Over de witte wieven en witte juffers in Nederlandse sagen
Afgelopen maart was er op de Nederlandse televisie een spookachtige, folkloristische horrorfilm te zien: Witte Wieven door regisseur Didier Konings (2024). Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen en brengt de griezelige wezens op prachtige wijze tot leven. De kijker kon zich onderdompelen in het historische Oost-Nederland, waar men Nedersaksisch sprak, en waar christelijk geloof en volksgeloof een grote rol speelden in het dagelijkse leven. De hoofdpersoon Frieda (Anneke Sluiters) komt in aanraking met de Witte Wieven, die zich ophouden in het donkere bos, het ‘bos der dwalingen’. Vanwege de titel is het voor de kijker glashelder waar de film over gaat. In de dialogen komt de term ‘witte wieven’ niet voor. Maar de vraag blijft: wat zijn deze bovennatuurlijke wezens? Sprekende nevel, mythische boswezens, of ronddolende overledenen?
Witte, magische, machtige wezens
Er wordt wel beweerd dat ‘wit wief’ eigenlijk ‘wijze vrouw’ zou betekenen. Men legt hiermee dan een verband tussen ‘wijs’ of ‘weten’ en ‘wit’ in de Nederlandse taal, een aannemelijk klinkend argument, hoewel het onduidelijk is waar dit vandaan komt. Er zijn geen historische bronnen die dit verband aantonen. In de Nederlandse taal lijkt ‘wit’ wel op ‘weten’ of ‘wijs’, maar richten we onze blik op andere talen, dan verdwijnt dit verband. In het Frans, bijvoorbeeld, staan ze bekend als les dames blanches. Ook het Duits volgt de trend van de witte kleur met Weiße Frauen, maar wordt ook hier soms in verband gebracht met het hedendaagse ‘wissen’, dat weten betekent in het Duits. In het Engels noemt men ze de white ladies. Soms wordt de connectie gemaakt tussen ‘white’ en ‘witty’, maar dit heeft een andere connotatie dan ‘wijs’ in het Nederlands (Van Dam e. a., 1996, p. 16). Bovendien werd in de zestiende eeuw ‘witte vrouwe’ naar het Latijn vertaald als ‘sybilla alba’ door de Vlaamse woordenboekmaker Cornelis Kiliaen.
Het idee van de vroegere geneesvrouwen of meesteressen in magie lijkt daarmee toch een twijfelachtige aanname. Niettemin zijn er meerdere moderne bronnen die dit verband trachten te benadrukken.
Ook in het WNT, het Woordenboek der Nederlandsche Taal, is niet te zien dat ‘witte vrouwe’ ooit een connectie gehad zou hebben met het mystieke of het wijze. Desondanks is het een bekend maar modern beeld van vrouwen die macht zouden hebben en daarom werden gevreesd. De term wit wief zou een beschimping zijn geweest om de vrouwen op deze manier minder respect te tonen (Van Dam e. a., 1996, p. 16).
In de film Witte Wieven (2024) worden ook heidense magie en vrees met elkaar verbonden. Frieda is al lange tijd kinderloos, maar door hulp van de witte wieven raakt ze uiteindelijk toch zwanger. De dorpelingen, vooral de pater, maken haar uit voor ontrouw of zelfs overspelig. Ze zou met de duivel heulen, omdat ze zo plotseling wel zwanger kan raken. Hierin neemt het verhaal een feministischer standpunt. Frieda is de held van het verhaal, en de witte wieven zijn niet kwaadaardig neergezet, al vormen ze wel een kwade kracht volgens de dorpelingen. Het thema van het verhaal — de positie van vrouwen en vrouwenhaat — blijkt pijnlijk actueel, zeker wanneer Frieda haar vriendin toefluistert dat ze in het dorp niet alles mogen geloven. Ook al helpen de witte wieven Frieda, ze blijven volgens de dorpelingen kwaadwillende en heidense krachten.
Het onzichtbare volk
Sagen over witte wieven en witte juffers komen, hoewel wat dun verspreid, in heel Nederland voor. Ook in andere landen zijn ze bekend in de folklore, vooral in West-Europa. Er zijn geen duidelijke regionale verschillen, deels omdat hun karakter niet vaststaat. De kenmerken die het duidelijkst zijn — bovennatuurlijke vrouwelijke verschijningen in het wit — hebben ze allemaal gemeen. Ook binnen Nederland zijn er geen grote gradaties, en hoewel de verhalen in heel Nederland bekend zijn, lijken de bekendere en langere verhalen uit het Veluwegebied, Drenthe en Gelderland te komen.
