stemloos worden van de v met f als resultaat. Beide spellingen bleven trouwens naast elkaar bestaan, soms bijna letterlijk, want ze verschijnen regelmatig ook in hetzelfde krantenartikel. Maar de uitspraak bleef natuurlijk ongewijzigd, beide met een f.
Ook de familienaam De Vries zal vanaf deze periode zeker ook met een f uitgesproken zijn, maar dat bleef in geschrifte onzichtbaar. Dat De Vries altijd zo geschreven is, heb ik kunnen vaststellen met behulp van de website Delpher door daar alle kranten, dus die van 01-01-1618 tot 31-12-2005, te doorzoeken. ’t Zoekprogramma van Delpher heeft moeite met ‘De Fries’ en ‘De Vries’ en houdt ze vaak niet uit elkaar. Daarom besloot ik er een persoonsnaam van te maken, en wel een met ’n veel voorkomende voornaam.
De persoonsnaam Jan de Fries heeft in deze periode 98 vermeldingen. Dit is de oudste:
Op die 98 vermeldingen is wel wat af te dingen. Om te beginnen heeft Delpher een groot aantal keren de schrijfwijze Jan de Fries als Jan de Vries opgevat; die vallen dus af. Verder is er in de 19e eeuw een Jan de Fries geweest die frequent ingezonden brieven schreef; die telt als één natuurlijk. Bij nadere inspectie van deze 98 bleven er in totaal maar 7 (zeven) valide meldingen Jan de Fries over. Maar de variant Jan de Vries komt in dezelfde periode 38.481 keer voor. De spelling van de familienaam De Vries is dus door de eeuwen heen gelijk gebleven, mag je dan wel concluderen.
Familienamen veranderen dus zelden in schrijfwijze, omdat de naamdragers dat niet willen (en omdat dat van de Burgerlijke Stand niet mag). Hoezeer mensen aan hun familienaam gehecht zijn, illustreren reacties als iemands naam verkeerd gespeld wordt. Familienamen zijn dus op papier op zeker moment gefixeerd.
Dat is niet gebeurd met de naam van de provincie Friesland. Die vertoont in de loop der tijd een grillig verloop. Hoe ’t aantal voorkomens van Friesland en van Vriesland in de kranten uit de periode 1700-1900 zich procentueel tot elkaar verhouden is met behulp van Delpher gemakkelijk na te gaan. Dat levert onderstaand grafiekje op. Om een idee te geven van de absolute aantallen, dit zijn die uit vijf periodes:
1680-1689 : Friesland 0; Vriesland 165
1700-1710: Friesland 379; Vriesland 249
1800-1810: Friesland 6640; Vriesland 4077
1810-1820: Friesland 806; Vriesland 5473
1890-1900: Friesland 84600; Vriesland 4055.
Vóór 1640 komen geen van beide namen in de kranten (Delpher) voor.
Tot ongeveer 1810 is de getalsverhouding tussen beide namen wisselend, ze kennen alle twee hun ups en downs. Maar vanaf 1810 zien we een sterke toename van de vorm Vriesland.
Vanaf ongeveer 1850 gaat de naam Friesland weer domineren en wordt Fries de naam van de inwoners van Friesland.
Wat naamkundige Rentenaar hierover schrijft: “Wat overigens de spelling van de provincienaam Friesland betreft is de vorm die met een F- begint lange tijd niet de enige geweest. Nog in de Grondwet van 1840 luidde de officiële schrijfwijze Vriesland. De spelling Friesland verscheen pas in die van 1848.”
In de grondwet van 1814 heet Friesland nog Vriesland, en dat blijft zo tot 1848, daarna wordt ’t Friesland, wat aardig overeenkomt met mijn grafiekje.
In de periode na 1848 wordt ook de naam van de historische Robbrecht de Vrieze aangepast. “Het lijkt of er tussen 1850 en 1900, voor onze graaf, een omslag van V naar F is geweest, zowel in Vlaanderen als in Nederland.” (mededeling van Kees Nieuwenhuijsen, z’n biograaf). Hij heet dus voortaan Robbrecht de Fries.
De omslag om Vriesland als Friesland te schrijven, die omstreeks 1850 plaatsvond, wijt ik aan de wens om de spelling aan te passen aan de uitspraak Friesland, met f dus, die al sinds de 17e eeuw bestond. Net zoals dat bij Robbrecht de Fries ook gebeurde. De Fries is hier toenaam, geen familienaam en die gedraagt zich blijkbaar anders.
