Toen Over de liefde verscheen, vertelde de schrijfster her en der dat ze eigenlijk een essay had willen schrijven, maar dat de tekst onder haar handen tot een roman geworden was. Dat zou onder andere de essay-achtige titel van haar boek verklaren. Maar ik denk dat dit in ieder geval deels een misleidende uitspraak was.
Want Over de liefde is net zo goed een essay als een roman.
Een roman is altijd een poppenspel dat de schrijver voorspeelt aan de lezer: kijk, ik zet dit personage hier en die doet dan dit, en dat vindt dat andere personage daarvan. Maar de functie van dat poppenspel kan reflectie zijn, openlijk nadenken over waarom personages dit doen of ergens dat van vinden. Een semiautobiografische roman leent zich goed voor dat spel: je maakt dan van jezelf een pop die je in een poppenhuis zet dat net wat anders is.
Ik geloof dat er bij verschijnen geen recensent was die in ieder geval niet even wees op het feit dat Doeschka Meijsing verlaten was door haar vriendin, een bekende journaliste, zoals dat de hoofdpersoon van Over de liefde, Pip, ook overkomt. Het boek speelt zich ook overduidelijk af in de grachtengordel – de meeste personages zijn grachtengordelmensen die van het goede leven denken te genieten omdat ze van citroenijs in wodka houden en goede gesprekken voeren met vrienden, en aan het eind verliest Pip zich zelfs bijna letterlijk in het ijskoude grachtenwater.
Maar het boek is ook als je niet in die kringen verkeert, een hartverscheurende overpeinzing over de liefde.
Pip is dus door haar vriendin, Jula, verlaten na een relatie van 12 jaar. Ze raakt in een depressie, sluit zich op in haar huis en wil niemand meer ontvangen, terwijl ze terugdenkt aan haar eerdere liefdes: die met Jula, maar ook die met Maret, die ook al eindigde, en één ervoor waarover – ik vind dat een heel mooi detail – we eigenlijk niets te weten komen behalve dat hij mislukt is. En dan is er nog Pips grote en vruchteloze verliefdheid op haar lerares op de middelbare school, Buri Vermeer.
Allerlei vormen van liefde komen aan de orde: niet alleen de verscheurende tussen partners, die voortdurend kapot gaat, maar ook die tussen vrienden en tussen broers en zussen. De liefde is in Over de liefde nauwelijks iets van tussen de generaties: Pips ouders worden niet bepaald afgeschilderd als mensen om van te houden, en Pip heeft zelf geen kinderen en over die van anderen glijdt haar blik hooguit af en toe een beetje heen. Aan de andere kant is Jula in ieder geval flink veel jonger dan Pip, terwijl Buri natuurlijk tot ongeveer de generatie van haar ouders behoort.
Wat is de liefde toch iets onbegrijpelijks. Pip presenteert zich als iemand van wie het moeilijk te houden is, terwijl er tegelijkertijd toch van haar gehouden wordt, maar dat alles zonder dat ze kennelijk voor iemand de enige ware is. Overal en altijd ligt bovendien het bedrog op de loer.
Uiteindelijk vindt de roman een hoogtepunt in een liefde waarop een groot taboe rust. Pip raakt in gesprek met Buri, die haar een bekentenis doet: zij is als jong meisje tijdens de Tweede Wereldoorlog verliefd geweest op een kampbewaker in een Japans kamp. De man werd aan het eind van de oorlog geëxecuteerd en iedereen die van de verhouding wist, ging ervan uit dat Buri wel verkracht zal zijn geweest. Maar hij is altijd haar grote, onbereikbare liefde geweest.
Liefde is verschrikkelijk en verschrikkelijk mooi. Dat is zo’n cliché dat je het alleen kunt uitdrukken door het uit te spelen in een magistrale roman zoals Over de liefde.
In 2024 lees ik 50 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Marie Kessels, Ruw (2009)
Laat een reactie achter