Op het gebied van magische wezens zijn er wel enkele verbanden aan te wijzen. De wieven kunnen niet altijd worden waargenomen en zijn vrouwelijke wezens. Hiermee lijken ze op elfen of alven. Een ‘alf’, een zeer oude term, heeft meerdere invullingen, maar het staat vast dat die wezens vanuit het niets kunnen verschijnen en bepaalde bovennatuurlijke krachten bezitten. Ook dit woord werd door Cornelis Kiliaen vastgelegd in zijn zestiende-eeuws woordenboek.
In het verlengde van de alven bestaan ook de auver- of alvermannekes. Men noemt ze ook wel kabouters: kleine mannetjes die al dan niet onzichtbaar zijn of kunnen worden. (Blécourt e. a., 2010, p. 160). Ook hier speelt het thema van zichtbaarheid.
De Keltische ‘faeries’, het ‘fae folk’ of ‘fair folk’ zijn eveneens elfachtigen met vreemde krachten en ze worden ook wel ‘little people’ genoemd (Blécourt e. a., 2010, p. 260).
De familie van elfachtige wezens blijkt daarmee behoorlijk divers. Hoewel er meerdere overeenkomsten zijn, onderscheiden de verschillende groepen wezens zich vooral door het gebied waarin zij leven. De voor hen gebruikte termen, de vertelde ontmoetingen met deze wezens, en de aan hen toegekende bovennatuurlijke krachten, verschillen. Het motief van magie speelt bij allen een rol, en de mensen horen hen dan ook te respecteren en te vrezen.
In Nederland is de Witte Wievenkuil van Zwiep beroemd. Dit volksverhaal is waarschijnlijk ontstaan uit een kortere sage, en in de negentiende eeuw romantisch uitgewerkt. Het langere verhaal vertelt over drie witte wieven die hun witte wievenkuil in het Gelderse Lochem bewonen. Zij blijken goedaardig wanneer zij in het verhaal een dappere jongeman helpen een wedstrijd te winnen van zijn rivaal om met een mooi meisje te kunnen trouwen.
Veel sagen zijn van oorsprong vrij kort en waren over het algemeen meer bedoeld als volksgeloof of om schrik aan te jagen. Het verhaal van Zwiep is tamelijk lang en bevat ook nog een romantisch element. Dat is dan ook later ingevoegd door de romantische dichter A.C.W. Staring in de negentiende eeuw. Het verhaal is tegenwoordig vrij bekend, hoewel het nog maar weinig weg heeft van een sage. Er worden wel verhalentochten georganiseerd en de Lochemse bakker vertelt ook hoe deze drie witte wieven gek zouden zijn op ‘witte wievenkoek’, een lokale specialiteit (Blécourt e. a., 2010, p. 258-259).
Een analyse van Nederlandse sagen
Er zijn via de volksverhalenbank ruim tweehonderd sagen te vinden over de witte wieven. Om een analyse te maken van de motieven en het karakter van de witte wieven, zijn sagen uit verschillende provincies bekeken. De meeste sagen bestaan uit slechts enkele zinnen over een ontmoeting met een wit wief, andere zijn langer en bevatten meer details om de witte wieven beter te kunnen begrijpen. Deze analyse heeft niet alleen betrekking op specifiek witte wieven, ook witte juffers zijn meegenomen. Zijn zij mogelijk wezenlijk anders dan de witte wieven? Eenmaal dook ook de benaming van een wit meisje op in een Friese sage. In Groningse verhalen werd wel de term ‘widde juvvers’ gebruikt voor deze witte verschijningen en in Vlaamse sagen gebruikt men wel de benaming Witte Madam. Ze variëren van gedaanten van vrouwen aan de ene kant, en sprekende mist aan de andere kant van het spectrum.
De Nederlandse verzamelaar Jacques Sinninghe heeft in de twintigste eeuw een catalogus gemaakt van typen sprookjes en sagen. Met de verschillende typenummers is het mogelijk meer inzicht te krijgen in onder andere de structuur van sprookjes en sagen, en hoe vaak bepaalde soorten voorkomen. Deze typen van Sinninghe zijn overgenomen in de Volksverhalenbank van de Lage Landen van het Meertens Instituut. De typen, bekend als SINSAG-nummers 0301 tot en met 0311, gaan specifiek over de sagen over de witte vrouwen. Hieronder zijn kort al deze typen weergegeven met hun originele Duitse omschrijving van het sagentype en het aantal voorkomens in de Volksverhalenbank.
