De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (5.3)
Voor de manier waarop het Engels aangeleerd wordt, bestaan verschillende termen. “Engels als tweede taal” verwijst bijvoorbeeld typisch naar Engels taalonderwijs voor leerlingen die geen moedertaalsprekers van het Engels zijn, maar zich wel in een maatschappelijk sterk op het Engels gerichte context bevinden. Het gaat daarbij dan vaak om landen als India, waar het Engels nog een officiële status heeft, of dominant is in bijvoorbeeld overheidsinstellingen. Je kunt ook denken aan kinderen die nieuw aankomen in een Engelstalig land via migratie en daar Engels leren op school, of kinderen die om andere redenen zelf een andere thuistaal gebruiken. De term is dus niet geschikt voor de situatie in de Lage Landen.
“Engels als vreemde taal” is de vlag waarmee vroeger de Europese lading werd gedekt. De term doelt vooral op Engels onderricht in de klas wanneer buiten die klas om geen of nauwelijks contact is met de taal en haar (thuistaal)sprekers. Denk maar aan Spaanse les op de Nederlandse school. Die beschrijving strookt dus ook niet helemaal met de situatie voor het Engels, want dat kom je rond je veel meer tegen dan het Spaans. De verwervingscontext voor kinderen die Engels leren in de EU zit dus tussen “tweede” en “vreemde” taal in (zie ook onze eerdere discussie over Kachru’s cirkels). Er is zeker wel contact met het Engels buiten de klascontext om, maar dat contact kan in aard toch ook niet zomaar gelijkgesteld worden met typische L2-contexten.
De Zweedse onderzoeker Pia Sundqvist bedacht in haar doctoraat dan maar een nieuwe term om de leercontext voor het Engels in Europa te vatten: “extra-muros taalverwerving”. Die vat volgens haar doctoraat beter hoe taal informeel wordt geleerd buiten de schoolmuren dan de klassieke termen hierboven. Ook termen als “taal leren buiten de klas” of “blootstelling buiten de klas” vond ze niet geschikt. De eerste gaat immers uit van al te veel actieve inbreng van de taalverwerver, die bewust buiten de klas aan de slag zou gaan met taaloefeningen. De tweede is dan weer te passief, en ziet de taalleerder als een ontvanger van een stroom taalinput, bijvoorbeeld via ondertitelde films of muziek. Ook hier zit de situatie voor het Engels wat tussen de twee in. We komen in onze maatschappij voortdurend via allerlei bronnen met de taal in contact, en participeren daarbij soms wel en dan weer niet actief.
Bij sociale media of gamen wisselt het sterk hoeveel de participanten zelf Engels spreken of schrijven, maar een functioneel begrip van de taal is in die contexten sowieso belangrijk. Dat zet jongeren er dan soms wel toe aan om gaandeweg de overstap te maken van impliciete naar expliciete, actieve verwerving. Ze gaan dan zelf woorden opzoeken, formuleringen bestuderen of een juiste uitspraak inoefenen. Dat is net wat Evgueny, de zestalige journalist uit het eerste stukje van dit deel van onze reeks, beschreef in zijn column. Waar hij naar eigen zeggen eerst ‘leerde door te doen’ in Engelstalige spelletjes, ging hij meer en meer op zoek naar manieren om zijn taalvaardigheid te verbeteren om zo ook een sterkere gamer te worden.
Sundqvist wilde met haar extra-muros Engelseen parapluterm aanreiken, die contact met het Engels buiten de schoolmuren in al deze vormen en hoedanigheden kan vatten. Of dat contact bewust wordt opgezocht of niet, wat de aard is van het contact, en of er taalverwervingsintenties verbonden zijn aan het contact, is daarbij van ondergeschikt belang. Centraal staat of en hoé het extra-muros contact met het Engels, de vreemdetaalverwerving in natuurlijke context, dan de taalvaardigheid van de taalleerder beïnvloedt. Dat bestudeerde Sundqvist zelf in Zweden, maar werd intussen ook al uitgebreid onderzocht in Vlaanderen en Nederland.
De relatief late aanvangsleeftijd van Engels taalonderwijs in de Lage Landen vergeleken met andere Europese landen maakt van Vlaanderen en Nederland namelijk dankbare contexten voor studies naar de verwerving van het Engels ‘extra-muros’. Onderzoekers kunnen nagaan hoe ver de Engelse taalvaardigheid dankzij het contact extra-muros al staat nog voor het onderricht intra-muros opstart. Laten we dat even illustreren voor woordenschatkennis.
Voor Vlaanderen toonden verschillende studies aan dat kinderen daadwerkelijk al met een stevige Engelse woordenschat aan de start komen van het klasonderwijs. UGent-onderzoekers Vanessa De Wilde, June Eyckmans en Marc Brysbaert peilden onder andere naar de Engelse woordenschatkennis van 780 Vlaamse scholieren tussen tien en twaalf jaar. Ze gebruikten hiertoe een gekende meerkeuzetaak die nagaat of een participant de betekenis van woorden begrijpt (zie voorbeeld). De scholieren in hun onderzoek scoorden gemiddeld 65% op de test.
KU Leuven-onderzoekers Eva Puimège en Elke Peters delen deze bevindingen. Meer dan 600 leerlingen uit het vierde, vijfde en zesde leerjaar van het lager onderwijs, 10-, 11- en 12-jarigen dus, namen deel aan hun tests. De helft van hun groep werd getest op receptieve woordenschat, ook met een meerkeuzetaak. Die testscores gebruikten ze om woordenschatsgrootte van de deelnemer in te schatten. Daarvoor telden ze woordfamilies, groepjes woorden die een gedeelde stam hebben, zoals watching en watched. De tienjarigen uit het onsderzoek bleken naar schatting ongeveer 2300 woordfamilies te kennen, wat tot een goeie 3000 woordfamilies steeg voor de twaalfjarigen. Ter vergelijking: een kind met een geschatte woordenschatgrootte van 4000 woordfamilies zou genoeg woorden moeten kennen om zonder al te veel moeite alledaagse Engelse teksten te lezen.
Ook in Nederland is de Engelse woordenschatkennis van lagereschoolkinderen onderzocht. Zowel Claire Goriot en Roeland van Hout als Nihayra Leona en collega’s werkten voor hun studies met dezelfde multiplechoicetest als uit het UGent-onderzoek van hierboven. De resultaten van de test zelf liggen daarbij typisch in lijn met die uit Vlaanderen: nog voordat de Engelse les start, begrijpen kinderen al een boel Engelse woorden.
De vraag is dan hoe dat komt, en wat we eruit kunnen leren voor de verwerving van andere talen in onze omgeving.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: Make a short conversation
Laat een reactie achter