De resultaten van PISA zijn inmiddels weer met een laagje stof bedekt en een enkele eenzame strijder probeert dit er nog af te blazen, maar veelal tevergeefs. Steeds meer leerlingen halen de referentieniveaus voor taal niet en verlaten de school als functioneel analfabeet. Het PISA-onderzoek kijkt naar de zelfredzaamheid van onze 15-jarige leerlingen, nu en in de toekomst, en de resultaten zijn zorgwekkend. Er is een crisis. Die taal- en leesklimaatcrisis is alleen niet zo’n heel sexy probleem.
De afname van de leesvaardigheid en, iets breder, de taalvaardigheid van onze jongeren is van alle schoolse problemen zo stoffig als het klimaatprobleem. Deze analogie lijkt vergezocht, maar er zijn meer parallellen dan je denkt. Zo goed als iedereen snapt dat we er een zootje van maken, ook al ben je het niet eens met de maatregelen. De oplossingen worden ontworpen voor de lange termijn, zijn lastig en complex en dus niet te leveren in hapklare brokken. Van het oplossen van het probleem word je niet beroemd of miljonair. Waarschijnlijker moet je stapsgewijs en met veel samenwerking tussen diverse partijen met verschillende belangen toewerken naar een rijker taal- en leesklimaat waarin ook degenen kunnen bloeien die niet al zelfredzaam zijn.
Geïntegreerd
Het grootste overeenkomstige probleem is volgens mij het gebrek aan urgentiebesef. De mentaliteit lijkt: als we vandaag niets doen, kunnen we het morgen ook wel oplossen. De PISA-resultaten waren in 2014 en 2018 ook al zorgwekkend. De resultaten van 2022 waren verontrustend voor iedereen die al op de hoogte was, maar ze waren niet heel verrassend, want er was nog weinig wezenlijk veranderd aan ons taal- en leesonderwijs.
Net als bij een klimaatcrisis heeft lang niet iedereen er voortdurend last van. Niemand gedijt goed bij extreme hitte, watersnood of een naderende storm. De gebieden waar de kansarmere mensen leven, worden echter vaak het hardst geraakt. Bij achterstanden in taal- en leesvaardigheid is het probleem juist het grootst bij leerlingen uit de sociale milieus waar ouders niet in staat zijn om hen bij te spijkeren of voor dure bijlessen te betalen. Als het niet jouw probleem is, waarom zou je dit dan willen oplossen? En zo groeit de ongelijkheid in ons onderwijs.
TeacherTapp stelde aan docenten van verschillende vakken vragen over de taalvaardigheid op Nederlandse scholen. Wiens verantwoordelijkheid is het dan om de problemen op te lossen? Uit de antwoorden van de docenten van het voortgezet onderwijs blijkt dat de meesten de noodzaak inzien van meer aandacht voor taalvaardigheid in de klas. Dit is volgens hen ook niet alleen de taak van de docent Nederlands, de schoolleiding, het basisonderwijs of de overheid, maar een taak van alle docenten (tabel 1). Daarbij vindt men dat taalvaardigheid geïntegreerd moet worden in alle vakken (tabel 2).
Verstoffen
Aan de andere kant zijn er andere prioriteiten en is er de waan van alledag, zodat taalvaardigheidsontwikkeling er toch vaak bij in blijkt te schieten. Docenten geven aan dat er op veel scholen nog wel een beetje is geïnvesteerd in taalcoördinatoren, scholing van docenten of leesuren, maar met name op het voortgezet onderwijs zijn er erg veel scholen waar een effectieve taalvaardigheidsaanpak nog steeds afwezig is of onvoldoende uitgewerkt (tabel 3 en 4). Daarin is nog niet meegenomen dat het per school ook erg verschillend is of en hoe er aandacht wordt besteed aan deze aanpak. De verschillen tussen scholen zijn groot. De meeste docenten merken op dit moment wel dat de huidige taalvaardigheid een negatieve invloed heeft op de prestaties van leerlingen bij alle vakken (tabel 5). Op de scholen blijkt die noodzaak er dus zeker te zijn.
Ondertussen lijkt het onderwijs en daarmee de toekomst van onze jongeren geen heet hangijzer bij de formatiebesprekingen. Lerarentekort, kansengelijkheid en zorgen over de taalvaardigheid leggen het af tegen scheuren op de snelweg. De mooie initiatieven van bezorgde docenten en onderzoekers lijken nog te veel op hozen met een lek emmertje, terwijl de storm doorraast over onze jongeren. Dan zet het weinig zoden aan de dijk wanneer de scholen geen stimulans krijgen vanuit die overheid om opleidingen te verbeteren en meer te doen voor een rijker taal- en leesklimaat.
Gelukkig zijn die docenten met hun emmertjes er nog wel. De docenten die met liefdewerk oud papier proberen in hun lessen een rijk leesklimaat te creëren en die met de taalvaardigheid van hun leerlingen aan de slag gaan. Niet voor het grote geld of een sexy massasentiment, maar voor de jongeren die nu op school zitten, de jongeren die op dit moment beter onderwijs verdienen en die niet kunnen wachten op trage besluitvorming en desinteresse vanuit politiek en maatschappij. Het fundament voor hun toekomst wordt nu gelegd. Moet je dat laten verstoffen? Het gaat maar over mensen.
Els Stronks zegt
De overheid investeert wel, vanuit gevoel voor urgentie: via het Masterplan Basisvaardigheden, de actualisatie van de kerndoelen en eindtermen Nederlands, en ook door toekenning van NWA-subsidie (zie http://LeesEvolutie.nl). Verbetering zal inderdaad moeten komen door grootschalige samenwerking. Ik ben als trekker van het NWA-project LeesEvolutie niet onpartijdig, maar denk dat het meer helpt bij te dragen aan die grootschalige samenwerking dan te suggereren dat de overheid niets doet. Als je je bijvoorbeeld aan wilt sluiten bij LeesEvolutie, welkom!