Een speciale categorie vormen de verhalen over de spinwijven, die in enkele verhalen gelijk staan aan de witte wieven. Toch worden ze vaak alleen aangeduid met de term ‘spinwijf’ of ‘spinwief’. Zij zitten te spinnen achter een wiel en hebben in sommige gevallen de kracht om iemand te helpen of juist te benadelen en daarmee angst aan te jagen.
De dans van de witte wieven wordt ook beschreven in meerdere sagen. Vaak zegt men dat ze dansen rond een bepaalde plek, zoals een plas. Soms zelfs gebeurt dit alleen om een precieze tijd. Zoals in deze korte sage, waarin de witte wieven alleen tevoorschijn komen om te dansen wanneer het klokslag twaalf uur ‘s nachts is, het traditionele spookuur.
Soms is er duidelijke interactie vanuit de wieven naar de mensen toe. Dit kan goedschiks, maar ook kwaadschiks. In sommige sagen nemen de witte vrouwen wraak. Het gaat daarmee wel om verhalen waarin hun onrecht is aangedaan. Opvallend is dat zij vaak hun woede richten op mannen. Vrouwen laten witte wieven over het algemeen met rust (Van Dam e. a., 1996, p. 23). Via deze verhalen is te zien hoe men deze wezens ziet: als machtig, bovennatuurlijk volk, dat gerespecteerd moet worden. Als de witte wieven — en overigens ook gerelateerde magische wezens — worden verstoord, komen zij de onruststoker spoedig achterna, soms met rampzalige gevolgen.
In enkele verhalen wordt zelfs gespecificeerd dat de witte juffers of juffrouwen zondaars of dronkelappen straffen voor hun gedrag. Dit kan plagend zijn, maar ook wordt verteld van angstaanjagende schrik.
Aan de andere kant kunnen de witte wieven en juffers er ook voor kiezen om mensen te helpen. In sommige verhalen brengt hun verschijning geluk, of brengt een ontmoeting voorspoed. Echter blijven het zeer ambivalente wezens.
Andere ontmoetingen met witte verschijningen
Tenslotte zijn er nog enkele verhaaltypen die sporadisch voorkomen. Toch geven ze meer inzicht in de handelingen van de witte wieven en juffers. Er zijn sagen waarin een sterfgeval wordt aangekondigd door deze wezens. Deze kracht wordt slechts enkele keren aan hen toegeschreven.
Soms dwaalt een witte juffer rond, maar wordt zij verlost door een voorbijganger die een bepaalde belofte inlost of waarmaakt. In één geval gaat het om het herstellen van een kapel. De vrouw is in dit geval dan weer een teruggekeerde dode. Zodra de kapel hersteld is, verdwijnt ze en wordt ze ‘s nachts niet meer gezien. In deze verhalen komen alleen witte juffers of juffrouwen voor, maar geen witte wieven.
In enkele gevallen bewaken de overleden vrouwen ook een schat, op plekken zoals een oud slot. Het is zeker mogelijk dat de witte wieven op zeker moment verkeerd werden begrepen als zielen van overledenen; zulke zielen zijn namelijk typisch de bewakers van schatten (Blécourt e. a., 2010, p. 311). De witte juffers als teruggekeerde doden zouden een ander type verhaal zijn, dat mogelijk later is opgekomen dan de verhalen rond witte wieven (Borman, 2011, p. 89).
Andere ontmoetingen met witte vrouwen, wieven, of juffers worden onder eenzelfde verhaaltype geschaard. Er zijn enkele subtypes binnen dit motief, zoals het blokkeren van de weg van een voorbijganger of wandelaar, of het juist begeleiden van een reiziger.
Vaak gebeuren al deze ontmoetingen ‘s nachts of in de schemer. Dit maakt het aannemelijk dat men zich wel eens verbeeldde iets te zien in het donker, in bijvoorbeeld laaghangende nevel of mist.
Witte wieven versus witte juffers: toch iets anders?
De verschillende sagentypen geven geen eenduidig beeld van het karakter en handelen van de witte verschijningen. Toch is er een zekere distinctie tussen de witte wieven en de witte juffers. Verhaaltypen die gereserveerd lijken voor de witte juffers gaan over het ronddwalen als ziel na de dood en het verlost worden, waarna ze alsnog naar een uiteindelijke rustplaats kunnen. Dat lijkt bewijs voor een kenmerkend verschil: witte wieven kunnen geen teruggekeerde doden zijn, witte juffers wel. Alleen de term witte juffers kan gebruikt worden voor teruggekeerde doden, de term witte wieven niet. Omgekeerd wordt de term witte juffers wél voor andere ontmoetingen en verschijningen binnen de sagen gebruikt, en zijn andere verhaaltypen niet gereserveerd voor de witte wieven.
