Dat je lichaam bepaalt hoe je in het leven staat, is duidelijk. Maar hoe geef je dat weer in de lichaamsloze taal binnen de kaften van een roman? Als wij allemaal een ander lichaam hebben, kijken we alleen al om die reden allemaal minstens een beetje anders naar de wereld. Hoe kunnen we elkaar dan begrijpen?
Gemma, de hoofdpersoon van Ruw (2009) van Marie Kessels, is niet zo lang geleden door een ongeluk ineens blind geworden. Zij weet dus wat het is om een dergelijke ingrijpende verandering in je lichaam, zo’n radicale verandering in je verhouding met de alledaagse werkelijkheid, te ervaren. Ze stort zich op die nieuwe manier. Of zulke gretigheid ook tot de lichamelijke eigenschappen gerekend moeten worden, weet ik overigens niet zeker: er zijn wel meer manieren waarop we van elkaar verschillen.
En toch kun je als, pakweg, ziende man, gemakkelijk met Gemma meegaan. Er gaat een wereld voor je open – eindeloze tochten door een stad, vooral ’s nachts, als de kans dat je tegen mensen botst minder groot is, en een nieuwe heel intensieve manier van lezen, met je vingertoppen over Braille-letters.
Ruw is een boek over veel dingen. De Librisjury (die de prijs uiteindelijk niet aan Kessels gaf) zag er een pleidooi in voor langzaam leven en langzaam lezen. Dat is te begrijpen: Gemma schuifelt door de stad en moet zich op kleine details richten om te weten waar ze is. Wie niet ziet, mist nu eenmaal ‘het overzicht’. Je moet het doen met je voelt met je stok en met wat je hoort – en in het eerste geval gaat het om zaken die dichtbij zijn, en in het tweede geval om wel heel brede streken. En lezen, zo maakt Gemma duidelijk: is ook iets heel anders. Met je oog zie je ook hele woorden en zelfs woordgroepen in een oogopslag, in ieder geval als je wat ervaren bent. Met een vingertopje lukt dat nooit – je leest altijd letter voor letter.
Het is inderdaad heel interessant hoe Kessels dat allemaal invoelbaar maakt. Je kunt lezen over iemand die heel anders leest dan jij, en dan even het gevoel hebben dat jij ook zo leest.
Tegelijkertijd gaat Ruw over nog veel meer. Over je aanpassen aan de omstandigheden bijvoorbeeld. Gemma is een toonbeeld van hoe dat kan:
Overleven wil zeggen: bliksemsnel veranderen én uit alle macht degene blijven die je altijd bent geweest. Het wil zeggen: je doorluchtige ego hol maken om gemakkelijker nieuwe kennis te kunnen verwerken én – daar dwars tegenin – je ego koesteren om voor die kennisverwerking de moed en de lust op te brengen
En zo gaat Ruw ook over het nut van voorspelbaarheid en clichés. Zeker als je bent aangewezen op details in het leven of het lezen, is het goed als je steeds min of meer kunt voorspellen wat er gaat gebeuren, zodat je het grote plaatje als het ware al voor je hebt. Tegelijkertijd ergert Gemma zich aan De stad der blinden van José Saramago, juist vanwege die clichés.
Ruw is een van de wijste boeken die deze eeuw in het Nederlands verscheen.
In 2024 lees ik 50 romans uit het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw.
De volledige lijst staat hier. Volgende week: Herman Koch, Het diner (2009)
Laat een reactie achter