Dode schrijvers, natuurlijk geloven we niet meer in hun wederopstanding – maar wel in het voortbestaan van hun werk. Wat hebben we mooie regels te danken aan onze schrijvers, regels die niet vergeten worden: Een nieuwe lente en een nieuw geluid, Denkend aan de dood kan ik niet slapen, en niet slapend denk ik aan de dood, Ik ween om bloemen in de knop gebroken, Ambrosia wat vloeit mij aan, O, als ik dood zal, dood zal zijn, Je moet ‘bal’ zeggen, dolfijn. Ik noem er maar wat, willekeurig (behalve de laatste). Herman Gorter, J.C. Bloem, Willem Kloos, Jan Engelman, J.H. Leopold, Hans Faverey, als ik hun graven zou bezoeken, zou ik er een bloem neerleggen, zoals de nu bijna gepensioneerde Aad Meinderts gedaan heeft kort nadat hij in 2009 aantrad als directeur van het Literatuurmuseum. Hij bezocht toen 100 graven, ook in het buitenland. Witte rozen legde hij er neer.
Daar waren graven als ruïnes bij, graven die opgepoetst waren, graven die slechts na hakwerk tussen het klimop tevoorschijn kwamen. Ook het graf van Hans Faverey op Zorgvlied in Amsterdam kreeg een roos.
Een half jaar geleden kreeg ik een mail van Aad: hij had van iemand gehoord dat Faverey’s graf geruimd was. Dat bleek zo te zijn. Dat gebeurt als er geen nabestaanden meer zijn die zich om het voortbestaan ervan bekommeren. Toch had ik enkele jaren geleden doorgegeven aan het kantoor van Zorgvlied dat ik de contactpersoon voor Faverey was – het heeft niet mogen baten. De kantoormensen konden geen erven vinden – ik ben inderdaaad geen echte erfgenaam – er werd niet meer betaald voor het onderhoud, vervolgens verscheen er drie maanden lang een bordje bij het graf: we ruimen als er zich niemand aandient, en dan – weg. Nee, eens in de drie maanden kwam ik er niet en dus was ik te laat.
Het had anders kunnen lopen. Als ik gewaarschuwd was, had ik contact op kunnen nemen met het Cultuurfonds over het fonds Perzik van Onsterfelijkheid. Dat CultuurFonds op Naam is specifiek opgericht door de Koninklijke Boekverkopersbond met als doel om graven, meer in het bijzonder grafmonumenten en -tekens van Nederlandse schrijvers, te behouden, herstellen en in stand te houden. Beheerders, familieleden en liefhebbers van overleden auteurs kunnen een aanvraag indienen voor een financiële bijdrage. Er is momenteel nog een ruim budget beschikbaar. Het Cultuurfonds heeft al flink wat graven van de ondergang gered. Jacques Perk, Maria Dermoût, Albert Verwey, Nicolaas Beets, Herman de Man bijvoorbeeld.
Op de site Letteren – Stichting Dodenakkers.nl staat een lijst met 56 schrijversgraven, met foto’s van de graven. Het graf van Carry van Bruggen in Laren bijvoorbeeld – het ligt er deplorabel bij. Zo zullen er talloze kerkhoven en begraafplaatsen zijn met deplorabele graven van schrijvers die waard zijn aan ze te denken, ze te citeren, ze te herlezen, ze opnieuw uit te geven. Een verwante lijst, maar dan van woonhuizen van overleden schrijvers, is te vinden op de site van De Groene: Kaart van Nederlandse schrijvershuizen – De Groene Amsterdammer
Ik weet het, voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij, om J.C. Bloem nog eens te citeren. Het bezoeken van graven is sentimenteel, het is druipnatte romantiek, Boudewijn Büch-pathos, totaal overbodig toeëigeningsgedrag, en wat je er nog meer aan onaardigs over zou kunnen zeggen. En toch kan ik niet naar Père Lachaise gaan zonder een kaarsje neer te zetten bij de urnplek van Maria Callas, en niet naar Hornsey bij Londen zonder een snoeischaar en een bos bloemen om het telkens weer overwoekerde graf van Gerrit van de Linde (De Schoolmeester) zichtbaar te maken. Jacob van Lennep in Oosterbeek krijgt geregeld bezoek van me, en als ik geen bloemen bij me heb, pluk ik ze in de lommerrijke buurt. Een paardenbloem voldoet ook. Betje Wolff is er nu ook bij gekomen: weliswaar liggen haar knoken in een verzamelgraf, maar het kleine Scheveningse kerkhof waar ze met Aagje Deken gelegen heeft is er nog, met een plaquette bij hun gezamenlijk onderkomen.
Zo zullen er heel wat lezers zijn die een favoriet schrijversgraf hebben. Ik hoop niet dat hun hetzelfde overkomt als mij met Faverey. Er is een remedie: waarschuw op tijd de Perzik der Onsterfelijkheid. Er is geld. Niet alleen om ruimen te voorkomen, ook om stenen op te knappen. Wie er meer van wil weten, kan voor verdere informatie terecht op de webpagina van het CultuurFonds op Naam: Fonds Perzik van Onsterfelijkheid – het Cultuurfonds.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Marita Mathijsen
Reinier Salverda zegt
Beste Marita,
Wat een prachtig stuk, dankjewel!
Maar treurig ook, dat het graf van Faverey zo totaal verdwenen is.
Alleen nog een foto over!
Daarom: is het een idee om – naast degenen die je al genoemd hebt – nu verder, samen met bijvoorbeeld de Maatschappij, het Fonds voor de Letteren, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, de KANTL, de Stichting Ons Erfdeel en anderen meer, een wereldomspannende kaart te maken van de Nederlandse letteren in de ruimste zin, gewijd aan dit culturele erfgoed en de monumentenzorg die daarbij komt kijken, met focus op schrijvers, schrijfsters, hun werken, graven, monumenten en verdere herinneringsplekken, waar die verspreid over de hele wereld maar te vinden zijn?
Zoals bijvoorbeeld op de Indonesische erebegraafplaats van Tangerang bij Jakarta, waar twee helden van hun vrijheidsstrijd herdacht worden door hun vader, de nationalist Margono Djojohadikusumo (1894-1978), met de prachtige dichtregels ‘Wij zijn de bouwers van de tempel niet/Wij zijn enkel de sjouwers van de stenen’, van de grote Nederlandse dichteres en visionaire socialiste Henriette Roland Holst (1869-1952), in de vertaling van Rosihan Anwar (1922-2011): ‘Kami bukan pembina tjandi/Kami hanja pengankut batu’.
Een wereldproject voor de Nederlandse Taalunie?
Reinier Salverda
University College London
Bart de Coo zegt
Bernard ter Haar, Peter de Génestet en Willem Hofdijk in Rozendaal (Gld). Die drie liggen het állermooist vergeten te worden, vooral Hofdijk. Wat een graf.