Hiermee zou de scheiding die Borman aanbrengt, standhouden. Een ander verschil is hun verschijningsplek. Witte wieven zouden vooral bij grafheuvels, plassen, of bossen verschijnen, en juffers vaker bij oude kastelen of kruisingen van wegen.
Grafheuvels en bossen, verborgen en ver weg van de menselijke beschaving, zijn plekken van de bovennatuurlijke wezens: de witte wieven. Daar waar mensen woonden of hebben gewoond is meer kans op overleden slachtoffers, de witte juffers.
Daarnaast speelt het thema rond provocatie een rol door alle verhalen heen. In een groot deel van de gevallen verstoort iemand, vaak een man, de witte verschijning, en daarvoor straft zij hem, of jaagt hem schrik aan. Dit past binnen het volksgeloof dat de sagen vaak kenmerkt: men maakte elkaar bang met deze verhalen, maar waarschuwde ook voor bovennatuurlijke wezens of gevaarlijke plekken.
De witte wieven op het witte doek
De wezens in de film Witte Wieven (2024) lijken op boswezens of bosgeesten, met machtige bovennatuurlijke krachten. Niet alleen wordt Gelo, de slager uit het dorp, gruwelijk gestraft omdat hij Frieda achternazit tot diep in het bos, ook kiezen de wieven ervoor om Frieda actief te helpen. Frieda doet namelijk een ‘wormenproef’ in het verhaal, op aanraden van de pater. Hij heeft de touwtjes in handen in het zeer gelovige dorp. Een schaal met een enigszins onduidelijke massa erin wordt begraven. Wanneer deze later wordt opgegraven en er wormen in zitten, moet dat aanduiden dat Frieda onvruchtbaar is. Zijn er geen wormen, dan kan ze kinderen krijgen. Frieda besluit in de film om zelf de schaal op te graven. Er zitten wel wormen in, maar deze lossen op in een lichte nevel, die richting het bos waait. Dit ‘bos der dwalingen’ is het domein van de witte wieven, dus moet dit wel door hun toedoen zijn gebeurd. Ook krijgt Frieda een bollere buik, maar is deze wel doortrokken van donkere strepen. Voor de dorpelingen is dit allesbehalve een goed teken. Het geloof en de bangmakerij spelen daarmee ook een grote rol.
Dit bij elkaar genomen, passen de witte wieven uit de film wel in het plaatje van de witte wieven uit de sagen: wezens met bovennatuurlijke macht, die ‘s nachts kunnen verschijnen en zowel kunnen straffen als helpen. Er wordt in de film niet duidelijk gemaakt of zij teruggekeerde doden zijn of bovennatuurlijke boswezens. Toch kan met enige zekerheid gezegd worden dat het hier wél gaat om witte wieven, en geen witte juffers. Hun verschijningsplek en domein is namelijk het duistere Bos der Dwalingen, een plek die de dorpelingen mijden. Daarnaast bezitten de wezens mystieke krachten, die in de oude sagen niet worden toegeschreven aan de witte juffers. De witte juffers zijn overleden mensen die verder geen macht bezitten wat betreft bovennatuurlijke wonderen.
De film Witte Wieven geeft een mooie, moderne interpretatie van de oude wezens, zonder inbreuk te maken op het karakteristieke ambivalente karakter van de witte wieven.
Literatuurlijst
Blécourt, de, W., R.A. Koman, J. van der Kooi, T. Meder. 2010. Verhalen van Stad en Streek: Sagen en Legenden in Nederland. Amsterdam.
Borman, Ruud. 2011 Witte wieven en elfen: fluisteringen uit de andere wereld. Geesteren: A3 Boeken.
Dam, M. van, L. Fraanje, R.N. Wijnsma. 1996. Over dwaallichten en witte wieven op de Veluwe. Barneveld: Stichting Jac. Gazenbeek.
IFFR over de film Witte Wieven. 2024.
Sinninghe, J.R.W. 1943 Katalog der niederländischen Märchen-, Ursprungssagen-, Sagen- und Legendenvarianten. Helsinki.
Volksverhalenbank van de Lage Landen
Witte Wieven via Koolhoven Presenteert, NPO Start. 2024.
WNT. ‘Vrouwe’. Laatst geraadpleegd: 10-05-2024.
Laat een reactie achter