In de periode dat de provincienaam Vriesland sterk opkomt, vindt ook de zogenaamde naamsaanneming van 1811 plaats. In dat jaar moesten alle burgers van Nederland die geen familienaam hadden op last van de Franse overheid een naam aannemen. De uitkomsten van die maatregel zijn in Friesland perfect bewaard; zie de Website Alle Friezen. Daar is te zien, wat we al wisten, namelijk dat veel Friezen gekozen hebben voor de naam De Vries.
Dat zou ook die opvallende opleving in de periode 1810-1850. kunnen verklaren van de schrijfwijze Vriesland als provincienaam. Na 1850 begint de neergang van Vriesland, die na 1900 praktisch helemaal verdwenen is; zie grafiekje.
Maar waarom koos men in 1811 als familienaam de vorm De Vries en niet De Fries, want als je je verknochtheid aan Friesland wilt uitdrukken dan is ’t vreemd dat vrijwel niemand de vorm De Fries gekozen heeft, zou je zeggen. En waarom zo massaal?
’t Antwoord komt van naamkundige Ebeling: “Men koos gewoonlik ’n naam die al bestond “ en dat was bijvoorbeeld De Vries. En dat juist die naam op grote schaal gekozen werd, was “eerder uit verlegenheid dan om nationale gevoelens uit te drukken” (Ebeling 86-88). Wat Ebeling met verlegenheid bedoelt, licht hij niet toe.
Hij haalt hier P. Nieuwland aan, die schrijft: “Niettemin zullen heel wat mensen enigszins verlegen zijn geweest met deze overheidsingreep. Hoe anders moet men verklaren dat de naam De Vries op zo’n grote schaal is aangenomen? Dat dit zou pleiten voor nationalistische gevoelens of een vorm van protest zou zijn wil er bij mij niet in.” (Nieuwland 75)
Ik begrijp dit ‘verlegen’ aldus. Met de verplichting een naam aan te nemen wist men zich zo gauw geen raad en dus koos men maar de naam die ’t meest voor de hand lag, De Vries. Overigens, ik zou ze niet graag de kost geven, de De Vriesen die hun naam uitspreken als De Fries.
Geraadpleegd
Ik heb waardevolle tips gekregen van Hans Beelen en Kees Nieuwenhuijsen, die ik graag dank zeg.
Cor van Bree, Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands [2017] https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/access/item%3A2887547/view
Het tegenwoordig Amsterdamsch, volgens nasporingen van Prof. J.A. Alberdingk Thijm en Mr. W.W. Van Lennep, in: Onze volkstaal (1885). https://www.dbnl.org/tekst/beer004onze01_01/beer004onze01_01_0036.php
J. van Loon, Historische fonologie van het Nederlands, Leuven, Amersfoort, 1986
Marc van Oostendorp, Waarom De Vries en niet De Fries? https://neerlandistiek.nl/2012/06/waarom-de-vries-en-niet-de-fries/
Nederlandse Familienamenbank: https://www.cbgfamilienamen.nl/nfb/
P. Nieuwland, De Friese familienamen voor, in en na 1811. In: De Vrije Fries 60 (19890), 66-78. https://koninklijkfriesgenootschap.nl/wp-content/uploads/2021/01/DVF_1980_60.pdf
R.A. Ebeling, Voor- en familienamen in Nederland, Groningen 1993.
Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IV (1863) –Jacob van Maerlant, Philip Utenbroecke, Lodewijk van Velthem
https://www.dbnl.org/tekst/maer002mvri03_01/index.php
W. A. Winschooten: Letterkonst, Sijnde het eerste deel van de Neederlandse Spraakkonst. Leiden, 1683.
Website Alle Friezen: https://allefriezen.nl/zoeken/persons
Website Historische woordenboeken (vooral ONW): https://gtb.ivdnt.org/search/?owner=wnt#
Marcel Plaatsman zegt
Maar… Op basis waarvan nemen we hier aan dat het Fries überhaupt ooit een /v/ heeft gehad? Is dat overtuigend aan te tonen? Want anders vind ik het niet zo ‘ockham’, van Oudfries f naar modern f, waarom een tussenstap? Enfin.
Frans Daems zegt
Het lijkt me vreemd dat ‘sok’ met een /z/ zou worden uitgesproken bij wijze van hypercorrectie (of spellinguitspraak?). In voor zover ik kan zien veel noordelijke en zuidelijke dialecten hebben we de uitspraak met /z/. En in het Duits, waaraan onze sok ontleend zou zijn, heeft ‘Socke’ ook een /z/ in de uitspraak.
Terzijde, alvast in de zuidelijke dialecten wordt Frankrijk nog altijd met /v/ uitgesproken, en het werd vroeger ook wel als Vran(c)krijk gespeld.